1. DE WELVAARTSTAAT EN SOCIALE ZEKERHEID IN
BELGIË:
1.1 HISTORIEK:
Welvaartstaat: een staat waarbij de overheid zich bezighoudt met het
welzijn v/d burger, grondrechten (grondwet 1831) v/d burger wordt
gewaarborgd.
NACHTWAKERSSTAAT: 19E EEUW
Overheid was enkel bezig met politiek en veiligheid (justitie en
politie), niet met de welvaart van de burgers
Religieuze organisaties (privé-initiatieven) nemen die zorg in handen
(vb. priesters)
WELVAARTSTAAT:
Sinds 1914 leerplicht
2006 VN verdrag rechten = personen met beperkingen moeten
opgenomen worden in de samenleving
Gevolg: 2021 aanpassing grondwet: personen met beperking recht
op inclusie
MODERNE WELVAARTSSTAAT: NA 1945
Economische bloei (overheid grijpt hier sterk in)
Overheid investeert in welvaart vb. bescherming voor werkloosheid
en het hebben van kinderen (was mogelijk door eco groei)
Ook in deze periode: lonen stijgen, arbeidsduur daalt,
democratisering onderwijs (kinderen en volwassen krijgen meer
kansen en gaan naar onderwijs)
Nadruk op rechten van burgers
Realisaties:
o Democratisering onderwijs: kinderen tussen 6 en 14 jaar hebben
leerplicht, nu is het 5-18j
o Pensioen
o Arbeidsduurvermindering
o Grotere sociale bescherming
Jaren 70…
Economische crisis (Oliecrisis): veel werkloosheid en financiële
problemen, overheid moet besparen en doen dit op vlak van
welvaart… minder gul op uitkeringen
o Vb. geen 13e en 14e maand aan kindergeld
De welvaartstaat komt onder druk te staan
ACTIEVE WELVAARTSTAAT: JAREN 90
Idee: individu moet streven naar participatie (via de arbeid) en
sociale integratie, verantwoordelijkheid opnemen
Daarvoor geeft de overheid kansen, rechten
1
, Vb. je krijgt extra geld als je kind zoveel dagen per jaar naar school
gaat
Arbeidsmarkt: mensen moeten langer werken
Nadruk op rechten en plichten v burgers
Is de welvaartsstaat voorbij?
In Nederland: participatiesamenleving, overheid trekt zich terug o.v.v.
welzijn, veel eigen verantwoordelijkheid. (Vb. ouderparticipatiecrèche)
Wij nemen veel over van Nederland….dus??
DE SOCIALE ZEKERHEID:
Basis van onze welvaartsstaat (pensioen, groeipakket,
werkloosheidsuitkering, ziekteverzekering)
Geheel van voorzieningen, doel = financiële bestaanszekerheid
garanderen door burgers van sociale risico’s te dekken.
Functies:
o Vervangingsinkomen voorzien bij verlies van arbeidsinkomen
(Werkloosheid, pensionering…)
o Aanvulling op inkomen voorzien bij bepaalde sociale lasten
(Ziektekosten, het hebben van kinderen…)
6 takken:
Rust en overlevingspensioen
Werkloosheid
Arbeidsongevallenverzekering en beroepsziekteverzekering
Gezinsbijslag/ groeipakket
Ziekte en invaliditeit
Jaarlijkse vakantie
3 stelsels:
Werknemers (voor werkgever)
o Een werknemer is iemand de met werkgever verbonden is
door een arbeidsovereenkomst, is verzekerd voor alles
Zelfstandigen (voor zichzelf)
o Iemand die een beroepsactiviteit uitoefent zonder een
arbeidscontract of statuut. Niet verzekerd voor alles, geen
ziekte/ongevallen verzekering, werkloosheid en jaarlijkse
vakantie
Ambtenaren: niet kennen
Financiering v/d sociale zekerheid: drie bronnen
1. Sociale bijdrage: berekend op inkomen uit arbeid, betaald door
werkgever/nemer, zelfstandige en ambtenaar
2. Subsidie v overheid
3. Alternatieve financiering: deel van sommige belastingen (vb.
inkomsten uit BTW)
o Doel = last op arbeid verminderen
Systeem van bijstandsuitkeringen: los v SZ
2
, Voor mensen die geen recht hebben op een vervangingsinkomen via
de SZ en geen inkomen uit arbeid hebben.
