Psychoactieve Drugs die de subjectieve ervaring van een persoon beïnvloeden door invloed uit
drugs te oefenen op het zenuwstelsel.
Inname en opname • Oraal = zodra de drugs doorgeslikt zijn, lossen ze op in de maagvloeisto en en
van drugs in het worden ze getransporteerd naar de darmen, waar ze geabsorbeerd worden in
lichaam de bloedbaan. Sommige drugs werken sneller in omdat ze via de maag meteen
de bloedbaan in gaan. Er zijn ook weer andere drugs die een andere route
moeten nemen, omdat ze bv afgebroken worden naar inactieve metabolieten of
niet geabsorbeerd worden.
➡Voordelen: makkelijk en relatief veilig
➡Nadelen: onvoorspelbaarheid (werking kan beïnvloed worden door bv
voedsel en sto en die wel of niet in de maag aanwezig zijn)
• Injectie = wordt vaak gebruikt in medische omstandigheden vanwege de
snelle, sterke en voorspelbare werking. Er zijn drie soorten injecties:
➡Subcutaan = in het vetweefsel net onder de huid
➡Intramusculair = in de grote spieren
➡Intraveneus = direct in de aderen op plekken waar deze net onder de huid
lopen. De meeste drugsverslaafden geven de voorkeur aan intraveneus,
omdat de drug dan via de bloedbaan direct in de hersenen terechtkomt.
Echter kan dit erg gevaarlijk zijn, omdat de e ecten van bv een overdosis of
allergische reactie in zo’n korte tijd niet of moeilijk kunnen worden
tegengegaan.
• Inhalatie = drugs worden in de bloedbaan geabsorbeerd dmv de haarvaten in
de longen. Veel verdovingsmiddelen worden geïnhaleerd, bv tabak en
marijuana.
➡Nadelen: moeilijk om de precieze dosis te reguleren , veel middelen
beschadigen de longen bij chronische inhalatie
• Absorptie dmv slijmvliezen = inname via de slijmvliezen van bv de mond, neus
of rectum. Cocaine word bv ingenomen via de neusslijmvliezen.
Transport door het Wanneer een drug in de bloedbaan terechtkomt, wordt deze getransporteerd naar
CZS de bloedvaten van het czs. De blood-brain barrier maakt het hier moeilijk voor
veel potentieel gevaarlijke chemicaliën om zich te verplaatsen naar de
extracellulaire ruimte rond czs neuronen en glia.
Mechanismen van • Di use werking op neurale membranen in het czs (bv alcohol)
drugsinvloed • Speci eke werking: binden aan bepaalde synaptische receptoren / beïnvloeden
van de synthese, transport, afgifte of activatie van bepaalde neurotransmitters /
beïnvloeden van de volgorde aan chemische reacties in postsynaptische
neuronen.
Di use werking Een di use werking van drugs verwijst naar het feit dat bepaalde sto en niet
selectief één speci ek doelwit in de hersenen beïnvloeden, maar meerdere
neurotransmittersystemen en hersengebieden tegelijkertijd. Dit kan leiden tot een
breed scala aan e ecten op gedrag, emoties en lichamelijke processen.
Metabolisme en De meeste activiteit van drugs wordt beëindigd door enzymen gesynthetiseerd in
eliminatie de lever. Deze enzymen stimuleren de omzetting van actieve drugs naar een
inactieve vorm; drug metabolism. Vaak zorgt dit proces ervoor dat drugs hun
capabiliteit verliezen om door lipide membranen heen te kunnen passeren,
waardoor ze niet langer de blood-brain barrier kunnen penetreren. Kleine
hoeveelheden van sommige drugs verliezen ook werking doordat het lichaam ze
uitstoot met bv urine, zweet of ademen.
ffff fiff ff fffi ff ff ff
, Neurotransmitters Drugs kunnen transmissie van impulsen stimuleren of remmen.
• Agonist = drug die de e ecten van een neurotransmitter stimuleert
• Antagonist = drug die een neurotransmitter blokkeert
Een mixed-agonist-antagonist is een agonist voor sommige e ecten en een
antagonist voor anderen, of een agonist bij sommige doses en een antagonist bij
anderen.
• A niteit (a nity) = een drug heeft a niteit voor een receptor als het aan deze
receptor bindt
• E ectiviteit (e cacy) = de capaciteit van een drug om de receptor te activeren
Een drug kan bv binden aan een receptor maar deze niet activeren; de drug heeft
dan wel a niteit maar geen e ectiviteit voor de receptor.
De e ectiviteit en bijwerkingen van drugs kunnen per persoon verschillen, omdat
iedereen verschillende verhoudingen aan receptoren heeft.
Intracranial self- Uit onderzoek is gebleken dat mensen en dieren bepaalde kleine elektrische
stimulation (ICSS) schokjes aan zichzelf toedienen richting bepaalde delen in het brein. De
breingebieden die de capaciteit hebben om dit te doen worden vaak pleasure
centers genoemd. De speci eke breingebieden die zorgen voor zelfstimulatie zijn
degenen die normaal gesproken de positieve e ecten van natuurlijke beloningen
(bv eten, seks) verwerken.
