1. Anamnese en klinisch
onderzoek
Een klacht waarmee een patiënt komt kan pijn zijn, functiestoornis of een vormstoornis (kan ook een
en en verhaal zijn).
Arthron is een samenstelling van het pure anatomische gewricht met hierin gewrichtsvocht,
meniscus, kraakbeen, kapsel, ligamenten, spieren, fascia, peesscheden en slijmbeurzen. Deze
materie heeft invloeden van neurale structuren die de materie moeten sturen om te bewegen.
Sturing via de neuronale structuren zoals willekeurige ZS, autosoom ZS en centraal ZS. Energie door
de vasculaire structuren zoals slagaders, aders en lymfevaten.
Schematisch onderzoek:
- Anamnese en inspectie
- Bewegingsonderzoek (actief en passief)
- Palpatie
- Gewrichtstesten
- Spiertesten
- Neurologische testen
- Aanvullende onderzoeken
1. Anamnese en inspectie
1.1 Anamnese
- Huidige klachten
o Lokalisatie van de pijn of van het functieverlies.
o Tijd: wanneer treden de klachten op en sinds wanneer heeft men de klachten.
o Karakter van de klacht.
o Invloed: waardoor ontstaat de klacht.
o Associatie: welke symptomen vergezellen de klacht.
- Ziektegeschiedenis
o Waarmee is de klacht tot hiertoe behandeld?
o Waardoor worden de klachten verminderd of nemen ze toe?
o Hoe zijn de levensfuncties? (eten, slapen, stoelgang, wateren en drinken)
o Wanneer heeft men gelijkaardige symptomen doorgemaakt?
o Welke andere klachten heeft men nog?
- Sociale anamnese
o Beroep
o Sporten en hobby’s
o Ongevallen
o Operatie
o Thuissituatie
- Medische anamnese
o Bekkenorganen (gynaecologisch en urologisch)
, Bv rugpijn bij een prostaatpt
o Buikorganen (dam, maag, lever)
o Hoofd (oren, ogen, tanden)
o Borstorganen (hart, longen)
o Psyche
- Familiale anamnese
o Leeftijd ouders
o Chronische ziektebeelden ouders, kinderen en rest familie
o Erfelijke aandoeningen zoals RH en suikerziekten
Ook vragen aan pt wat hij denkt dat de oorzaak is van het probleem.
Dingen die steeds nagevraagd moeten worden bij musculoskeletale problemen:
- Is er nachtelijke pijn?
o Nachtelijke pijn wijst op een inflammatoir probleem.
- Is er toename van pijn tijdens het hoesten, niezen en persen?
o Als het zo is, wijst het op drukstijging en durale problemen (zoals hernia problemen).
- Is er toename van de pijn bij het langdurig aanhouden van dezelfde houding (lang staan, lang
zitten, lang liggen) en of de pijn beter wordt bij bewegen?
o Het is typisch voor ligamentaire pijn.
o Hypermobiliteit met soepele gewrichten en gemakkelijk ligamentaire pijn, kunnen
niet lang in dezelfde positie zitten.
1.2 Inspectie
- Gewoontebewegingen (ADL): staan, gaan, zich uitkleden,..
- Houding: gewoonte, antalgische houding..
- Vorm: veranderingen van de normale contouren bv zwelling, hypotrofie, deformaties
- Huid: kleur, littekens, eczeem, bindweefselzones
- Hulpmiddelen: wandelstok, steunapparaat, korset, prothese
Eerste keer dat je een pt ziet zorgen voor een grondige inspectie.
2. Bewegingsonderzoek
- Actieve bewegingen
- Geleid actief bewegingen
o Pt actief laten bewegen en lidmaat mee begeleiden
- Passieve bewegingen (alleen nodig indien actief beperkt)
Als een actieve beperking abnormaal is, maar de passieve beweging is wel volledig, dan komt het
doordat de contractiele elementen van de pt niet optimaal functioneren. Als de passieve beweging
ook niet volledig is, dan is het een niet contractiel element dat de oorzaak is van de klacht (bv bursa
bij het schoudergewricht).
