WETENSCHAPSFILOSOFIE
INLEIDING
Wetenschappelijke wijze geldt historisch als meest geslaagde methode om kennis te produceren
→ toch ook belangrijke kanttekeningen:
- Maatschappelijke transformatie moet onvermijdelijk en permanent vd nodige kritische noten
vergezeld blijven gaan (opdracht v cultuurfilosoof/ethicus)
- Men mag zich afvragen of haar reputatie terecht is, of haar typische manier v denken wel
degelijk de betrouwbare resultaten oplevert die zij beweert op te leveren
➔ Taak wetenschapsfilosoof: over complexe zaken als deze reflecteren
Wetenschapsfilosofie:
Denkt na over de ‘wetenschappelijkheid’ van wetenschappelijke methodes
→ Vergt een afbakening v manieren v handelen + denken binnen de context v wet. onderzoek die we
als kwalitatief en derhalve betrouwbaar wensen te erkennen
Demarcatiecriterium:
Wetenschap moet v niet-wetenschap afbakenen
NORMATIEVE BENADERING VD WETENSCHAPPELIJKE METHODE
HET VERBAND THEORIE-WERKELIJKHEID
Doel vd wetenschap:
Vat krijgen (en houden) op de werkelijkheid + theorieën ontwikkelen die daarbij ku helpen
Zonder inzicht id werkelijkheid voelen we ons verloren (op 2 manieren):
- We begrijpen weinig vd wereld zonder kennis (‘wat betekent het?’→ verklaring zoeken
- Kennis moer er vr zorgen dat we in deze wereld ook ku overleven → voorspellende functie
➔ MAAR: speculatie en intuïtie blijft ook belangrijk:
Gedurfde exploratie en tastend zoeken op onzekere gronden zal noodzakelijk blijven want in
dit universum is ons meer onbekend dan bekend, meer onbegrepen dan begrepen!
➔ We willen wel dat het eindproduct v die lange zoektocht op speculatieve wijze aan een bep
kwaliteitseis moet voldoen en dat we het resultaat dus als wetenschappelijk ku erkennen
Wetenschappelijke theorieën staan in verbinding met de werkelijkheid → realiteit werkt via
empirische of zintuiglijke weg op ons in
➔ Wet. arbeid gaat op een systematische manier:
o De empirische ervaringen verzamelen en ordenen
o En vervolgens regelmatigheden in blootleggen die in wetten ku w uitgedrukt
o Wetten = uitspraken met universeel karakter → geheel v wetten = theorie
,Centrale punt v wat we v wetenschappers vragen = duidelijk en nauwgezet uit de doeken te doen op
welke manier zij tot hun bevindingen zijn gekomen
➔ Deze eis (die neerkomt op het neerleggen v/e fundament vr onze kennis) kan nooit worden
vervuld op een manier waarop we gn enkele twijfels zouden hebben
➔ Enkel het bereiken v/e afdoende zekerheid is haalbaar
(= concrete invulling vd eis blijft steeds vr interpretatie en discussie vatbaar)
= Eis v/e afdoende systematische methode
- Richt zich nr hoger beschreven dimensies v wet. ond. (vergaren v observationele/emp. data)
- En richt zich op het formuleren v verklarende theorieën
➔ Beide vormen essentiële facetten vd wet. activiteit → die wederzijds versterkende
wisselwerking tssn deze twee heeft gezorgd vr de wetenschappelijke revolutie (17e eeuw)
Vooruitgang w langs twee assen geboekt:
- Het ontstaan + de groei (sinds Moderniteit) vd experimentele methode → ontwikkeling v
meer en betere wet. instrumenten
- Wiskundige methode als universele taal vd wetenschappen
➔ Geven aanleiding tot 2 types v wet. redeneringen → deductie en inductie
o Deductie of inferentie:
Indien de premissen/uitgangspunten waar zijn, dan ook de conclusie dat moet zijn
→ waarheidsbehoud
o Inductie:
Conclusies trekken die betrekking hebben op (nog) nt onderzochte objecten/
gebeurtenissen obv bepaalde observaties
→ mogelijk om v correcte premissen uit te gaan en toch tot foute gevolgtrekkingen te
komen
VERIFICATIELEER
Twee criteria waar wetenschappelijke uitspraken/hypothesen aan moeten voldoen:
1. Direct verifieerbare waarnemingsrapporten
o Uitspraak waarvan w elk deel ervan ku koppelen aan een bep. staat v zaken id wereld
die we direct ku waarnemen
o Vb. water tot 100°C opgewarmd, kookt.
