INLEIDING
2 KENM ERKEN VAN ‘DE LERAAR’ ALS UITGANGSPUNT
1. Inzicht hebben in & betrokken zijn bij het zwemmen in het geheel van opvoeding en onderwijs.
‘waar wil ik naartoe?’
De lrk LO heeft een scherp beeld voor ogen van wat hij nu & op lange termijn wil bereiken
Hij is emotioneel sterk betrokken bij die na te streven doelen & moet ze als zeer waardevol
accepteren
2. Zelf kunnen zwemmen: de eigen zwemvaardigheid ontwikkeld hebben. Van ‘ervaren’ naar
‘inzicht’
Bewegingservaring in het water maakt het mogelijk om een beweging te begrijpen
2 UITGANGSPUNTEN VOOR H ET ZWEMONDERWIJS VANUIT HET VAKCONCEPT LO
1. Het vak LO is volgens de decreetgever een ‘leergebied’ in het lager onderwijs, een ‘vak’ van de
basisvorming in het secundair onderwijs. LO is motorische basisvorming gericht op het
ontwikkelen van:
De motorische competentie
Een gezonde & veilige levensstijl
Een positief zelfbeeld & sociale relaties dmv bewegingsactiviteiten
2. Het vakconcept vraagt ook aandacht voor de ontwikkeling van een gezonde & veilige levensstijl.
Zwemonderwijs kan ook hierin zijn finaliteit krijgen.
DIDACTISCHE ANALYSE VAN ZWEMLESSEN
DE LESSTART
Leerlingen aanspreken gebeurt voor ze zich omkleden
Moedig leerlingen aan om met badmuts en zwembrilletjes te zwemmen
o Langharige → badmuts erg nuttig
Meedelen van de opwarming:
o Voor het douchen of voor het binnenkomen van de zwembadhal, als de opwarming
eenvoudig te begrijpen is
o Eerst te laten douchen → zien dat ze niet afkoelen, kort houden
Douchen niet functioneel → geen stortbad nemen
De leraar is herkenbaar (short, T-shirt en eventueel slippers) & heeft zijn zwempak onderaan
De leraar is voor de 1ste leerling in de zwembadhal & verlaat als laatste
Lagereschoolkinderen na de koude prikkel naar het toilet laten gaan
Materiaal dat gebruikt wordt is binnen handbereik
1
, Zwemvliezen passen & klaarleggen mag het normale lesverloop niet verstoren
o In niveaugroepen werkend, iedereen 6 lengtes laten zwemmen waarna ze zwemvliezen
mogen aantrekken
Opwarming → meer nagestreefd dan ‘opwarmen van de spieren’
Organisatorische gewoontevorming: eenvoudige opdracht zonder zwem-technisch
aandachtspunten geformuleerd
o Nadruk op organisatorische vereisten
Starten met leerstofopbouw of -herhaling: lln zijn erg vertrouwd met organisatievorm, ze
kunnen hun aandacht richten op wijze waarop ze zwemmen
Vrij zwemmen: wat lln graag doen, wordt aangewend om effectieve lestijd te vergroten
LEERLINGEN OP DE KANT OPSTELLEN & TOESPREKEN
(zonder een demo in het water te geven; bv bij de leststart)
Zoek een rustige plek om de leerlingen aan te spreken, zorg dat je iedereen in je blikveld hebt →
iedereen kan je zien en horen
Stel je hoger op als het kan (startblok of zwembandrand)
Gebaren naar het zwembad gericht (zien ze beter wat je bedoeld)
Leraar staat in het ondiepe water wanneer het # zwemmers te groot is voor de ruimte op het
zwembadperron (is niet noodzakelijk)
Zwembad delen met andere klassen:
o Leerlingen met de rug naar het zwembad plaatsen (voorkomt afleiding)
o Leerlingen laten liplezen
o Door als leraar in een hoek of tegen een muur te staan, vermijd je dat leerlingen je gaan
insluiten
o Controleer of iedereen aanwezig is
o Spreek heel beknopt
o Spreek luid en traag, articuleren is belangrijk, ondersteun je woorden met gebaren
o Wees hoorbaar voor je leerlingen, niet voor heel het zwembad, gebruik veel
