CH 23 - deel 2
1. de bijnieren
2. de bijnierschors (cortex)
★ zona glomerulosa: vnl. mineralocorticoïden (aldosterone: BD; vochthuishouding)
→ water/ elektrolyten balans
★ zona fasciculata: vnl. glucocorticoïden (cortisol: stresshormoon en corticosteron)
→ stressrespons (suiker vrijgeven)
★ zona reticularis: vnl. androgenen (DHEA)
→ viriliserend; anabool effect (= opbouwend effect: dingen maken; fitness: meer testosteron
voor spieren te maken; katabool: afbreken) vb. beharing
2.1 bijniercortex hormonen in het bloed
➔ corticoïden in plasma voor 25-50% vrij
➔ enkel de vrije fractie is biologisch actief
➔ rest gebonden aan vnl; transcortine of corticosteroïd bindend globuline
➔ 5x grotere affiniteit voor cortisol dan voor aldosteron
➔ stress verhoogt cortisol concentratie tot 4-5 à x normale waarde
2.2 katabolisme van bijniercortex hormonen
➔ metabolisatie vnl. thv de lever
➔ urinaire uitscheiding
3. fysiologische controle van de bijniercortex secretie (HPA-as)
- stress: A & NA snelle respons
- cortisol vult energie weer aan
- hormonen nooit enkelvoudig
je hebt stress:
- immuunsysteem onderdrukt (korte termijn geen kwaad);
chronische stress vaker ziek
- overeten: vallen snel af: constant in awareness
- lever: gluconeogenesis (nieuwe glucose maken)
- vet: reserve aan vet: afbreken
4. glucocorticoïden (cortisol; corticosterone)
- uit AZ: suiker gaan maken
4.1 stimulatie van de gluconeogenese
➔ omzetting van AZ en pyrodruivenzuur naar glucose voor herstel homeostase
4.2 veroorzaken lipolyse of vetverbranding
➔ stijgt van vrije vetzuren concentratie in het plasma
4.3 anti-anabool effect
➔ stimulatie van eiwitafbraak
➔ meer AZ voor glucose aanmaak
, 4.4 mineralocorticoïde effecten: waterhuishouding beïnvloeden
➔ cortisol inhibeert ADH secretie (negatieve FB hypothalamus/ hypofyse)
➔ stimuleren van natriumretentie in het lichaam
4.5 invloed op het ontstekingsproces
➔ anti-inflammatoir effect: verminderen capillaire permeabiliteit
4.6 immunologisch effecten
➔ onderdrukken van lymfopoiese: daling van AL vorming en inhibitie van de cellulaire
immuniteit
➔ overgevoeligheidsreacties worden afgeremd: lichaam beschermen tegen zichzelf
4.7 hematologische effecten
➔ stimulatie van de RBC en de trombocyten
➔ aantal neutrofielen in circulatie neemt toe
4.8 botweefsel
➔ remmen botaanmaak en calciumabsorptie uit darm
➔ een overmaat aan glucocorticoïden veroorzaakt osteoporose bij volwassenen en
remt groei bij kinderen
4.9 CVS
➔ arteriolen gevoeliger voor noradrenaline (vasoconstrictie); BD omhoog
4.10 maag darm stelsel
➔ verhogen HCL en pepsine secretie (eiwitafbraak); (stimuleren vertering)
4.11 CZS
➔ verhogen prikkelbaarheid van het CZS (euforie)
5. mineralocorticoïden (aldosteron)
★ natriumretentie thv distale niertubuli en alle celmembranen; K+/ H+ uitgewisseld voor
Na+
★ voornaamste regulator extracellulaire vochtmassa
★ vocht vasthouden → antidiuretisch
★ bloeddruk te laag; zout gaan voegen
6. androgenen (testosteron; oestrogeen)
➔ zwakke hormonale activiteit
➔ geringe hoeveelheid testosteron: viriliserend; eiwit anabolisme
7. het bijniermerg (medulla)
➔ deel van autonome zenuwstelsel en endocriene stelsel
➔ belangrijkste bron van plasma adrenaline; ook noradrenaline/ dopamine
