Werken aan normatieve professionaliteit – HC 1
Naam:
Datum:
1. Wat wordt bedoeld met een overhaaste generalisatie? Geef een voorbeeld dat niet in de
uitleg staat.
2. Waarom is de redenering "Mijn opa dronk elke dag en werd 98, dus alcohol is niet
ongezond" een drogreden?
3. Leg uit waarom een persoonlijke aanval geen geldig argument is in een discussie.
4. Geef een voorbeeld van een persoonlijke aanval in een debat over klimaatverandering.
5. Wat betekent het ontduiken van de bewijslast?
6. Waarom is de uitspraak "Dat hoef ik niet te bewijzen, dat ís gewoon zo!" geen sterk
argument?
7. Geef een voorbeeld van hoe iemand in een politieke discussie de bewijslast kan
omdraaien.
8. Wat houdt het vertekenen van een standpunt in?
9. Hoe wordt het standpunt in deze uitspraak verdraaid: "Ga jij niet mee naar de wedstrijd?
Dus jij gaat je lekker zitten vervelen in je eentje?"
10. Geef een voorbeeld van een situatie waarin iemand bewust een standpunt van een
ander verkeerd weergeeft.
11. Wat is een populariteitsargument?
12. Waarom is "De meeste Nederlanders willen dat Zwarte Piet zwart blijft" een
populariteitsargument?
13. Noem een ander voorbeeld van een populariteitsargument in een maatschappelijk
debat.
14. Waarom is een populariteitsargument niet altijd een geldige reden om een standpunt
aan te nemen?
15. Welke drogreden herken je in de uitspraak "Iedereen doet het, dus het zal wel goed
zijn"?
16. Leg uit waarom drogredenen de kwaliteit van een discussie verminderen.
17. Welke drogreden herken je in de volgende uitspraak: "Als je tegen sociale media bent,
wil je zeker dat we weer brieven gaan schrijven met ganzenveer"?
18. Hoe kun je een overhaaste generalisatie voorkomen in je eigen argumentatie?
19. Wat is volgens jou de meest voorkomende drogreden in maatschappelijke debatten?
Licht je antwoord toe.
20. Waarom is het belangrijk om drogredenen te herkennen en te vermijden in professionele
discussies?
Artikel De Jong en Snit: Voorwaarden voor financiering van confessionele
scholen
, 21. Waarom stelt het artikel dat alleen confessionele basisscholen en niet middelbare
scholen gefinancierd zouden moeten worden?
22. Wat betekent het dat confessionele scholen niet alleen de moraal van hun eigen
gemeenschap mogen overdragen, maar ook de publieke moraal moeten cultiveren?
23. Waarom is het recht van het kind op autonomie belangrijk in confessionele scholen?
24. Hoe kunnen confessionele scholen bijdragen aan een gemeenschappelijke cultuur, taal
en geschiedenis in de samenleving?
25. Wat wordt bedoeld met het feit dat confessionele scholen alternatieve opvattingen
moeten presenteren?
26. Waarom mogen kinderen in confessionele scholen niet worden afgeschermd van
diversiteit?
27. Hoe kan debat binnen confessionele scholen worden gestimuleerd en waarom is dit
belangrijk?
Week 2 – Ethiek
28. Wat is het doel van ethiek en hoe verschilt het van juridische of praktische afwegingen?
29. Wat wordt bedoeld met ethische argumentatie? Geef een voorbeeld.
30. Wat is het verschil tussen utilitarisme en deontologische ethiek?
31. Noem een bezwaar tegen het utilitarisme en leg uit waarom dit problematisch kan zijn.
32. Waarom is de voorspelbaarheid van de uitkomst een probleem in het utilitarisme?
33. Wat wordt bedoeld met het meerderheidsprincipe binnen het utilitarisme? En waarom
kan dit ethisch problematisch zijn?
34. Waarom wordt geluk niet gezien als de hoogste waarde binnen de ethiek?
35. Wat is het verschil tussen positieve en negatieve vrijheid? Geef een voorbeeld.
36. Wat betekent authenticiteit in ethische zin? Hoe kan iemand authentiek handelen?
37. Wat is de categorische imperatief volgens Kant? Geef een voorbeeld van een morele
regel die hieruit voortkomt.
38. Waarom kunnen categorische imperatieven met elkaar in conflict komen? Geef een
voorbeeld.
39. Wat is plichtethiek en hoe verschilt dit van utilitarisme?
40. Mag je je eigen kind voortrekken in een ethische situatie? Beargumenteer je antwoord.
41. Hoe zou een utilitarist de medische ingreep van Ashley beoordelen?
42. Hoe zou een deontoloog de medische ingreep van Ashley beoordelen?
Week 3
43. Wat is het verschil tussen plicht-stellende normen en permissies in de ethiek?
44. Wat wordt bedoeld met een a-morele uitspraak en hoe verschilt deze van een morele of
immorele uitspraak?
45. Waarom bestaat er een logische kloof tussen "zijn" en "behoren" in ethische
redeneringen?
46. Wat houdt het funderingsprobleem in en waarom vormt dit een uitdaging voor objectieve
ethiek?
47. Hoe verdedigen objectivisten het idee dat morele normen universeel geldig kunnen zijn?
48. Wat zijn de belangrijkste argumenten van relativisten tegen objectivistische ethiek?
49. Wat is het verschil tussen cultuurrelativisme en subjectivisme in ethiek?
50. Wat zijn de belangrijkste bezwaren tegen het emotivisme als ethische theorie?
51. Hoe kan men argumenteren dat normen soms uit feiten kunnen worden afgeleid?
52. Wat is de rol van vrijheid in ethische theorieën en hoe wordt deze geclassificeerd
(negatief vs. positief)?
