Analyse samenvatting colleges
College 1: Het individu
Idiografisch: Onderzoek naar individu in plaats van naar de hele groep
Artikel: De test getest: bruikbare psychologische testen voor uitspraken individu en
geschiedenis van de testen
- Ergodiciteit: eigenschap dynamisch systeem dat het gemiddelde gedrag over tijd
ruwweg hetzelfde is als het gemiddelde over alle toestanden waarin een systeem zich
kan bevinden. (Problemen met de assumptie van statistische toetsen en redeneren
(metingen, data), er wordt vaak gezegd dat groepsgegevens ook gelden voor
individuen maar dat is niet houdbaar)
- Intrer/intra – individuele variabiliteit (between, within)
- Persoonlijke verdeling vs. populatie verdeling → populatiegemiddelde zegt weinig
over individu
Problemen met assumpties van ‘sample base statistical inference ‘ → Ergodiciteit
1. De totale schattingen komen vaak niet overeen met individuele schattingen
2. Correlaties in groepsgegevens zijn GEEN betrouwbare voorspellers voor individuen
3. Het negeren van niet- Ergodiciteit ondermijnt (schaadt) de betrouwbaarheid en
generaliseerbaarheid veel onderzoeken → veel onderzoeken maken onterecht
aannames van overdraagbaarheid groepsgegevens naar individuen
Niet- Ergodiciteit: eigenschap groep zijn niet direct toepasbaar op individu binnen die groep
Brein structuur en afwijking
Bevindingen
1. Statistisch significant verschil groepsniveau
2. Slechts aantal individuen vertoont afwijking → gemiddelde groepsdata niet bruikbaar
voor onderscheiden individuele verschillen
Algemene conclusie: psychologische toets en groepsstatestieken zijn onbetrouwbaar voor het
maken van uitspraken over individuen. Generalisaties van groepen naar individuen moeten
met grote voorzichtigheid worden behandelt
Statistische modellen en assumpties (ergodische assumpties)
Assumpties statistische toets
1. Additiviteit en lineairiteit
2. Normaliteit van data (alles)
3. Homogeniteit van variantie
4. Onafhankelijkheid
Assumpties Ergodiciteit: Een proces is ergodische als groepsgemiddelden gelijk zijn aan
tijdgemiddelden bij herhaling individu
- 1 x 100 dobbelstenen (space average)
- 100 x 1 dobbelsteen (time average)
→ Tijdgemiddelde is hier gelijk aan ruimtelijk gemiddelde → kans = 1
1. Stationair (gemiddelde, variantie, correlaties)
2. Homogene verdeling (kansverdeling alle elementen hetzelfde)
3. Memorylessness = geheugenverlies voor wat voorafging (uniform binnen populatie)
, - In de praktijk: in de gedragswetenschappen wordt vaak aangenomen dat
psychologische metingen hetzelfde werken als natuurkundige metingen, maar dit klopt
vaak niet
- Een willekeurig proces is ergodische als: statistieken kunnen worden bepaald op basis
van steekproeffunctie proces (gezamenlijk gemiddelde is gelijk aan de
corresponderende tijd gemiddelde met kans = 1)
Hoe meten wij in de gedragswetenschappen
- Een gemeten score (X) is de som van de ware score (T) en de meetfout (E)
o X = T + E → alsof het natuurkundige metingen zijn
o Onder ideale omstandigheden is de fout willekeurig en het gemiddelde 0
- True score theory
- Stochastisch theory of error
- Het idee: meetuikomsten representeren true score + random error? Klopt dit?
o Voor fysieke metingen klopt dit meer dan voor psychologische variabelen
Klassieke Test Theorie = Error of
measurement theory:
- Bij herhaalde metingen van
hetzelfde object en onder de
aanname dat de meetfout (E)
willekeurig is, kan worden
gesteld:
o E(E) = 0, Pte = 0 en dus zijn E(X) = T (= normaalverdeling met een
gemiddelde van 0
o Correlatie T en E → E = onafhankelijk van ware score
Quetelet: Introduceerde het idee van een gemiddeld persoon, maar in werkelijkheid zijn
populatie gemiddelde zelden representatief voor individu.
