Belgische Binnenlandse Politiek
Hoofdstuk 1: De Liberalen
1.1 De ‘liberale partij’: doctrinairen versus progressisten
Belgische revolutie
- Samenwerking liberalen en katholieken (Unionisme/Monsterverbond)
- Door externe druk (Nederlanden) samenwerking
- Maar niet alle liberalen Monsterverbond en Belgische revolutie
Groep Walen die wouden aansluiten bij Frankrijk (rattachistische liberalen)
Groep liberalen die Willems politiek wel steunden (antiklerikale liberalen)
Groep radicaal-democraten die vonden dat de revolutie niet ver genoeg ging
1839: Verdrag 24 Artikelen (wegvallen buitenlandse dreiging)
politieke meningsverschillen tussen liberalen en katholieken terug aan oppervlakte
+ veroordeling vrijmetselarij door bisschoppen (1838) -> steunpilaar voor liberalen
1846: eerste Congres liberalen
- Verschillende meningen over programma
Doctrinairen hadden economische macht in handen -> tegen sociale veranderingen +
ontweken confrontatie met katholieken (nodig om oproer tegen te gaan)
Progressisten, lage bourgeoisie/middenklasse: voor sociale veranderingen + confrontatie
met katholieken + vraag naar lekenonderwijs
- Consensus over minimaal programma (centraal: onafhankelijkheid van openbare macht)
- Toch werd afstand tussen doctrinairen/gematigden en progressisten/radicalen groter
Parlementsverkiezingen 1870: zware nederlaag -> pleiten voor afschaffing cijnskiesrecht voor GR en
PR
Parlementsverkiezingen 1884: zware nederlaag -> bijna 30 jaar in oppositie
1887: poging tot oprichting Progressistische Partij (Janson), ook Parti Ouvrier Libéral (1894, sterk in
Ath + 2 verkozenen in 1900)
Parlementsverkiezingen 1894: doctrinairen worden verpletterd
1900: verzoening tussen beide strekkingen (omdat socialisten weigerachtig stonden tegen
samenwerking met de progressisten die een sterk antiklerikaal beleid wouden voeren, socialisten
wouden doorbreken op platteland)
,1.3 Het uitblijven van een hechte partijorganisatie (1846-1961)
Fédération des Associations Libérales (1875): comité dat jaarlijks moest bijeenkomen en een
Permanent Bureau moest verkiezen dat instond voor dagelijkse werking van de partij
Landsraad der Liberale Partij (1913)
- Tegengewicht bieden voor de katholieke macht op het platteland
- Bevorderen van sociale acties van de liberale zuil
- Informatiekanaal voor associaties
8 en 9 juni 1919: eerste samenkomst
- Programma actualiseren
- Organiseren congres
- Opname van vertegenwoordigers van middenstand, landbouw, industrie en wetenschappelijk
milieu in Landsraad
Plaatselijke inplanting van de liberale partij bleef zwak en vooral in aantal steden te situeren tot aan
de oprichting van de PVV/PLP
1.4 De electorale positie van de liberalen
1848-1892: achteruitgang
AMS (1893) + meerderheidsstelsels + interne verdeeldheid -> zware electorale nederlaag
Parlementsverkiezingen 1904
- Vooruitgang voor liberalen
- Oorzaak: verzoening tussen progressisten en doctrinairen (aanvaarding van doctrinairen van
AES, leerplicht en beperking kinderarbeid)
Parlementsverkiezingen 1912
- Electoraal pact met socialisten
- Toenadering tussen socialisten en liberalen vanaf 1910
- Tegenvaller voor liberalen
Parlementsverkiezingen 1919
- Invoering AES
- Politieke aardverschuiving
- Katholieken en liberalen waren grote verliezers
- Ook interne oorzaak: geen concreet en goed ingevuld programma aangeboden
,1.6 Na de Tweede Wereldoorlog
Liberalen kwamen ontredderd uit de oorlog: overlijden aantal belangrijke figuren -> generatiewissel
Studiecentrum Hervorming van de Staat
- Denktank
- Pleiten van versterking van de koninklijke macht
- IJveren naar nieuwe politieke maatschappij
Minder invloed van partijen
Parlementair stelsel, in handen van “elites” uit diverse maatschappelijke geldingen
(corporatisme) -> garantie voor “een zuivere politieke ethiek”
Parlementsverkiezingen 1946
- Zware nederlaag
- Misrekening dat verdrijven van totalitair gedachtegoed enkel op liberaal elan gebaseerd was
- 4de partij na de communisten
1.7 Koningskwestie
Politiek van l’effacement: de liberalen vroegen aan de Koning om eigen aspiraties aan de kant te