Naam:
Datum:
1. Wat wordt bedoeld met een overhaaste generalisatie? Geef een voorbeeld dat niet in de
uitleg staat.
2. Waarom is de redenering "Mijn opa dronk elke dag en werd 98, dus alcohol is niet
ongezond" een drogreden?
3. Leg uit waarom een persoonlijke aanval geen geldig argument is in een discussie.
4. Geef een voorbeeld van een persoonlijke aanval in een debat over klimaatverandering.
5. Wat betekent het ontduiken van de bewijslast?
6. Waarom is de uitspraak "Dat hoef ik niet te bewijzen, dat ís gewoon zo!" geen sterk
argument?
7. Geef een voorbeeld van hoe iemand in een politieke discussie de bewijslast kan
omdraaien.
8. Wat houdt het vertekenen van een standpunt in?
9. Hoe wordt het standpunt in deze uitspraak verdraaid: "Ga jij niet mee naar de wedstrijd?
Dus jij gaat je lekker zitten vervelen in je eentje?"
10. Geef een voorbeeld van een situatie waarin iemand bewust een standpunt van een
ander verkeerd weergeeft.
11. Wat is een populariteitsargument?
12. Waarom is "De meeste Nederlanders willen dat Zwarte Piet zwart blijft" een
populariteitsargument?
13. Noem een ander voorbeeld van een populariteitsargument in een maatschappelijk
debat.
14. Waarom is een populariteitsargument niet altijd een geldige reden om een standpunt
aan te nemen?
15. Welke drogreden herken je in de uitspraak "Iedereen doet het, dus het zal wel goed
zijn"?
16. Leg uit waarom drogredenen de kwaliteit van een discussie verminderen.
17. Welke drogreden herken je in de volgende uitspraak: "Als je tegen sociale media bent,
wil je zeker dat we weer brieven gaan schrijven met ganzenveer"?
18. Hoe kun je een overhaaste generalisatie voorkomen in je eigen argumentatie?
19. Wat is volgens jou de meest voorkomende drogreden in maatschappelijke debatten?
Licht je antwoord toe.
20. Waarom is het belangrijk om drogredenen te herkennen en te vermijden in professionele
discussies?
Artikel De Jong en Snit: Voorwaarden voor financiering van confessionele
scholen
, 21. Waarom stelt het artikel dat alleen confessionele basisscholen en niet middelbare
scholen gefinancierd zouden moeten worden?
22. Wat betekent het dat confessionele scholen niet alleen de moraal van hun eigen
gemeenschap mogen overdragen, maar ook de publieke moraal moeten cultiveren?
23. Waarom is het recht van het kind op autonomie belangrijk in confessionele scholen?
24. Hoe kunnen confessionele scholen bijdragen aan een gemeenschappelijke cultuur, taal
en geschiedenis in de samenleving?
25. Wat wordt bedoeld met het feit dat confessionele scholen alternatieve opvattingen
moeten presenteren?
26. Waarom mogen kinderen in confessionele scholen niet worden afgeschermd van
diversiteit?
27. Hoe kan debat binnen confessionele scholen worden gestimuleerd en waarom is dit
belangrijk?
Week 2 – Ethiek
28. Wat is het doel van ethiek en hoe verschilt het van juridische of praktische afwegingen?
29. Wat wordt bedoeld met ethische argumentatie? Geef een voorbeeld.
30. Wat is het verschil tussen utilitarisme en deontologische ethiek?
31. Noem een bezwaar tegen het utilitarisme en leg uit waarom dit problematisch kan zijn.
32. Waarom is de voorspelbaarheid van de uitkomst een probleem in het utilitarisme?
33. Wat wordt bedoeld met het meerderheidsprincipe binnen het utilitarisme? En waarom
kan dit ethisch problematisch zijn?
34. Waarom wordt geluk niet gezien als de hoogste waarde binnen de ethiek?
35. Wat is het verschil tussen positieve en negatieve vrijheid? Geef een voorbeeld.
36. Wat betekent authenticiteit in ethische zin? Hoe kan iemand authentiek handelen?
37. Wat is de categorische imperatief volgens Kant? Geef een voorbeeld van een morele
regel die hieruit voortkomt.
38. Waarom kunnen categorische imperatieven met elkaar in conflict komen? Geef een
voorbeeld.
39. Wat is plichtethiek en hoe verschilt dit van utilitarisme?
40. Mag je je eigen kind voortrekken in een ethische situatie? Beargumenteer je antwoord.
41. Hoe zou een utilitarist de medische ingreep van Ashley beoordelen?
42. Hoe zou een deontoloog de medische ingreep van Ashley beoordelen?
Week 3
43. Wat is het verschil tussen plicht-stellende normen en permissies in de ethiek?
44. Wat wordt bedoeld met een a-morele uitspraak en hoe verschilt deze van een morele of
immorele uitspraak?
45. Waarom bestaat er een logische kloof tussen "zijn" en "behoren" in ethische
redeneringen?
46. Wat houdt het funderingsprobleem in en waarom vormt dit een uitdaging voor objectieve
ethiek?
47. Hoe verdedigen objectivisten het idee dat morele normen universeel geldig kunnen zijn?
48. Wat zijn de belangrijkste argumenten van relativisten tegen objectivistische ethiek?
49. Wat is het verschil tussen cultuurrelativisme en subjectivisme in ethiek?
50. Wat zijn de belangrijkste bezwaren tegen het emotivisme als ethische theorie?
51. Hoe kan men argumenteren dat normen soms uit feiten kunnen worden afgeleid?
52. Wat is de rol van vrijheid in ethische theorieën en hoe wordt deze geclassificeerd
(negatief vs. positief)?