Ultieme vangnet
Na een maatschappelijk onderzoek van OCMW
Vb. leefloon, inkomensgarantie ouderen…
Verdeling v/d uitgaven v/d SZ
Pensioenen
Geneeskundige verzorging
Uitkeringen ZIV
2.1 VERZEKERINGSPRINCIPE VS. SOLIDARITEITSPRINCIPE (SZ)!!!
Basis = solidariteit vs. verzekeringsprincipe
Verzekeringsprincipe: hoe meer bijdragen = hoe hoger de uitkering
Vb. als je meer verdiend is je werkloosheidsuitkering/ pensioen
hoger
Solidariteitsprincipe:
o Horizontale solidariteit: tussen mensen met een lager en
mensen met een hoger risico mensen zonder/met laag risico
betalen meer (ze betalen voor mensen die ziek zijn vb.
mensen zonder kinderen betalen voor mensen met kinderen.
(Hoog-laag risico)
o Verticale solidariteit: draait om centen, tussen mensen met
een hoog inkomen en mensen met een laag inkomen. Mensen
met een hoog inkomen betalen meer belastingen dan mensen
met een laag inkomen, ze zijn solidair. (Hoog-laag inkomen)
o Intergenerationele solidariteit: mensen die nu werken zijn
solidair met mensen die vroeger werkten, vb. werkenden
mensen betalen voor de gepensioneerden (tussen generaties)
3.1 TOEPASSING: HET GROEIPAKKET
Bescherming tegen ‘sociaal risico’ hebben van kinderen
Bevoegdheid van de gemeenschappen
Tot 18 jaar, als je studeert, tot 25 jaar
1. Progressief/proportioneel universalisme:
o Voor elk kind een groeipakket
2. Categoriale selectiviteit:
o Meer kindergeld bvb. Bij kinderen met een beperking/
gestorven ouder
3. Inkomensselectiviteit:
o Mensen met een laag inkomen per jaar krijgen een hoger
Groeipakket
3
, SYSTEEM VOOR 2019:
Basisbedrag afhankelijk van de rang van het kind (1ste kind is het minst
waard)
Extra toeslagen:
Wezen bijslag: zolang de overlevende partner geen nieuwe partner
heeft die bij het gezin woont.
Forfaitaire bijslag (wezen bijslag) voor kinderen (weesouders
ontvangen kindergeld, bio ouders kunnen ook deze bijslag krijgen
als ze voldoen aan bepaalde voorwaarden
Bijkomende bijslagen
o Leeftijdsbijslag
o Sociale toeslagen: gezin met laag inkomen
o Schoolbus
o Kinderen met een aandoening/handicap
o Kinderopvangtoeslag
o Kleutertoeslag
SYSTEEM NA 2019: 6DE STAATSHERVORMING, VLINDERAKKOORD
Elk kind is gelijk
Startbedrag (eenmalig) bij geboorte/adoptie + basisbedrag
Schoolbonus: o.b.v. leeftijd
Sociale toeslagen enkel o.b.v. inkomen
Zorgtoeslagen voor (half)wezen, beperking en pleegkinderen
Participatietoeslagen: kinderopvang, kleutertoeslag, schooltoeslag
2. DE VERSCHILLENDE NIVEAUS VAN HET BELEID M.B.T.
KINDEREN JONGEREN EN WELZIJN
De niveaus:
Europees niveau
Federaal/ Belgische niveau
Gemeenschaps- en gewestniveau
(Provincie)
Lokale niveau
1.2 1. HET EUROPESE BELEID
= 7 instellingen
EUROPEES PARLEMENT:
o 720 parlementsleden (21 uit BE), elke 5 jaar rechtstreeks
verkozen
o Wetgevende functies: stemmen over wetsvoorstellen van
Europese Commissie
o EU-verdragen goedkeuren
o Europese Commissie controleren
o Begroting goedkeuren, samen met Raad van Europese Unie
EUROPESE COMMISSIE: (27 COMMISSARISSEN)
o Vz: Ursula von der Leyen
4
BELGIË:
1.1 HISTORIEK:
Welvaartstaat: een staat waarbij de overheid zich bezighoudt met het
welzijn v/d burger, grondrechten (grondwet 1831) v/d burger wordt
gewaarborgd.