lichaamsstaal
ONTWIKKELINGSLIJNEN BESCHREVEN IN VAARDIGHEIDSNIVEAUS
2 belangrijke voorwaarden tot het kunnen ordenen van de leerstof:
o Beginvorm begrijpen: zien hoe lln zwemmen
o Eindvorm begrijpen: bewegingsverloop kennen waarnaar ontwikkeling gericht moet zijn
Klassikaal zwemonderwijs vergt een nauwkeurige observatie van het zwemniveau van de
leerlingen die aan de eigenlijke zwemles voorafgaat
2
, Hoe beter de leraar zelf het zwemmen beheerst, des te beter hij/zij gewapend is om
leerlingenniveaus objectief in te schatten
Vaardigheidsniveaus van de 3 slagen → zie boek p19 – 26
LEERSTOF OPBOUWEN EN OEFENSTOF VARIËREN
Opbouwen van de leerstof
Planning van zwemonderwijs in periodes of blokken waarbinnen men systematisch vordering
nastreeft
Gedurende meerdere opeenvolgende oefeningen 1 bepaalde zwemslag aanhouden (of
onderdelen van deze zwemslag)
Binnen de zwemslag oefeningen geven met aandachtspunten die op eenzelfde
bewegingsonderdeel betrekking hebben
De gedwongen (logische) volgorde respecteren in het ontwikkelen van de beweging
o Moeten harmonieus ontwikkeld worden
Goed onderwijs is:
o Periodiek: gedurende meerdere lessen op hetzelfde thema terugkomen
o Thematisch: binnen twee thema’s of onderwerpen blijven per les
o Gericht: binnen een thema efficiënte bewegingen, bewegingsonderdelen opbouwen
Variëren in oefenstof
= verstevigen van een bepaald vaardigheidsniveau en verbreden van de inzetbaarheid van de
vaardigheid
Niet wenselijk & realistisch om elke les een hoger vaardigheidsniveau na te streven
Motorisch leren gaat niet steeds gepaard met uiterlijke waarneembare gedragswijzegingen
Niet zinvol om te variëren als verdere leerproces vertraagd wordt daardoor
OEFENINGEN G ERICHT OP HET ONTWIKKELEN (LEREN & VERBETEREN) VAN ZWEMSLAGEN
Indeling / soorten oefeningen
Analytische oefeningen: op het droge bewegen of een houding aannemen
o Oefeningen waarbij de zwemmer op het droge zelfstandig houding aanneemt of
beweging uitvoert (= op het droge “zwemmen”)
o Oefeningen in het water of op het droge waarbij de partner de beweging leidt (=
gezwommen worden)
o Oefeningen waarbij een muur, partner het vooruit zwemmen gaat beletten of waarbij een
sterk vergrote weerstand is (= “ter plaatse” zwemmen)
3
2 KENM ERKEN VAN ‘DE LERAAR’ ALS UITGANGSPUNT
1. Inzicht hebben in & betrokken zijn bij het zwemmen in het geheel van opvoeding en onderwijs.
‘waar wil ik naartoe?’
De lrk LO heeft een scherp beeld voor ogen van wat hij nu & op lange termijn wil bereiken
Hij is emotioneel sterk betrokken bij die na te streven doelen & moet ze als zeer waardevol
accepteren
2. Zelf kunnen zwemmen: de eigen zwemvaardigheid ontwikkeld hebben. Van ‘ervaren’ naar
‘inzicht’
Bewegingservaring in het water maakt het mogelijk om een beweging te begrijpen
2 UITGANGSPUNTEN VOOR H ET ZWEMONDERWIJS VANUIT HET VAKCONCEPT LO
1. Het vak LO is volgens de decreetgever een ‘leergebied’ in het lager onderwijs, een ‘vak’ van de
basisvorming in het secundair onderwijs. LO is motorische basisvorming gericht op het
ontwikkelen van:
De motorische competentie
Een gezonde & veilige levensstijl
Een positief zelfbeeld & sociale relaties dmv bewegingsactiviteiten
2. Het vakconcept vraagt ook aandacht voor de ontwikkeling van een gezonde & veilige levensstijl.
Zwemonderwijs kan ook hierin zijn finaliteit krijgen.