Bv abductie van de schouder in frontaal vlak die uit 3 fasen bestaat. De eerste fase is het inzetten van
de beweging door de m supraspinatus en deltoïdeus, hierna is er een scapulaire rotatie naar buiten
en naar boven door seratus anterior en de trapeziusspier. In de laatste fase gaat de erector trunci
ook meespelen. Dus om een goede functie te hebben van het schoudergewricht, heb je ook een
goede functie nodig van het cervicothoracale wervelkolom.
,Het teken van Trendelenburg
Je vraagt aan de pt om 1 heup en knie te buigen. Je gaat dan kijken wat er gebeurt bij deze actieve
beweging. Als de gluteusspieren en m tensor de heup stabiliseren, dan komt de andere heup net iets
hoger. Dit is normaal, dan spreken we van een normaal teken van Trendelenburg. (L) Als het bekken
naar R beneden kantelt, dan is er geen goede musculaire stabiliteit van de heup. Het is een positief
teken van Trendelenburg aan de linkerkant.
3. Palpatie
- De huid en onderhuid: temperatuur, vochtigheid, hypo of hyperaesthesie
(gevoelsgewaarwording), Kiblertest.
o Kiblertest/ huidoproltest: de huid oprollen en kijken of we in gevoelige zones voor de
pt terecht komen, plekken waar de huid minder goed van de onderhuid komt.
o Kunnen op deze manier kijken met welk dermatoom deze plek van pijn
overeenkomt.
- Spieren en pezen: overgang palperen van spieren, pees, bot. De spiertonus, triggerpunten,
pijn in rust en in rekpositie.
- Peesscheden en bursae: verdikkingen, crepitaties, drukpijn, en verschuifbaarheid.
- Gewrichten: beenderen, kapsel, ligamenten, vormverandering, zwelling (hydarthron)
- Zenuwen en bloedvaten die oppervlakkig liggen
o N fibulairs communis, n ulnaris
o A dorsalis pedis, a brachialis, a femoralis, a tibialis posterior
o Moet steeds gebeuren
, 5. Gewrichtstesten
Osteokinematica: hoe je een gewricht in de ruimte beweegt: spin en swing.
Athrokinematica: rollen en glijden van gewrichten -> om te beoordelen wat er tussen 2
gewrichtspartners gebeurt. Rollen is wanneer een plek van de ene partner in contact komt met een
plek van de andere partner. Glijden is wanneer een punt van de ene partner steeds in contact komt
met een ander punt van de andere partner.
Als gewrichten een intact mechanisme hebben van rollen en glijden, dan gaat er minder
kraakbeenlijden zijn in dit gewricht.
Bv bij strekken van de knie rollen de
epicondylen van de femor over de menisci maar
rollen ze ook naar voor. Maar de epicondylen
moeten ook naar achter kunnen glijden, anders
gaan ze subluxeren overheen de tibia condylen.
De beweging van de femor tov de tibia is de
osteokinematische beweging. Het rollen en
glijden is het atherokinematische aspect.
Eindgevoel
- Week-elastisch (wekedelenstop waarbij spieren beweging stoppen).
o Bv als je dikke arm musculatuur heb thv de arm, dan gaan de spieren de
flexiebeweging van de onderarm stoppen.
- Vast-elastisch: ligamenten en kapsel stoppen de beweging.
o Bv als je weinig spieren hebt thv de armen en je de onderarm in flexie gaat brengen,
dan is het een ligamentaire stop.
- Hard-elastisch: kraakbeen of beenstructuren stoppen de beweging.
o Bv extensie van de ellenboog
Alle gewrichten hebben een eigen typisch eindgevoel. Het eindgevoel is pathologisch als het anders
is dan het verwachte fysiologisch eindgevoel.
Hypermobielen mensen gaan last hebben als ze lang in dezelfde positie staan of zitten, deze pijn gaat
weg vanaf ze beginnen te bewegen. Hypermobiliteit wordt vaak nog onder gediagnostiseerd en moet
bij eerste contact met de pt dus zeker nagekeken worden.
onderzoek
Een klacht waarmee een patiënt komt kan pijn zijn, functiestoornis of een vormstoornis (kan ook een
en en verhaal zijn).