schuiven (terug op troon komen) en vooral het behoud van de monarchie en de nationale eenheid te
verzekeren (persoon niet belangrijk, institutie wel)
+ 1946: zware electorale nederlaag door standpunt (bleven naar consensus streven)
Verkiezingen 1949
- Liberalen winnen 12 zetels
- Winst door aandacht aan fiscale druk op middenstand
1.8 De schoolstrijd (1954-1958) en de levensbeschouwelijke pacificatie
Parlementsverkiezingen 1950
- CVP-PSC absolute meerderheid
- Harmel minister van onderwijs
Aantal wetsontwerpen die de subsidiëring van het vrij onderwijs voorzagen
Reactie: antiklerikaal front van liberalen en socialisten
- Liberalen worden afgestraft door lauwe houding in de oppositie tegen Leopold III
Parlementsverkiezingen 1954
- Regering-Van Acker IV (rood-blauw)
- Collard minister van onderwijs
, 1958: Schoolpact
- Levensbeschouwelijke pacificatie
- Sociaaleconomische en communautaire problemen meer op de voorgrond
Liberalen zouden aan een strikte naleving en uitvoering van het Schoolpact vasthouden
Eindpunt van de klassieke breuklijn tussen klerikalisme en antiklerikalisme
Vanaf de jaren zestig wou men het Schoolpact uitbreiden naar andere terreinen
1973 (als compensatie voor staatshervorming van 1970): cultuurpact bouwt waarborgen in
inzake inspraak in het beleid en inzake de verdeling van de financiële middelen en de
infrastructuur over alle echelons
1.9 Een noodzaak tot heroriëntering
1958
- Partijhervorming
- Voorzitter Roger Motz
- Ideologische heropbloei: accent verschuift van levensbeschouwelijk naar sociaaleconomisch en
communautair
De vrees voor het uit elkaar vallen van België verhoogde de eenheid in de partij en deed de
noodzaak inzien om de partij te doen groeien.
1960: grote winterstaking (tegen expansiewetten van regering-Eyskens) en onafhankelijkheid Congo
1.10 De oprichting van de PVV/PLP in 1961 en de succesformule van Vanaudenhove
= Partij voor Vrijheid en Vooruitgang/Parti de la Liberté et du Progrès
Regering Eyskens: rooms-blauw
Verkiezingen 1961: “In eer en geweten, ook u kan liberaal stemmen”
- Status-quo
- Oppositie
Hoofdstuk 1: De Liberalen
1.1 De ‘liberale partij’: doctrinairen versus progressisten
Belgische revolutie
- Samenwerking liberalen en katholieken (Unionisme/Monsterverbond)
- Door externe druk (Nederlanden) samenwerking
- Maar niet alle liberalen Monsterverbond en Belgische revolutie
Groep Walen die wouden aansluiten bij Frankrijk (rattachistische liberalen)
Groep liberalen die Willems politiek wel steunden (antiklerikale liberalen)
Groep radicaal-democraten die vonden dat de revolutie niet ver genoeg ging
1839: Verdrag 24 Artikelen (wegvallen buitenlandse dreiging)
politieke meningsverschillen tussen liberalen en katholieken terug aan oppervlakte
+ veroordeling vrijmetselarij door bisschoppen (1838) -> steunpilaar voor liberalen
1846: eerste Congres liberalen
- Verschillende meningen over programma
Doctrinairen hadden economische macht in handen -> tegen sociale veranderingen +
ontweken confrontatie met katholieken (nodig om oproer tegen te gaan)
Progressisten, lage bourgeoisie/middenklasse: voor sociale veranderingen + confrontatie
met katholieken + vraag naar lekenonderwijs
- Consensus over minimaal programma (centraal: onafhankelijkheid van openbare macht)
- Toch werd afstand tussen doctrinairen/gematigden en progressisten/radicalen groter
Parlementsverkiezingen 1870: zware nederlaag -> pleiten voor afschaffing cijnskiesrecht voor GR en
PR
Parlementsverkiezingen 1884: zware nederlaag -> bijna 30 jaar in oppositie
1887: poging tot oprichting Progressistische Partij (Janson), ook Parti Ouvrier Libéral (1894, sterk in
Ath + 2 verkozenen in 1900)
Parlementsverkiezingen 1894: doctrinairen worden verpletterd
1900: verzoening tussen beide strekkingen (omdat socialisten weigerachtig stonden tegen
samenwerking met de progressisten die een sterk antiklerikaal beleid wouden voeren, socialisten
wouden doorbreken op platteland)
,1.3 Het uitblijven van een hechte partijorganisatie (1846-1961)
Fédération des Associations Libérales (1875): comité dat jaarlijks moest bijeenkomen en een
