Deelvragen:
1. Wat zijn de topografische kenmerken van Zuid-Amerika?
2. Welke natuurlijke regio’s zijn er in Zuid-Amerika en wat zijn hun kenmerken?
3. Welke beelden leven er bij mensen over Zuid-Amerika?
Kennismaking
Het gebied van Zuid-Amerika valt niet samen met dat van Latijns-Amerika. -> Latijns-
Amerika is de regio waar Spaans en Portugees wordt gesproken. Midden-Amerika
hoort bij Latijns-Amerika, maar niet bij Zuid-Amerika. De grens ligt tussen Colombia
en Panama.
Zuid-Amerika in delen
Zuid-Amerika is qua hoogtezones in een aantal gebieden in te delen.
Aan de westzijde: het Andesgebergte, gemiddelde hoogte ligt boven de 4.000 m. ook
bevinden er zich een aantal actieve vulkanen.
Ten oosten van het Andesgebergte ligt het tropisch laagland -> 3 grote rivieren: de
Orinoco, de Amazone en de Paraguay/Paraná.
Twee hooglandgebieden: in het noorden het Hoogland van Guyana en in het oosten
het Hoogland van Brazilië. -> wordt gescheiden door de Amazone.
De Altiplano (= Spaans voor hoogvlakte) ligt op grensgebied Peru, Chili en Bolivia ->
gemiddelde hoogte 4.000 m.
In zuidoosten: plateau van Patagonië -> hoogvlakte tussen 500 en 1.500 m.
De Atacamatrog ten westen van het continent. De trog loopt evenwijdig aan het
Andesgebergte.
Beeldvorming
Het stereotiepe beeld dat West-Europeanen hebben van Zuid-Amerika is gebaseerd
op cultuurelementen (zoals dans en sport) en nieuwsberichten (ontbossing).
Het beeld dat iemand van de wekrelijkheid heeft, de perceptie, bepaalt de
besluitvorming van die persoon. -> Denk bijvoorbeeld aan of het een veilig
vakantieland is.
Hieruit vorm je een soort kaart in je hoofd over een bepaald gebied, een mental
map.
,1.2 Ongekende natuur
Deelvragen:
4. Hoe kun je het voorkomen van de verschillende klimaten en El Niño in Zuid-Amerika
verklaren?
5. Welke natuurlijke vegetatie vind je in Zuid-Amerika en welke samenhang is er met het
Klimaat?
6. Wat is de samenhang tussen de kenmerken van de grote rivierbekkens en het
klimaat?
Klimaat in de tropen
Het klimaat wordt bepaald door de breedteligging,
zeestromen, drukgebieden, windpatronen en de
ligging van gebergten (figuur 1.1)
Een groot deel van Zuid-Amerika ligt in de
tropische luchtstreek, hier is het altijd warm door
de grote invalshoek van de zon.
De lucht stijgt op -> aan het aardoppervlak
ontstaat een lagedrukgebied. De opstijgende
lucht koelt af, condenseert en vormt vervolgens
wolken met neerslag.
Het lagedrukgebied, de ITCZ, schuift met de
seizoensbeweging van de zon mee. (figuur 1.1).
De regengebieden schuiven met de ITCZ mee,
hierdoor komen er tropische klimaten voor met 1
of 2 natte en droge perioden per jaar voor.
Invloed van passaten en oceanen Figuur Fout! Geen tekst met de opgegeven stijl
Op de Grote oceaan en op de Atlantische oceaan in het document..1.1
liggen in de omgeving van de keerkringen
hogedrukgebieden (figuur 1.1). -> Daarvan waaien de zuidoostpassaat op het
noordelijk halfrond en de noordoostpassaat op het zuidelijk halfrond richting de ITCZ.
Oostkant Zuid-Amerika: passaat is aanlandig, de wind is vochtig en zorgt aan de
loefzijde, van het kustgebergte van Brazilië, voor stuwingsregens. Aan de lijzijde is het
erg droog. -> Zuidelijker langs de oostkust is er geen kustgebergte, daar komt de
vochtige lucht verder landinwaarts, tot aan de oostzijde van de Andes.
Oostkust en zeestromen: de relatief warme Zuid-Equatoriale stroom splitst zich in
tweeën door het uitstekende oostpunt van Brazilië (figuur 1.1). Door Kaap Frio bij Rio
de Janeiro wordt de warme zeestroom (die richting het zuiden langs de kust stroomt)
afgebogen naar zee.
Daardoor kan de relatief koude Falklandstroom tot aan Kaap Frio (= de koude
kaap) doordringen.
De invloed van de zee aan de westkust riekt minder ver landinwaarts (dan de
oostkust) door de ligging van het Andesgebergte en de aflandige passaatwinden. ->
De temperatuur is wel lager door de relatief koude Peru- of Humboldtstroom.
, Hierdoor ontstaat er minder verdamping en daarmee minder neerslag. Dit samen
met de windstromen verklaart de ligging van de Atacamawoestijn.
Klimaat en weer in het Zuiden
De aanlandige westenwinden die veel neerslag met zich meevoeren en de
stuwingsregen van de loefzijde van de bergen, zorgen voor een gematigd zeeklimaat
in het zuiden met neerslag in alle jaargetijden (Cf). Aan de lijzijde van de bergen vind
je ook woestijn- en steppeklimaten. Doordat er geen grote landmassa’s zijn, komen er
geen landklimaten voor (figuur 1.1).
Zuiden Zuid-Amerika: in de winter zeer lage temperaturen. De poolwinden uit het
zuiden nemen namelijk zeer koude lucht mee. -> deze winden heten pamperos en
zijn goed te vergelijken met de northerns in Noord-Amerika.
Pamperos kunnen doordringen tot São Paulo en kunnen daar leiden tot
temperaturen rond het vriespunt en een stijging van de koffieprijzen door
vernietiging van de oogst.
El Niño
Elke 3 tot 8 jaar veroorzaakt een verandering van luchtdruk en zeestromen in de
Grote Oceaan een afwijking van het weertype. 2 tot 3 maanden rond de jaarwisseling
ontstaat er een onderbreking van het normale windpatroon.
De passaatwind boven de Grote Oceaan neemt in kracht af door een minder sterk
hogedrukgebied boven de oceaan. -> Het oppervlaktewater wordt door de zwakte
niet meer naar het westen geblazen. -> Er welt dus ook geen koud water meer op
langs de westkust. (figuur 1.2). Dan gaat er een westenwind waaien die warm
oppervlaktewater aanvoert. Dit heet El Niño (= kerstkind, want daar is de piek van
opwarming).
De regen die normaal in Zuidoost-Azië valt, valt tijdens El Niño aan de westkust van
Zuid-Amerika. De gevolgen van de regen zijn groot, doordat dit normaal een droog
gebied is -> denk aan aardverschuivingen, modderstromen en overstormingen. Ook
zijn er door de warmere zee minder inkomsten uit visserij.
Figuur 1.2