DIDACTISCHE ANALYSE VAN ZWEMLESSEN
DE LESSTART
Leerlingen aanspreken gebeurt voor ze zich omkleden
Moedig leerlingen aan om met badmuts en zwembrilletjes te zwemmen
o Langharige → badmuts erg nuttig
Meedelen van de opwarming:
o Voor het douchen of voor het binnenkomen van de zwembadhal, als de opwarming
eenvoudig te begrijpen is
o Eerst te laten douchen → zien dat ze niet afkoelen, kort houden
Douchen niet functioneel → geen stortbad nemen
De leraar is herkenbaar (short, T-shirt en eventueel slippers) & heeft zijn zwempak onderaan
De leraar is voor de 1ste leerling in de zwembadhal & verlaat als laatste
Lagereschoolkinderen na de koude prikkel naar het toilet laten gaan
Materiaal dat gebruikt wordt is binnen handbereik
1
, Zwemvliezen passen & klaarleggen mag het normale lesverloop niet verstoren
o In niveaugroepen werkend, iedereen 6 lengtes laten zwemmen waarna ze zwemvliezen
mogen aantrekken
Opwarming → meer nagestreefd dan ‘opwarmen van de spieren’
Organisatorische gewoontevorming: eenvoudige opdracht zonder zwem-technisch
aandachtspunten geformuleerd
o Nadruk op organisatorische vereisten
Starten met leerstofopbouw of -herhaling: lln zijn erg vertrouwd met organisatievorm, ze
kunnen hun aandacht richten op wijze waarop ze zwemmen
Vrij zwemmen: wat lln graag doen, wordt aangewend om effectieve lestijd te vergroten
LEERLINGEN OP DE KANT OPSTELLEN & TOESPREKEN
(zonder een demo in het water te geven; bv bij de leststart)
Zoek een rustige plek om de leerlingen aan te spreken, zorg dat je iedereen in je blikveld hebt →
iedereen kan je zien en horen
Stel je hoger op als het kan (startblok of zwembandrand)
Gebaren naar het zwembad gericht (zien ze beter wat je bedoeld)
Leraar staat in het ondiepe water wanneer het # zwemmers te groot is voor de ruimte op het
zwembadperron (is niet noodzakelijk)
Zwembad delen met andere klassen:
o Leerlingen met de rug naar het zwembad plaatsen (voorkomt afleiding)
o Leerlingen laten liplezen
o Door als leraar in een hoek of tegen een muur te staan, vermijd je dat leerlingen je gaan
insluiten
o Controleer of iedereen aanwezig is
o Spreek heel beknopt
o Spreek luid en traag, articuleren is belangrijk, ondersteun je woorden met gebaren
o Wees hoorbaar voor je leerlingen, niet voor heel het zwembad, gebruik veel
lichaamsstaal
ONTWIKKELINGSLIJNEN BESCHREVEN IN VAARDIGHEIDSNIVEAUS
2 belangrijke voorwaarden tot het kunnen ordenen van de leerstof:
o Beginvorm begrijpen: zien hoe lln zwemmen
o Eindvorm begrijpen: bewegingsverloop kennen waarnaar ontwikkeling gericht moet zijn
Klassikaal zwemonderwijs vergt een nauwkeurige observatie van het zwemniveau van de
leerlingen die aan de eigenlijke zwemles voorafgaat
2
, Hoe beter de leraar zelf het zwemmen beheerst, des te beter hij/zij gewapend is om
leerlingenniveaus objectief in te schatten
Vaardigheidsniveaus van de 3 slagen → zie boek p19 – 26
LEERSTOF OPBOUWEN EN OEFENSTOF VARIËREN
Opbouwen van de leerstof
Planning van zwemonderwijs in periodes of blokken waarbinnen men systematisch vordering
nastreeft
Gedurende meerdere opeenvolgende oefeningen 1 bepaalde zwemslag aanhouden (of
onderdelen van deze zwemslag)
Binnen de zwemslag oefeningen geven met aandachtspunten die op eenzelfde
bewegingsonderdeel betrekking hebben
De gedwongen (logische) volgorde respecteren in het ontwikkelen van de beweging
o Moeten harmonieus ontwikkeld worden
Goed onderwijs is:
o Periodiek: gedurende meerdere lessen op hetzelfde thema terugkomen
o Thematisch: binnen twee thema’s of onderwerpen blijven per les
o Gericht: binnen een thema efficiënte bewegingen, bewegingsonderdelen opbouwen
Variëren in oefenstof
= verstevigen van een bepaald vaardigheidsniveau en verbreden van de inzetbaarheid van de
vaardigheid
Niet wenselijk & realistisch om elke les een hoger vaardigheidsniveau na te streven
Motorisch leren gaat niet steeds gepaard met uiterlijke waarneembare gedragswijzegingen
Niet zinvol om te variëren als verdere leerproces vertraagd wordt daardoor
OEFENINGEN G ERICHT OP HET ONTWIKKELEN (LEREN & VERBETEREN) VAN ZWEMSLAGEN
Indeling / soorten oefeningen
Analytische oefeningen: op het droge bewegen of een houding aannemen
o Oefeningen waarbij de zwemmer op het droge zelfstandig houding aanneemt of
beweging uitvoert (= op het droge “zwemmen”)
o Oefeningen in het water of op het droge waarbij de partner de beweging leidt (=
gezwommen worden)
o Oefeningen waarbij een muur, partner het vooruit zwemmen gaat beletten of waarbij een
sterk vergrote weerstand is (= “ter plaatse” zwemmen)
3