Permanent Bureau moest verkiezen dat instond voor dagelijkse werking van de partij
Landsraad der Liberale Partij (1913)
- Tegengewicht bieden voor de katholieke macht op het platteland
- Bevorderen van sociale acties van de liberale zuil
- Informatiekanaal voor associaties
8 en 9 juni 1919: eerste samenkomst
- Programma actualiseren
- Organiseren congres
- Opname van vertegenwoordigers van middenstand, landbouw, industrie en wetenschappelijk
milieu in Landsraad
Plaatselijke inplanting van de liberale partij bleef zwak en vooral in aantal steden te situeren tot aan
de oprichting van de PVV/PLP
1.4 De electorale positie van de liberalen
1848-1892: achteruitgang
AMS (1893) + meerderheidsstelsels + interne verdeeldheid -> zware electorale nederlaag
Parlementsverkiezingen 1904
- Vooruitgang voor liberalen
- Oorzaak: verzoening tussen progressisten en doctrinairen (aanvaarding van doctrinairen van
AES, leerplicht en beperking kinderarbeid)
Parlementsverkiezingen 1912
- Electoraal pact met socialisten
- Toenadering tussen socialisten en liberalen vanaf 1910
- Tegenvaller voor liberalen
Parlementsverkiezingen 1919
- Invoering AES
- Politieke aardverschuiving
- Katholieken en liberalen waren grote verliezers
- Ook interne oorzaak: geen concreet en goed ingevuld programma aangeboden
,1.6 Na de Tweede Wereldoorlog
Liberalen kwamen ontredderd uit de oorlog: overlijden aantal belangrijke figuren -> generatiewissel
Studiecentrum Hervorming van de Staat
- Denktank
- Pleiten van versterking van de koninklijke macht
- IJveren naar nieuwe politieke maatschappij
Minder invloed van partijen
Parlementair stelsel, in handen van “elites” uit diverse maatschappelijke geldingen
(corporatisme) -> garantie voor “een zuivere politieke ethiek”
Parlementsverkiezingen 1946
- Zware nederlaag
- Misrekening dat verdrijven van totalitair gedachtegoed enkel op liberaal elan gebaseerd was
- 4de partij na de communisten
1.7 Koningskwestie
Politiek van l’effacement: de liberalen vroegen aan de Koning om eigen aspiraties aan de kant te
schuiven (terug op troon komen) en vooral het behoud van de monarchie en de nationale eenheid te
verzekeren (persoon niet belangrijk, institutie wel)
+ 1946: zware electorale nederlaag door standpunt (bleven naar consensus streven)
Verkiezingen 1949
- Liberalen winnen 12 zetels
- Winst door aandacht aan fiscale druk op middenstand
1.8 De schoolstrijd (1954-1958) en de levensbeschouwelijke pacificatie
Parlementsverkiezingen 1950
- CVP-PSC absolute meerderheid
- Harmel minister van onderwijs
Aantal wetsontwerpen die de subsidiëring van het vrij onderwijs voorzagen
Reactie: antiklerikaal front van liberalen en socialisten
- Liberalen worden afgestraft door lauwe houding in de oppositie tegen Leopold III
Parlementsverkiezingen 1954
- Regering-Van Acker IV (rood-blauw)
- Collard minister van onderwijs
, 1958: Schoolpact
- Levensbeschouwelijke pacificatie
- Sociaaleconomische en communautaire problemen meer op de voorgrond
Liberalen zouden aan een strikte naleving en uitvoering van het Schoolpact vasthouden
Eindpunt van de klassieke breuklijn tussen klerikalisme en antiklerikalisme
Vanaf de jaren zestig wou men het Schoolpact uitbreiden naar andere terreinen
1973 (als compensatie voor staatshervorming van 1970): cultuurpact bouwt waarborgen in
inzake inspraak in het beleid en inzake de verdeling van de financiële middelen en de
infrastructuur over alle echelons
1.9 Een noodzaak tot heroriëntering
1958
- Partijhervorming
- Voorzitter Roger Motz
- Ideologische heropbloei: accent verschuift van levensbeschouwelijk naar sociaaleconomisch en
communautair
De vrees voor het uit elkaar vallen van België verhoogde de eenheid in de partij en deed de
noodzaak inzien om de partij te doen groeien.
1960: grote winterstaking (tegen expansiewetten van regering-Eyskens) en onafhankelijkheid Congo
1.10 De oprichting van de PVV/PLP in 1961 en de succesformule van Vanaudenhove
= Partij voor Vrijheid en Vooruitgang/Parti de la Liberté et du Progrès
Regering Eyskens: rooms-blauw
Verkiezingen 1961: “In eer en geweten, ook u kan liberaal stemmen”
- Status-quo
- Oppositie