Arthron is een samenstelling van het pure anatomische gewricht met hierin gewrichtsvocht,
meniscus, kraakbeen, kapsel, ligamenten, spieren, fascia, peesscheden en slijmbeurzen. Deze
materie heeft invloeden van neurale structuren die de materie moeten sturen om te bewegen.
Sturing via de neuronale structuren zoals willekeurige ZS, autosoom ZS en centraal ZS. Energie door
de vasculaire structuren zoals slagaders, aders en lymfevaten.
Schematisch onderzoek:
- Anamnese en inspectie
- Bewegingsonderzoek (actief en passief)
- Palpatie
- Gewrichtstesten
- Spiertesten
- Neurologische testen
- Aanvullende onderzoeken
1. Anamnese en inspectie
1.1 Anamnese
- Huidige klachten
o Lokalisatie van de pijn of van het functieverlies.
o Tijd: wanneer treden de klachten op en sinds wanneer heeft men de klachten.
o Karakter van de klacht.
o Invloed: waardoor ontstaat de klacht.
o Associatie: welke symptomen vergezellen de klacht.
- Ziektegeschiedenis
o Waarmee is de klacht tot hiertoe behandeld?
o Waardoor worden de klachten verminderd of nemen ze toe?
o Hoe zijn de levensfuncties? (eten, slapen, stoelgang, wateren en drinken)
o Wanneer heeft men gelijkaardige symptomen doorgemaakt?
o Welke andere klachten heeft men nog?
- Sociale anamnese
o Beroep
o Sporten en hobby’s
o Ongevallen
o Operatie
o Thuissituatie
- Medische anamnese
o Bekkenorganen (gynaecologisch en urologisch)
, Bv rugpijn bij een prostaatpt
o Buikorganen (dam, maag, lever)
o Hoofd (oren, ogen, tanden)
o Borstorganen (hart, longen)
o Psyche
- Familiale anamnese
o Leeftijd ouders
o Chronische ziektebeelden ouders, kinderen en rest familie
o Erfelijke aandoeningen zoals RH en suikerziekten
Ook vragen aan pt wat hij denkt dat de oorzaak is van het probleem.
Dingen die steeds nagevraagd moeten worden bij musculoskeletale problemen:
- Is er nachtelijke pijn?
o Nachtelijke pijn wijst op een inflammatoir probleem.
- Is er toename van pijn tijdens het hoesten, niezen en persen?
o Als het zo is, wijst het op drukstijging en durale problemen (zoals hernia problemen).
- Is er toename van de pijn bij het langdurig aanhouden van dezelfde houding (lang staan, lang
zitten, lang liggen) en of de pijn beter wordt bij bewegen?
o Het is typisch voor ligamentaire pijn.
o Hypermobiliteit met soepele gewrichten en gemakkelijk ligamentaire pijn, kunnen
niet lang in dezelfde positie zitten.
1.2 Inspectie
- Gewoontebewegingen (ADL): staan, gaan, zich uitkleden,..
- Houding: gewoonte, antalgische houding..
- Vorm: veranderingen van de normale contouren bv zwelling, hypotrofie, deformaties
- Huid: kleur, littekens, eczeem, bindweefselzones
- Hulpmiddelen: wandelstok, steunapparaat, korset, prothese
Eerste keer dat je een pt ziet zorgen voor een grondige inspectie.
2. Bewegingsonderzoek
- Actieve bewegingen
- Geleid actief bewegingen
o Pt actief laten bewegen en lidmaat mee begeleiden
- Passieve bewegingen (alleen nodig indien actief beperkt)
Als een actieve beperking abnormaal is, maar de passieve beweging is wel volledig, dan komt het
doordat de contractiele elementen van de pt niet optimaal functioneren. Als de passieve beweging
ook niet volledig is, dan is het een niet contractiel element dat de oorzaak is van de klacht (bv bursa
bij het schoudergewricht).