‘Is er een persoon binnen een populatie waarvan de lengte typisch is voor die populatie en
voor wie de lengtes van andere leden van de populatie als kleine of grote afwijkingen moeten
worden beschouwd. Hij maakte geen probleem van de stap van intra- naar inter- individuele
metingen. Hij ging ervan uit dat je iets leerde door herhaaldelijk te meten bij 1 individu.
Probleem: dit is alleen geldig bij ergodische systeem (zijn mensen meestal niet)
→ Quetelet gebruikte het gemiddelde om de typische waarde van de populatie te
beschrijven, waarbij het gemiddelde een representatie werd van de gemiddelde persoon
binnen een sociale context.
→ Oorspronkelijke betekenis (Foutentheorie): Het gemiddelde werd gebruikt om de ware
scores van een individu te benaderen door de meetfout te corrigeren
, → Infertiele statistiek (Quetelet)
Infertiele statistiek houdt in dat:
• Individuele variaties worden genegeerd of als niet-relevant worden beschouwd.
• De focus ligt op het gemiddelde, wat resulteert in een beschrijving van de populatie als
geheel, niet van individuele leden.
• De meetfout (E) wordt geacht willekeurig te zijn en weg te vallen in grote aantallen,
wat resulteert in een nauwkeurig gemiddelde.
In de afbeelding zie je dit terug:
• Bij kleine aantallen individuen zijn er grotere afwijkingen van het gemiddelde
(X=T+E1, E2, E3X=T+E1, E2, E3).
• Bij grotere aantallen wordt aangenomen dat de meetfouten elkaar opheffen, wat leidt
tot een nauwkeurige schatting van het gemiddelde (X=TX=T).
Van intra naar inter individuele metingen
- Dit mag alleen in een ergodische systeem omdat alle
elementen binnen zo’n systeem dezelfde statistische
identiteit hebben (stationair en homogeen)
- Geboorte infertiele statistiek
- De KTT vereist een intra-individuele meting dier bestaat
uit:
o Oneindig vaak dezelfde test afnemen onder
gelijkblijvende omstandigheden waarbij alle
testafnames onderling van elkaar onafhankelijk zijn
→ stochastische foutentheorie
, Idiografisch methoden en technieken → complexe systeembenadering
Nomothetisch vs. Idiografisch onderzoek
1. Big Data Paradigma: Van groep naar individueel normaliseren
- Doel = transporteerbare kennis produceren
(kliniek, gemeenschap)
- Veel individuen (Nindividuen = 50-1000+)
- Weinig observaties (Nobservaties = 1-3)
→ Nomothetisch
2. Small Data paradigma: van individueel
naar individueel of groep
- Doel = clusters tussen mensen identificeren
en mechanismen veranderen + transporteren
kennis
- Weinig individuen (Nindividuen = 1-3)
- Veel observaties (Nobservaties = 50-1000+)
→ Idiografisch
Complexe systemen en psychopathologie
Complexe systemen: menselijke gedrag ontstaat uit
een complex adaptief systeem gekenmerkt door ook
complexe componenten(systeem)
- Adaptiviteit: gedrag beïnvloed door leren,
ontwikkeling en individuele geschiedenis
- Emergentie: gedrag ontstaat door interacties
tussen verschillende processen op meerdere tijdschalen, wat leidt tot onverwacht en
niet lineair gedrag
- Zelforganisatie: geen centrale controle → gedrag organiseert zichzelf in stabiele
patronen
→ Om complexe systemen te onderzoeken kun je geen gebruik maken van statistische
modellen want:
1. schending statische assumpties (onafhankelijk, homogeniteit)
2. te grote rol individuele geschiedenis
→ Er is hiervoor een meer dynamische, contextgevoelige benadering nodig
Psychopathologie
- Grote variantie (individuen) in psychologische weerbaarheid
- Ontstaat uit complex bio-psycho-sociale interacties en feedback loops (multifactoriële
etiologie)
- Zeer heterogene verschijningsvormen (symptomen), gedrag afhankelijk van
individuele context waardoor statistische modellen vaak tekortschieten → niet triviaal
(= invloed is zeer ingewikkeld en onvoorspelbaar)