NACHTWAKERSSTAAT: 19E EEUW
Overheid was enkel bezig met politiek en veiligheid (justitie en
politie), niet met de welvaart van de burgers
Religieuze organisaties (privé-initiatieven) nemen die zorg in handen
(vb. priesters)
WELVAARTSTAAT:
Sinds 1914 leerplicht
2006 VN verdrag rechten = personen met beperkingen moeten
opgenomen worden in de samenleving
Gevolg: 2021 aanpassing grondwet: personen met beperking recht
op inclusie
MODERNE WELVAARTSSTAAT: NA 1945
Economische bloei (overheid grijpt hier sterk in)
Overheid investeert in welvaart vb. bescherming voor werkloosheid
en het hebben van kinderen (was mogelijk door eco groei)
Ook in deze periode: lonen stijgen, arbeidsduur daalt,
democratisering onderwijs (kinderen en volwassen krijgen meer
kansen en gaan naar onderwijs)
Nadruk op rechten van burgers
Realisaties:
o Democratisering onderwijs: kinderen tussen 6 en 14 jaar hebben
leerplicht, nu is het 5-18j
o Pensioen
o Arbeidsduurvermindering
o Grotere sociale bescherming
Jaren 70…
Economische crisis (Oliecrisis): veel werkloosheid en financiële
problemen, overheid moet besparen en doen dit op vlak van
welvaart… minder gul op uitkeringen
o Vb. geen 13e en 14e maand aan kindergeld
De welvaartstaat komt onder druk te staan
ACTIEVE WELVAARTSTAAT: JAREN 90
Idee: individu moet streven naar participatie (via de arbeid) en
sociale integratie, verantwoordelijkheid opnemen
Daarvoor geeft de overheid kansen, rechten
1
, Vb. je krijgt extra geld als je kind zoveel dagen per jaar naar school
gaat
Arbeidsmarkt: mensen moeten langer werken
Nadruk op rechten en plichten v burgers
Is de welvaartsstaat voorbij?
In Nederland: participatiesamenleving, overheid trekt zich terug o.v.v.
welzijn, veel eigen verantwoordelijkheid. (Vb. ouderparticipatiecrèche)
Wij nemen veel over van Nederland….dus??
DE SOCIALE ZEKERHEID:
Basis van onze welvaartsstaat (pensioen, groeipakket,
werkloosheidsuitkering, ziekteverzekering)
Geheel van voorzieningen, doel = financiële bestaanszekerheid
garanderen door burgers van sociale risico’s te dekken.
Functies:
o Vervangingsinkomen voorzien bij verlies van arbeidsinkomen
(Werkloosheid, pensionering…)
o Aanvulling op inkomen voorzien bij bepaalde sociale lasten
(Ziektekosten, het hebben van kinderen…)
6 takken:
Rust en overlevingspensioen
Werkloosheid
Arbeidsongevallenverzekering en beroepsziekteverzekering
Gezinsbijslag/ groeipakket
Ziekte en invaliditeit
Jaarlijkse vakantie
3 stelsels:
Werknemers (voor werkgever)
o Een werknemer is iemand de met werkgever verbonden is
door een arbeidsovereenkomst, is verzekerd voor alles
Zelfstandigen (voor zichzelf)
o Iemand die een beroepsactiviteit uitoefent zonder een
arbeidscontract of statuut. Niet verzekerd voor alles, geen
ziekte/ongevallen verzekering, werkloosheid en jaarlijkse
vakantie
Ambtenaren: niet kennen
Financiering v/d sociale zekerheid: drie bronnen
1. Sociale bijdrage: berekend op inkomen uit arbeid, betaald door
werkgever/nemer, zelfstandige en ambtenaar
2. Subsidie v overheid
3. Alternatieve financiering: deel van sommige belastingen (vb.
inkomsten uit BTW)
o Doel = last op arbeid verminderen
Systeem van bijstandsuitkeringen: los v SZ
2
, Voor mensen die geen recht hebben op een vervangingsinkomen via
de SZ en geen inkomen uit arbeid hebben.