Bv abductie van de schouder in frontaal vlak die uit 3 fasen bestaat. De eerste fase is het inzetten van
de beweging door de m supraspinatus en deltoïdeus, hierna is er een scapulaire rotatie naar buiten
en naar boven door seratus anterior en de trapeziusspier. In de laatste fase gaat de erector trunci
ook meespelen. Dus om een goede functie te hebben van het schoudergewricht, heb je ook een
goede functie nodig van het cervicothoracale wervelkolom.
,Het teken van Trendelenburg
Je vraagt aan de pt om 1 heup en knie te buigen. Je gaat dan kijken wat er gebeurt bij deze actieve
beweging. Als de gluteusspieren en m tensor de heup stabiliseren, dan komt de andere heup net iets
hoger. Dit is normaal, dan spreken we van een normaal teken van Trendelenburg. (L) Als het bekken
naar R beneden kantelt, dan is er geen goede musculaire stabiliteit van de heup. Het is een positief
teken van Trendelenburg aan de linkerkant.
3. Palpatie
- De huid en onderhuid: temperatuur, vochtigheid, hypo of hyperaesthesie
(gevoelsgewaarwording), Kiblertest.
o Kiblertest/ huidoproltest: de huid oprollen en kijken of we in gevoelige zones voor de
pt terecht komen, plekken waar de huid minder goed van de onderhuid komt.
o Kunnen op deze manier kijken met welk dermatoom deze plek van pijn
overeenkomt.
- Spieren en pezen: overgang palperen van spieren, pees, bot. De spiertonus, triggerpunten,
pijn in rust en in rekpositie.
- Peesscheden en bursae: verdikkingen, crepitaties, drukpijn, en verschuifbaarheid.
- Gewrichten: beenderen, kapsel, ligamenten, vormverandering, zwelling (hydarthron)
- Zenuwen en bloedvaten die oppervlakkig liggen
o N fibulairs communis, n ulnaris
o A dorsalis pedis, a brachialis, a femoralis, a tibialis posterior
o Moet steeds gebeuren
, 5. Gewrichtstesten
Osteokinematica: hoe je een gewricht in de ruimte beweegt: spin en swing.
Athrokinematica: rollen en glijden van gewrichten -> om te beoordelen wat er tussen 2
gewrichtspartners gebeurt. Rollen is wanneer een plek van de ene partner in contact komt met een
plek van de andere partner. Glijden is wanneer een punt van de ene partner steeds in contact komt
met een ander punt van de andere partner.
Als gewrichten een intact mechanisme hebben van rollen en glijden, dan gaat er minder
kraakbeenlijden zijn in dit gewricht.
Bv bij strekken van de knie rollen de
epicondylen van de femor over de menisci maar
rollen ze ook naar voor. Maar de epicondylen
moeten ook naar achter kunnen glijden, anders
gaan ze subluxeren overheen de tibia condylen.
De beweging van de femor tov de tibia is de
osteokinematische beweging. Het rollen en
glijden is het atherokinematische aspect.
Eindgevoel
- Week-elastisch (wekedelenstop waarbij spieren beweging stoppen).
o Bv als je dikke arm musculatuur heb thv de arm, dan gaan de spieren de
flexiebeweging van de onderarm stoppen.
- Vast-elastisch: ligamenten en kapsel stoppen de beweging.
o Bv als je weinig spieren hebt thv de armen en je de onderarm in flexie gaat brengen,
dan is het een ligamentaire stop.
- Hard-elastisch: kraakbeen of beenstructuren stoppen de beweging.
o Bv extensie van de ellenboog
Alle gewrichten hebben een eigen typisch eindgevoel. Het eindgevoel is pathologisch als het anders
is dan het verwachte fysiologisch eindgevoel.
Hypermobielen mensen gaan last hebben als ze lang in dezelfde positie staan of zitten, deze pijn gaat
weg vanaf ze beginnen te bewegen. Hypermobiliteit wordt vaak nog onder gediagnostiseerd en moet
bij eerste contact met de pt dus zeker nagekeken worden.