1. de bijnieren
2. de bijnierschors (cortex)
★ zona glomerulosa: vnl. mineralocorticoïden (aldosterone: BD; vochthuishouding)
→ water/ elektrolyten balans
★ zona fasciculata: vnl. glucocorticoïden (cortisol: stresshormoon en corticosteron)
→ stressrespons (suiker vrijgeven)
★ zona reticularis: vnl. androgenen (DHEA)
→ viriliserend; anabool effect (= opbouwend effect: dingen maken; fitness: meer testosteron
voor spieren te maken; katabool: afbreken) vb. beharing
2.1 bijniercortex hormonen in het bloed
➔ corticoïden in plasma voor 25-50% vrij
➔ enkel de vrije fractie is biologisch actief
➔ rest gebonden aan vnl; transcortine of corticosteroïd bindend globuline
➔ 5x grotere affiniteit voor cortisol dan voor aldosteron
➔ stress verhoogt cortisol concentratie tot 4-5 à x normale waarde
2.2 katabolisme van bijniercortex hormonen
➔ metabolisatie vnl. thv de lever
➔ urinaire uitscheiding
3. fysiologische controle van de bijniercortex secretie (HPA-as)
- stress: A & NA snelle respons
- cortisol vult energie weer aan
- hormonen nooit enkelvoudig
je hebt stress:
- immuunsysteem onderdrukt (korte termijn geen kwaad);
chronische stress vaker ziek
- overeten: vallen snel af: constant in awareness
- lever: gluconeogenesis (nieuwe glucose maken)
- vet: reserve aan vet: afbreken
4. glucocorticoïden (cortisol; corticosterone)
- uit AZ: suiker gaan maken
4.1 stimulatie van de gluconeogenese
➔ omzetting van AZ en pyrodruivenzuur naar glucose voor herstel homeostase
4.2 veroorzaken lipolyse of vetverbranding
➔ stijgt van vrije vetzuren concentratie in het plasma
4.3 anti-anabool effect
➔ stimulatie van eiwitafbraak
➔ meer AZ voor glucose aanmaak
, 4.4 mineralocorticoïde effecten: waterhuishouding beïnvloeden
➔ cortisol inhibeert ADH secretie (negatieve FB hypothalamus/ hypofyse)
➔ stimuleren van natriumretentie in het lichaam
4.5 invloed op het ontstekingsproces
➔ anti-inflammatoir effect: verminderen capillaire permeabiliteit
4.6 immunologisch effecten
➔ onderdrukken van lymfopoiese: daling van AL vorming en inhibitie van de cellulaire
immuniteit
➔ overgevoeligheidsreacties worden afgeremd: lichaam beschermen tegen zichzelf
4.7 hematologische effecten
➔ stimulatie van de RBC en de trombocyten
➔ aantal neutrofielen in circulatie neemt toe
4.8 botweefsel
➔ remmen botaanmaak en calciumabsorptie uit darm
➔ een overmaat aan glucocorticoïden veroorzaakt osteoporose bij volwassenen en
remt groei bij kinderen
4.9 CVS
➔ arteriolen gevoeliger voor noradrenaline (vasoconstrictie); BD omhoog
4.10 maag darm stelsel
➔ verhogen HCL en pepsine secretie (eiwitafbraak); (stimuleren vertering)
4.11 CZS
➔ verhogen prikkelbaarheid van het CZS (euforie)
5. mineralocorticoïden (aldosteron)
★ natriumretentie thv distale niertubuli en alle celmembranen; K+/ H+ uitgewisseld voor
Na+
★ voornaamste regulator extracellulaire vochtmassa
★ vocht vasthouden → antidiuretisch
★ bloeddruk te laag; zout gaan voegen
6. androgenen (testosteron; oestrogeen)
➔ zwakke hormonale activiteit
➔ geringe hoeveelheid testosteron: viriliserend; eiwit anabolisme
7. het bijniermerg (medulla)
➔ deel van autonome zenuwstelsel en endocriene stelsel
➔ belangrijkste bron van plasma adrenaline; ook noradrenaline/ dopamine