- Alles interacteert met elkaar → niet lineair systeem (gedrag)
Ergodische valkuil = meetmoment = variabele
College 1: Het individu
Idiografisch: Onderzoek naar individu in plaats van naar de hele groep
Artikel: De test getest: bruikbare psychologische testen voor uitspraken individu en
geschiedenis van de testen
- Ergodiciteit: eigenschap dynamisch systeem dat het gemiddelde gedrag over tijd
ruwweg hetzelfde is als het gemiddelde over alle toestanden waarin een systeem zich
kan bevinden. (Problemen met de assumptie van statistische toetsen en redeneren
(metingen, data), er wordt vaak gezegd dat groepsgegevens ook gelden voor
individuen maar dat is niet houdbaar)
- Intrer/intra – individuele variabiliteit (between, within)
- Persoonlijke verdeling vs. populatie verdeling → populatiegemiddelde zegt weinig
over individu
Problemen met assumpties van ‘sample base statistical inference ‘ → Ergodiciteit
1. De totale schattingen komen vaak niet overeen met individuele schattingen
2. Correlaties in groepsgegevens zijn GEEN betrouwbare voorspellers voor individuen
3. Het negeren van niet- Ergodiciteit ondermijnt (schaadt) de betrouwbaarheid en
generaliseerbaarheid veel onderzoeken → veel onderzoeken maken onterecht
aannames van overdraagbaarheid groepsgegevens naar individuen
Niet- Ergodiciteit: eigenschap groep zijn niet direct toepasbaar op individu binnen die groep
Brein structuur en afwijking
Bevindingen
1. Statistisch significant verschil groepsniveau
2. Slechts aantal individuen vertoont afwijking → gemiddelde groepsdata niet bruikbaar
voor onderscheiden individuele verschillen
Algemene conclusie: psychologische toets en groepsstatestieken zijn onbetrouwbaar voor het
maken van uitspraken over individuen. Generalisaties van groepen naar individuen moeten
met grote voorzichtigheid worden behandelt
Statistische modellen en assumpties (ergodische assumpties)
Assumpties statistische toets
1. Additiviteit en lineairiteit
2. Normaliteit van data (alles)
3. Homogeniteit van variantie
4. Onafhankelijkheid
Assumpties Ergodiciteit: Een proces is ergodische als groepsgemiddelden gelijk zijn aan
tijdgemiddelden bij herhaling individu
- 1 x 100 dobbelstenen (space average)
- 100 x 1 dobbelsteen (time average)
→ Tijdgemiddelde is hier gelijk aan ruimtelijk gemiddelde → kans = 1
1. Stationair (gemiddelde, variantie, correlaties)
2. Homogene verdeling (kansverdeling alle elementen hetzelfde)
3. Memorylessness = geheugenverlies voor wat voorafging (uniform binnen populatie)
, - In de praktijk: in de gedragswetenschappen wordt vaak aangenomen dat
psychologische metingen hetzelfde werken als natuurkundige metingen, maar dit klopt
vaak niet
- Een willekeurig proces is ergodische als: statistieken kunnen worden bepaald op basis
van steekproeffunctie proces (gezamenlijk gemiddelde is gelijk aan de
corresponderende tijd gemiddelde met kans = 1)
Hoe meten wij in de gedragswetenschappen
- Een gemeten score (X) is de som van de ware score (T) en de meetfout (E)
o X = T + E → alsof het natuurkundige metingen zijn
o Onder ideale omstandigheden is de fout willekeurig en het gemiddelde 0
- True score theory
- Stochastisch theory of error
- Het idee: meetuikomsten representeren true score + random error? Klopt dit?
o Voor fysieke metingen klopt dit meer dan voor psychologische variabelen
Klassieke Test Theorie = Error of
measurement theory:
- Bij herhaalde metingen van
hetzelfde object en onder de
aanname dat de meetfout (E)
willekeurig is, kan worden
gesteld:
o E(E) = 0, Pte = 0 en dus zijn E(X) = T (= normaalverdeling met een
gemiddelde van 0
o Correlatie T en E → E = onafhankelijk van ware score
Quetelet: Introduceerde het idee van een gemiddeld persoon, maar in werkelijkheid zijn
populatie gemiddelde zelden representatief voor individu.
