Cariologie onderdeel: Fluoride en preventie van cariës.
Uitleg bij afbeelding: een aantal dingen zijn essentieel voor het ontstaan van een erosieve laesie. Het
allereerste is het niveau van de pH. De drijvende kracht achter het demineralisatie proces is de mate
van onderverzadiging en hoe lager de pH is, hoe sterker de drijvende kracht zal zijn en hoe sterker de
neiging zal zijn tot demineralisatie.
Dus bij een zeer lage Ph:
- Drijvende kracht groot;
- Snelheid van demineralisatie hoog;
- Weinig tijd voor zuurmoleculen om het weefsel in te diffunderen om daar oppervlak
demineralisatie te veroorzaken (demineralisatie vindt vooral plaats aan het oppervlak).
Diffusiebarrière:
In het cariësproces is er een zuurontwikkeling in de plaque. De plaque op het oppervlak vormt een
diffusiebarrière. Die concentreert bijvoorbeeld oplosproducten die uit het weefsel komen onder
invloed van de demineralisatie. Tijdens dit proces zal er calcium en fosfaat verzamelen. Dit
diffundeert ook de plaque uit maar gaat veel trager dan wanneer er geen plaque zal zijn.
De subsurface-laesie
De subsurface-laesie hangt samen met het niveau van de pH. Als de drijvende kracht niet zo hoog is,
dan zal er meer tijd zijn om het weefsel in te diffunderen. De diffusiebarrière zal veroorzaken dat
lokaal aan het oppervlak weer oververzadiging optreedt door concentratie van calcium en
fosfaationen, waardoor de oppervlakte laag daar meer beschermd wordt en er weer remineralisatie
kan optreden, terwijl op dieper niveau de demineralisatie nog plaatsvindt.
Fluoride in de mond, zit ook in de plaque (in iets hogere concentratie dan in het speeksel), de
fluoride verandert het verzadigingsniveau. Als de fluoride in de plaque aanwezig is, zal het ook de
neiging hebben om naar binnen te diffunderen. Als het oppervlak een pH heeft tussen de 4,5 en 5,5
Uitleg bij afbeelding: een aantal dingen zijn essentieel voor het ontstaan van een erosieve laesie. Het
allereerste is het niveau van de pH. De drijvende kracht achter het demineralisatie proces is de mate
van onderverzadiging en hoe lager de pH is, hoe sterker de drijvende kracht zal zijn en hoe sterker de
neiging zal zijn tot demineralisatie.
Dus bij een zeer lage Ph:
- Drijvende kracht groot;
- Snelheid van demineralisatie hoog;
- Weinig tijd voor zuurmoleculen om het weefsel in te diffunderen om daar oppervlak
demineralisatie te veroorzaken (demineralisatie vindt vooral plaats aan het oppervlak).
Diffusiebarrière:
In het cariësproces is er een zuurontwikkeling in de plaque. De plaque op het oppervlak vormt een
diffusiebarrière. Die concentreert bijvoorbeeld oplosproducten die uit het weefsel komen onder
invloed van de demineralisatie. Tijdens dit proces zal er calcium en fosfaat verzamelen. Dit
diffundeert ook de plaque uit maar gaat veel trager dan wanneer er geen plaque zal zijn.
De subsurface-laesie
De subsurface-laesie hangt samen met het niveau van de pH. Als de drijvende kracht niet zo hoog is,
dan zal er meer tijd zijn om het weefsel in te diffunderen. De diffusiebarrière zal veroorzaken dat
lokaal aan het oppervlak weer oververzadiging optreedt door concentratie van calcium en
fosfaationen, waardoor de oppervlakte laag daar meer beschermd wordt en er weer remineralisatie
kan optreden, terwijl op dieper niveau de demineralisatie nog plaatsvindt.
Fluoride in de mond, zit ook in de plaque (in iets hogere concentratie dan in het speeksel), de
fluoride verandert het verzadigingsniveau. Als de fluoride in de plaque aanwezig is, zal het ook de
neiging hebben om naar binnen te diffunderen. Als het oppervlak een pH heeft tussen de 4,5 en 5,5