→ ik kan pot water en thermometer pakken en zien dat wanneer het water 100°C
bereikt, het dan kookt
2. Zinnen mbv streng logische middelen/bewerkingen samengesteld uit zinnen vh type (1)
o Vb. water tot 100°C opgewarmd kookt en suiker is oplosbaar in koffie
→ ik moet nt beiden tegelijkertijd waarnemen → experiment vr water + experiment vr
suiker en dan een conjunctie ervan maken en hier verder mee redeneren
, PROBLEMEN:
UNIVERSELE UITSPRAKEN:
- Doel wetenschap = verzamelen v feiten + opstellen v wetten/veralgemeningen obv die feiten
- Universele uitspraak = oneindige conjunctie v particuliere uitspraken (volgens PL)
➔ Een universele uitspraak kan nt w herleid tot een uitspraak (zijnde een conjunctie) waarin de
basiszinnen direct verifieerbaar zijn (we ku nt alles overal testen!)
TIJDSGEBONDEN UITSPRAKEN:
- Probleem vh verleden en de toekomst: wet geldt nt slechts overal, maar ook altijd
- We komen id problemen met elke uitspraak die een tijdsindicator bevat
- Wat voorbij is en zich nt zal/laat herhalen, kan je nt verifiëren
➔ Bronnenkritiek als traditionele antwoord op de onzekerheid over dergelijke, extern
aangeleverde kennis: we brengen onze kennis in overeenstemming met alle als waarachtig
bestempelde bronnen ervoor
DISPOSITIONELE UITSPRAKEN:
- Dispositie = aard/karakter in betekenis v ‘aanleg’ of ‘neiging’ v/e onderzoeksobject
- Er moet aan bepaalde randvoorwaarden worden voldaan
- Niet-observationele eigenschappen = eig. die gedrag v objecten in bep. omstandigheden
beschrijven (→ als die omstandigheden zich nt voordoen, kan het gedrag nt getest w)
THEORETISCH GELADEN UITSPRAKEN:
- Direct steunen op zintuiglijke waarneming is nt uiterst betrouwbaar
- Logisch positivisten (Rudolf Carnap): aantonen dat, op de logica na, alle nt-observationele,
theoretische taal in principe uit de wetenschappen kan w geweerd
- Idee: onze kennis heeft slecht betrekking op het deel vd wereld dat door ons kan w ervaren
➔ Wetenschappelijke theorieën staal vol theoretische taal → maar, die theoretische elementen
zijn overbodig + ku geëlimineerd w zonder dat de inhoud v onze wet. bevindingen daaronder
lijdt
➔ Deze reductie zou volgend de positivisten concreet uitgevoerd ku w adhv correspondentie-
regels tssn enerzijds theoretisch geladen (nt-observationele) en anderzijds empirisch geladen
(observationele) uitdrukkingen
➔ Wat overblijft = een geheel aan zintuiglijke basisuitdrukkingen + een geheel aan zuiver
logische middelen om die basiszinnen tot meer complexe uitspraken te ku bewerken
➔ Beide zijn onproblematisch: observaties → direct karakter – logische operaties → rationeel
karakter → ku i/e absoluut fundament onze wet. kennis voorzien (= ultieme verantwoording)
INLEIDING
Wetenschappelijke wijze geldt historisch als meest geslaagde methode om kennis te produceren
→ toch ook belangrijke kanttekeningen:
- Maatschappelijke transformatie moet onvermijdelijk en permanent vd nodige kritische noten
vergezeld blijven gaan (opdracht v cultuurfilosoof/ethicus)
- Men mag zich afvragen of haar reputatie terecht is, of haar typische manier v denken wel
degelijk de betrouwbare resultaten oplevert die zij beweert op te leveren
➔ Taak wetenschapsfilosoof: over complexe zaken als deze reflecteren
Wetenschapsfilosofie:
Denkt na over de ‘wetenschappelijkheid’ van wetenschappelijke methodes
→ Vergt een afbakening v manieren v handelen + denken binnen de context v wet. onderzoek die we
als kwalitatief en derhalve betrouwbaar wensen te erkennen
Demarcatiecriterium:
Wetenschap moet v niet-wetenschap afbakenen
NORMATIEVE BENADERING VD WETENSCHAPPELIJKE METHODE
HET VERBAND THEORIE-WERKELIJKHEID
Doel vd wetenschap:
Vat krijgen (en houden) op de werkelijkheid + theorieën ontwikkelen die daarbij ku helpen
Zonder inzicht id werkelijkheid voelen we ons verloren (op 2 manieren):
- We begrijpen weinig vd wereld zonder kennis (‘wat betekent het?’→ verklaring zoeken
- Kennis moer er vr zorgen dat we in deze wereld ook ku overleven → voorspellende functie
➔ MAAR: speculatie en intuïtie blijft ook belangrijk:
Gedurfde exploratie en tastend zoeken op onzekere gronden zal noodzakelijk blijven want in
dit universum is ons meer onbekend dan bekend, meer onbegrepen dan begrepen!
➔ We willen wel dat het eindproduct v die lange zoektocht op speculatieve wijze aan een bep
kwaliteitseis moet voldoen en dat we het resultaat dus als wetenschappelijk ku erkennen
Wetenschappelijke theorieën staan in verbinding met de werkelijkheid → realiteit werkt via
empirische of zintuiglijke weg op ons in
➔ Wet. arbeid gaat op een systematische manier:
o De empirische ervaringen verzamelen en ordenen
o En vervolgens regelmatigheden in blootleggen die in wetten ku w uitgedrukt
o Wetten = uitspraken met universeel karakter → geheel v wetten = theorie
,Centrale punt v wat we v wetenschappers vragen = duidelijk en nauwgezet uit de doeken te doen op
welke manier zij tot hun bevindingen zijn gekomen
➔ Deze eis (die neerkomt op het neerleggen v/e fundament vr onze kennis) kan nooit worden
vervuld op een manier waarop we gn enkele twijfels zouden hebben
➔ Enkel het bereiken v/e afdoende zekerheid is haalbaar
(= concrete invulling vd eis blijft steeds vr interpretatie en discussie vatbaar)
= Eis v/e afdoende systematische methode
- Richt zich nr hoger beschreven dimensies v wet. ond. (vergaren v observationele/emp. data)
- En richt zich op het formuleren v verklarende theorieën
➔ Beide vormen essentiële facetten vd wet. activiteit → die wederzijds versterkende
wisselwerking tssn deze twee heeft gezorgd vr de wetenschappelijke revolutie (17e eeuw)
Vooruitgang w langs twee assen geboekt:
- Het ontstaan + de groei (sinds Moderniteit) vd experimentele methode → ontwikkeling v
meer en betere wet. instrumenten
- Wiskundige methode als universele taal vd wetenschappen
➔ Geven aanleiding tot 2 types v wet. redeneringen → deductie en inductie
o Deductie of inferentie:
Indien de premissen/uitgangspunten waar zijn, dan ook de conclusie dat moet zijn
→ waarheidsbehoud
o Inductie:
Conclusies trekken die betrekking hebben op (nog) nt onderzochte objecten/
gebeurtenissen obv bepaalde observaties
→ mogelijk om v correcte premissen uit te gaan en toch tot foute gevolgtrekkingen te
komen
VERIFICATIELEER
Twee criteria waar wetenschappelijke uitspraken/hypothesen aan moeten voldoen:
1. Direct verifieerbare waarnemingsrapporten
o Uitspraak waarvan w elk deel ervan ku koppelen aan een bep. staat v zaken id wereld
die we direct ku waarnemen
o Vb. water tot 100°C opgewarmd, kookt.