‘Is er een persoon binnen een populatie waarvan de lengte typisch is voor die populatie en
voor wie de lengtes van andere leden van de populatie als kleine of grote afwijkingen moeten
worden beschouwd. Hij maakte geen probleem van de stap van intra- naar inter- individuele
metingen. Hij ging ervan uit dat je iets leerde door herhaaldelijk te meten bij 1 individu.
Probleem: dit is alleen geldig bij ergodische systeem (zijn mensen meestal niet)
→ Quetelet gebruikte het gemiddelde om de typische waarde van de populatie te
beschrijven, waarbij het gemiddelde een representatie werd van de gemiddelde persoon
binnen een sociale context.
→ Oorspronkelijke betekenis (Foutentheorie): Het gemiddelde werd gebruikt om de ware
scores van een individu te benaderen door de meetfout te corrigeren
, → Infertiele statistiek (Quetelet)
Infertiele statistiek houdt in dat:
• Individuele variaties worden genegeerd of als niet-relevant worden beschouwd.
• De focus ligt op het gemiddelde, wat resulteert in een beschrijving van de populatie als
geheel, niet van individuele leden.
• De meetfout (E) wordt geacht willekeurig te zijn en weg te vallen in grote aantallen,
wat resulteert in een nauwkeurig gemiddelde.
In de afbeelding zie je dit terug:
• Bij kleine aantallen individuen zijn er grotere afwijkingen van het gemiddelde
(X=T+E1, E2, E3X=T+E1, E2, E3).
• Bij grotere aantallen wordt aangenomen dat de meetfouten elkaar opheffen, wat leidt
tot een nauwkeurige schatting van het gemiddelde (X=TX=T).
Van intra naar inter individuele metingen
- Dit mag alleen in een ergodische systeem omdat alle
elementen binnen zo’n systeem dezelfde statistische
identiteit hebben (stationair en homogeen)
- Geboorte infertiele statistiek
- De KTT vereist een intra-individuele meting dier bestaat
uit:
o Oneindig vaak dezelfde test afnemen onder
gelijkblijvende omstandigheden waarbij alle
testafnames onderling van elkaar onafhankelijk zijn
→ stochastische foutentheorie
, Idiografisch methoden en technieken → complexe systeembenadering
Nomothetisch vs. Idiografisch onderzoek
1. Big Data Paradigma: Van groep naar individueel normaliseren
- Doel = transporteerbare kennis produceren
(kliniek, gemeenschap)
- Veel individuen (Nindividuen = 50-1000+)
- Weinig observaties (Nobservaties = 1-3)
→ Nomothetisch
2. Small Data paradigma: van individueel
naar individueel of groep
- Doel = clusters tussen mensen identificeren
en mechanismen veranderen + transporteren
kennis
- Weinig individuen (Nindividuen = 1-3)
- Veel observaties (Nobservaties = 50-1000+)
→ Idiografisch
Complexe systemen en psychopathologie
Complexe systemen: menselijke gedrag ontstaat uit
een complex adaptief systeem gekenmerkt door ook
complexe componenten(systeem)
- Adaptiviteit: gedrag beïnvloed door leren,
ontwikkeling en individuele geschiedenis
- Emergentie: gedrag ontstaat door interacties
tussen verschillende processen op meerdere tijdschalen, wat leidt tot onverwacht en
niet lineair gedrag
- Zelforganisatie: geen centrale controle → gedrag organiseert zichzelf in stabiele
patronen
→ Om complexe systemen te onderzoeken kun je geen gebruik maken van statistische
modellen want:
1. schending statische assumpties (onafhankelijk, homogeniteit)
2. te grote rol individuele geschiedenis
→ Er is hiervoor een meer dynamische, contextgevoelige benadering nodig
Psychopathologie
- Grote variantie (individuen) in psychologische weerbaarheid
- Ontstaat uit complex bio-psycho-sociale interacties en feedback loops (multifactoriële
etiologie)
- Zeer heterogene verschijningsvormen (symptomen), gedrag afhankelijk van
individuele context waardoor statistische modellen vaak tekortschieten → niet triviaal
(= invloed is zeer ingewikkeld en onvoorspelbaar)
- Alles interacteert met elkaar → niet lineair systeem (gedrag)
Ergodische valkuil = meetmoment = variabele