Dopamine Dopamine speelt een belangrijke rol in motivatie. Onderzoek heeft aangetoond
dat positieve stimulatie direct of indirect de afgifte van dopamine in de nucleus
accumbens kan verhogen. Bepaalde drugs hebben hier een e ect op:
• Stimulanten verhogen of verlengen de afgifte van dopamine in de nucleus
accumbens
• Nicotine stimuleert neuronen die dopamine afgeven
• Opiaten remmen neuronen die de dopamine afgifte remmen
Het is belangrijk om te onthouden dat dopamine niet per se gerelateerd is aan het
plezier wat je ergens uit haalt, maar het is vooral belangrijk voor de motivatie om
iets te krijgen, niet per se om er ook daadwerkelijk van te genieten. Het speelt dus
een belangrijke rol in de cravings naar drugs die verslaafden ervaren.
Mesotelencephalic Systeem dat een belangrijke rol speelt in ICSS. Het systeem bestaat uit
dopamine system dopaminerge neuronen (neuronen die dopamine produceren en afgeven) die
vanuit de mesencephalon (middenhersenen) naar verschillende regio’s van de
telencephalon (hersenschors). De neuronen in het systeem hebben hun
cellichamen liggen in de substantia nigra en in de ventral tegmental area. De
axonen projecteren richting verschillende hersengebieden, waaronder de nucleus
accumbens.
• Nigrostriatal pathway = de meeste axonen van dopamineneuronen die hun
cellichamen in de substantia nigra hebben projecteren richting het dorsale
striatum (geassocieerd met parkinson).
• Mesocorticolimbic pathway = de meeste axonen van dopamineneuronen die
hun cellichamen in de ventral tegmental area hebben projecteren richting
verschillende corticale en limbische gebieden. Deze pathway speelt een
belangrijke rol in het bemiddelen van ICSS.
Mesocorticolimbic • Veel van de hersengebieden waar zelfstimulatie plaatsvindt zijn onderdeel van
pathway het mesocorticolimbic pathway.
• ICSS is vaak geassocieerd met een verhoogde dopamine afgifte in het
mesocorticolimbic pathway.
• Dopamine agonisten verhogen vaak ICSS, en dopamine antagonisten verlagen
ICSS.
• Schade aan het mesocorticolimbic pathway veroorzaakt vaak verstoringen in
ICSS.
ffffi ff
ffiffi ffi ff fiff ffi ff ffff
drugs te oefenen op het zenuwstelsel.
Inname en opname • Oraal = zodra de drugs doorgeslikt zijn, lossen ze op in de maagvloeisto en en
van drugs in het worden ze getransporteerd naar de darmen, waar ze geabsorbeerd worden in
lichaam de bloedbaan. Sommige drugs werken sneller in omdat ze via de maag meteen
de bloedbaan in gaan. Er zijn ook weer andere drugs die een andere route
moeten nemen, omdat ze bv afgebroken worden naar inactieve metabolieten of
niet geabsorbeerd worden.
➡Voordelen: makkelijk en relatief veilig
➡Nadelen: onvoorspelbaarheid (werking kan beïnvloed worden door bv
voedsel en sto en die wel of niet in de maag aanwezig zijn)
• Injectie = wordt vaak gebruikt in medische omstandigheden vanwege de
snelle, sterke en voorspelbare werking. Er zijn drie soorten injecties:
➡Subcutaan = in het vetweefsel net onder de huid
➡Intramusculair = in de grote spieren
➡Intraveneus = direct in de aderen op plekken waar deze net onder de huid
lopen. De meeste drugsverslaafden geven de voorkeur aan intraveneus,
omdat de drug dan via de bloedbaan direct in de hersenen terechtkomt.
Echter kan dit erg gevaarlijk zijn, omdat de e ecten van bv een overdosis of
allergische reactie in zo’n korte tijd niet of moeilijk kunnen worden
tegengegaan.
• Inhalatie = drugs worden in de bloedbaan geabsorbeerd dmv de haarvaten in
de longen. Veel verdovingsmiddelen worden geïnhaleerd, bv tabak en
marijuana.
➡Nadelen: moeilijk om de precieze dosis te reguleren , veel middelen
beschadigen de longen bij chronische inhalatie
• Absorptie dmv slijmvliezen = inname via de slijmvliezen van bv de mond, neus
of rectum. Cocaine word bv ingenomen via de neusslijmvliezen.
Transport door het Wanneer een drug in de bloedbaan terechtkomt, wordt deze getransporteerd naar
CZS de bloedvaten van het czs. De blood-brain barrier maakt het hier moeilijk voor
veel potentieel gevaarlijke chemicaliën om zich te verplaatsen naar de
extracellulaire ruimte rond czs neuronen en glia.