→ ik kan pot water en thermometer pakken en zien dat wanneer het water 100°C
bereikt, het dan kookt
2. Zinnen mbv streng logische middelen/bewerkingen samengesteld uit zinnen vh type (1)
o Vb. water tot 100°C opgewarmd kookt en suiker is oplosbaar in koffie
→ ik moet nt beiden tegelijkertijd waarnemen → experiment vr water + experiment vr
suiker en dan een conjunctie ervan maken en hier verder mee redeneren
, PROBLEMEN:
UNIVERSELE UITSPRAKEN:
- Doel wetenschap = verzamelen v feiten + opstellen v wetten/veralgemeningen obv die feiten
- Universele uitspraak = oneindige conjunctie v particuliere uitspraken (volgens PL)
➔ Een universele uitspraak kan nt w herleid tot een uitspraak (zijnde een conjunctie) waarin de
basiszinnen direct verifieerbaar zijn (we ku nt alles overal testen!)
TIJDSGEBONDEN UITSPRAKEN:
- Probleem vh verleden en de toekomst: wet geldt nt slechts overal, maar ook altijd
- We komen id problemen met elke uitspraak die een tijdsindicator bevat
- Wat voorbij is en zich nt zal/laat herhalen, kan je nt verifiëren
➔ Bronnenkritiek als traditionele antwoord op de onzekerheid over dergelijke, extern
aangeleverde kennis: we brengen onze kennis in overeenstemming met alle als waarachtig
bestempelde bronnen ervoor
DISPOSITIONELE UITSPRAKEN:
- Dispositie = aard/karakter in betekenis v ‘aanleg’ of ‘neiging’ v/e onderzoeksobject
- Er moet aan bepaalde randvoorwaarden worden voldaan
- Niet-observationele eigenschappen = eig. die gedrag v objecten in bep. omstandigheden
beschrijven (→ als die omstandigheden zich nt voordoen, kan het gedrag nt getest w)
THEORETISCH GELADEN UITSPRAKEN:
- Direct steunen op zintuiglijke waarneming is nt uiterst betrouwbaar
- Logisch positivisten (Rudolf Carnap): aantonen dat, op de logica na, alle nt-observationele,
theoretische taal in principe uit de wetenschappen kan w geweerd
- Idee: onze kennis heeft slecht betrekking op het deel vd wereld dat door ons kan w ervaren
➔ Wetenschappelijke theorieën staal vol theoretische taal → maar, die theoretische elementen
zijn overbodig + ku geëlimineerd w zonder dat de inhoud v onze wet. bevindingen daaronder
lijdt
➔ Deze reductie zou volgend de positivisten concreet uitgevoerd ku w adhv correspondentie-
regels tssn enerzijds theoretisch geladen (nt-observationele) en anderzijds empirisch geladen
(observationele) uitdrukkingen
➔ Wat overblijft = een geheel aan zintuiglijke basisuitdrukkingen + een geheel aan zuiver
logische middelen om die basiszinnen tot meer complexe uitspraken te ku bewerken
➔ Beide zijn onproblematisch: observaties → direct karakter – logische operaties → rationeel
karakter → ku i/e absoluut fundament onze wet. kennis voorzien (= ultieme verantwoording)