Ultieme vangnet
Na een maatschappelijk onderzoek van OCMW
Vb. leefloon, inkomensgarantie ouderen…
Verdeling v/d uitgaven v/d SZ
Pensioenen
Geneeskundige verzorging
Uitkeringen ZIV
2.1 VERZEKERINGSPRINCIPE VS. SOLIDARITEITSPRINCIPE (SZ)!!!
Basis = solidariteit vs. verzekeringsprincipe
Verzekeringsprincipe: hoe meer bijdragen = hoe hoger de uitkering
Vb. als je meer verdiend is je werkloosheidsuitkering/ pensioen
hoger
Solidariteitsprincipe:
o Horizontale solidariteit: tussen mensen met een lager en
mensen met een hoger risico mensen zonder/met laag risico
betalen meer (ze betalen voor mensen die ziek zijn vb.
mensen zonder kinderen betalen voor mensen met kinderen.
(Hoog-laag risico)
o Verticale solidariteit: draait om centen, tussen mensen met
een hoog inkomen en mensen met een laag inkomen. Mensen
met een hoog inkomen betalen meer belastingen dan mensen
met een laag inkomen, ze zijn solidair. (Hoog-laag inkomen)
o Intergenerationele solidariteit: mensen die nu werken zijn
solidair met mensen die vroeger werkten, vb. werkenden
mensen betalen voor de gepensioneerden (tussen generaties)
3.1 TOEPASSING: HET GROEIPAKKET
Bescherming tegen ‘sociaal risico’ hebben van kinderen
Bevoegdheid van de gemeenschappen
Tot 18 jaar, als je studeert, tot 25 jaar
1. Progressief/proportioneel universalisme:
o Voor elk kind een groeipakket
2. Categoriale selectiviteit:
o Meer kindergeld bvb. Bij kinderen met een beperking/
gestorven ouder
3. Inkomensselectiviteit:
o Mensen met een laag inkomen per jaar krijgen een hoger
Groeipakket
3
, SYSTEEM VOOR 2019:
Basisbedrag afhankelijk van de rang van het kind (1ste kind is het minst
waard)
Extra toeslagen:
Wezen bijslag: zolang de overlevende partner geen nieuwe partner
heeft die bij het gezin woont.
Forfaitaire bijslag (wezen bijslag) voor kinderen (weesouders
ontvangen kindergeld, bio ouders kunnen ook deze bijslag krijgen
als ze voldoen aan bepaalde voorwaarden
Bijkomende bijslagen
o Leeftijdsbijslag
o Sociale toeslagen: gezin met laag inkomen
o Schoolbus
o Kinderen met een aandoening/handicap
o Kinderopvangtoeslag
o Kleutertoeslag
SYSTEEM NA 2019: 6DE STAATSHERVORMING, VLINDERAKKOORD
Elk kind is gelijk
Startbedrag (eenmalig) bij geboorte/adoptie + basisbedrag
Schoolbonus: o.b.v. leeftijd
Sociale toeslagen enkel o.b.v. inkomen
Zorgtoeslagen voor (half)wezen, beperking en pleegkinderen
Participatietoeslagen: kinderopvang, kleutertoeslag, schooltoeslag
2. DE VERSCHILLENDE NIVEAUS VAN HET BELEID M.B.T.
KINDEREN JONGEREN EN WELZIJN
De niveaus:
Europees niveau
Federaal/ Belgische niveau
Gemeenschaps- en gewestniveau
(Provincie)
Lokale niveau
1.2 1. HET EUROPESE BELEID
= 7 instellingen
EUROPEES PARLEMENT:
o 720 parlementsleden (21 uit BE), elke 5 jaar rechtstreeks
verkozen
o Wetgevende functies: stemmen over wetsvoorstellen van
Europese Commissie
o EU-verdragen goedkeuren
o Europese Commissie controleren
o Begroting goedkeuren, samen met Raad van Europese Unie
EUROPESE COMMISSIE: (27 COMMISSARISSEN)
o Vz: Ursula von der Leyen
4