Mechanismen van • Di use werking op neurale membranen in het czs (bv alcohol)
drugsinvloed • Speci eke werking: binden aan bepaalde synaptische receptoren / beïnvloeden
van de synthese, transport, afgifte of activatie van bepaalde neurotransmitters /
beïnvloeden van de volgorde aan chemische reacties in postsynaptische
neuronen.
Di use werking Een di use werking van drugs verwijst naar het feit dat bepaalde sto en niet
selectief één speci ek doelwit in de hersenen beïnvloeden, maar meerdere
neurotransmittersystemen en hersengebieden tegelijkertijd. Dit kan leiden tot een
breed scala aan e ecten op gedrag, emoties en lichamelijke processen.
Metabolisme en De meeste activiteit van drugs wordt beëindigd door enzymen gesynthetiseerd in
eliminatie de lever. Deze enzymen stimuleren de omzetting van actieve drugs naar een
inactieve vorm; drug metabolism. Vaak zorgt dit proces ervoor dat drugs hun
capabiliteit verliezen om door lipide membranen heen te kunnen passeren,
waardoor ze niet langer de blood-brain barrier kunnen penetreren. Kleine
hoeveelheden van sommige drugs verliezen ook werking doordat het lichaam ze
uitstoot met bv urine, zweet of ademen.
ffff fiff ff fffi ff ff ff
, Neurotransmitters Drugs kunnen transmissie van impulsen stimuleren of remmen.
• Agonist = drug die de e ecten van een neurotransmitter stimuleert
• Antagonist = drug die een neurotransmitter blokkeert
Een mixed-agonist-antagonist is een agonist voor sommige e ecten en een
antagonist voor anderen, of een agonist bij sommige doses en een antagonist bij
anderen.
• A niteit (a nity) = een drug heeft a niteit voor een receptor als het aan deze
receptor bindt
• E ectiviteit (e cacy) = de capaciteit van een drug om de receptor te activeren
Een drug kan bv binden aan een receptor maar deze niet activeren; de drug heeft
dan wel a niteit maar geen e ectiviteit voor de receptor.
De e ectiviteit en bijwerkingen van drugs kunnen per persoon verschillen, omdat
iedereen verschillende verhoudingen aan receptoren heeft.
Intracranial self- Uit onderzoek is gebleken dat mensen en dieren bepaalde kleine elektrische
stimulation (ICSS) schokjes aan zichzelf toedienen richting bepaalde delen in het brein. De
breingebieden die de capaciteit hebben om dit te doen worden vaak pleasure
centers genoemd. De speci eke breingebieden die zorgen voor zelfstimulatie zijn
degenen die normaal gesproken de positieve e ecten van natuurlijke beloningen
(bv eten, seks) verwerken.
Dopamine Dopamine speelt een belangrijke rol in motivatie. Onderzoek heeft aangetoond
dat positieve stimulatie direct of indirect de afgifte van dopamine in de nucleus
accumbens kan verhogen. Bepaalde drugs hebben hier een e ect op:
• Stimulanten verhogen of verlengen de afgifte van dopamine in de nucleus
accumbens
• Nicotine stimuleert neuronen die dopamine afgeven
• Opiaten remmen neuronen die de dopamine afgifte remmen
Het is belangrijk om te onthouden dat dopamine niet per se gerelateerd is aan het
plezier wat je ergens uit haalt, maar het is vooral belangrijk voor de motivatie om
iets te krijgen, niet per se om er ook daadwerkelijk van te genieten. Het speelt dus
een belangrijke rol in de cravings naar drugs die verslaafden ervaren.
Mesotelencephalic Systeem dat een belangrijke rol speelt in ICSS. Het systeem bestaat uit
dopamine system dopaminerge neuronen (neuronen die dopamine produceren en afgeven) die
vanuit de mesencephalon (middenhersenen) naar verschillende regio’s van de
telencephalon (hersenschors). De neuronen in het systeem hebben hun
cellichamen liggen in de substantia nigra en in de ventral tegmental area. De
axonen projecteren richting verschillende hersengebieden, waaronder de nucleus
accumbens.
• Nigrostriatal pathway = de meeste axonen van dopamineneuronen die hun
cellichamen in de substantia nigra hebben projecteren richting het dorsale
striatum (geassocieerd met parkinson).
• Mesocorticolimbic pathway = de meeste axonen van dopamineneuronen die
hun cellichamen in de ventral tegmental area hebben projecteren richting
verschillende corticale en limbische gebieden. Deze pathway speelt een
belangrijke rol in het bemiddelen van ICSS.
Mesocorticolimbic • Veel van de hersengebieden waar zelfstimulatie plaatsvindt zijn onderdeel van
pathway het mesocorticolimbic pathway.
• ICSS is vaak geassocieerd met een verhoogde dopamine afgifte in het
mesocorticolimbic pathway.
• Dopamine agonisten verhogen vaak ICSS, en dopamine antagonisten verlagen
ICSS.
• Schade aan het mesocorticolimbic pathway veroorzaakt vaak verstoringen in
ICSS.
ffffi ff
ffiffi ffi ff fiff ffi ff ffff