Nier 1
Overzicht en functie
Te kennen
6 functies van nier kennen
Verschillende aspecten van nier kennen en kunnen aanwijzen
Afbeeldingen van patholoog kunnen beoordelen
Renale klaring berekenen en reproduceren
Rol in homeostase van volume, elektrolyten en zuurbase evenwicht
(gedetailleerd)
6 functies van nier:
- Uitscheiden van afvalstoffen: ureum, creatinine (spieren),
geneesmiddelen (kunnen niet doen stilvallen), urobilinogeen,
endogene hormonen (bv insuline)
- Endocriene functie: aanmaak hormonen: renine, EPO en 1 alfa
hydroxylase (zet vitamine D om naar actieve vorm)
- Homeostatische regulatie pH: tussen 7,38-7,42; neemt toe: H+
uitscheiding, neemt af: HCO3- wegkrijgen
Samen met longen (gaan sneller corrigeren door de hyper of hypo
ventileren)
Keto-acidose buffer gebruikt om terug naar normaal te gaan, H+
uitscheiden of HCO3- bijhouden
Metabole alkalose (PH lager) minder ademhaling, HCO3-
wegkrijgen, ligt in buffers
- Regulatie osmolariteit
Opgelost in plasma= osmolariteit, concentratie aan osmotische
actieve deeltjes per eenheid oplosmiddel
Ureum doet niet mee aan toniciteit, volgen wel massa, verspreidt
zich door verschillende processen
Toniciteit= osmotisch actieve deeltjes in oplossing per eenheid
oplosmiddel
, Cel zwellen bij veel water in cel, cel krimpen bij minder water in cel
Kan ook in hersenen die beperkt worden in plaats door schedel
- Regulatie EC-volume en BD
Perfusie van organen, vooral bepaald door inname en uitscheiding
Bij verstoring van dit systeem bv door brandwonden zal nier dit
compenseren (proberen)
MAP gebruiken = DBP+ 1/3 (SBP-DBP)
Bij infectie vasodilatatie= oplossen met vocht
Leverfalen= ophoping van vocht, veel opgeslagen in veneuze
opslagsysteem, compenseert lang maar niet oneindig, speelt rol in
circulatie
Toediening oplossing aan EC-volume (intraveneus in bloedbaan)
Permeabel: zit in alle cellen maar mogelijk gevaarlijk bij toxiciteit
Na en glucose via pompen (onrechtstreeks)
Niet permeabele stof
- Behoud van ionen balans
Na efficiënt in nier teruggewonnen door verschillende mechanismen
distale tubulus & lis van Henle
Nefron: functionele werkeenheden van nier
2 verschillende soorten: enkel in schors + lopen door in merg, in grote
mate aanwezig
# kan verschillen per pp
Glomerulus omgeven door buisstelsel
Prox tubulus, lus van Henle, dist tubulus
In lus van Henle: waterbalans op stand houden
Doorlopen in merg: aparte functie, hebben macula densa
Reservecapaciteit
Minder dan 25%= nierfunctie verloren
Serum creatine stijgt pas als nierfunctie (GFR) minder dan 50% is als dit
al wordt getoond is reserve is opgebruikt
Vanaf 30% zichtbaar nierfalen niet voldoende EPO, vit D activatie, BD
niet meer goed geregeld
Doorbloeding nier: waar meeste activiteit= best doorbloed= Prox tubuli +
opstijgende lus van Henle
Bij tekort aan zuurstof zullen minder doorbloede gebieden eerste
geimpacteerd zijn
Glomerulaire functie
Efferente en afferente arteriool
Max 1% komt naar buiten= 1-3L/dag
20% wat erlangs komt wordt gefilterd, 19%
daarvan terug opgenomen
180L/dag komt langs glomeruli
, EXAMEN: iem. komt binnen met deze symptomen en dan hvl wordt er
gesecreteerd (zie verder ook)
Glomerulaire filtratie
Podocyten: voetjes op basaalmembraan
Porien= bepalen op stoffen doorkunnen of niet
3 lagen: endotheel, basaal membraan, podocyten
GFR: glomerular filtration rate
Hydrostatische druk, colloid osmotische druk (pi), druk
van vloeistof zelf
55- 30 – 10= 15mmHg
P hydro- pi – P vloeistof= net filtratie druk
Autoregulatie: range waarin GFR constant blijft, tussen 80-180 mmHg
Myogenieke respons: spieren rond bloedvaten
Hormonen en autonome neuronen : Veranderde filtatie coefficient kan
ervoor zorgen dat hormonen verloren gaan
Vasoconstrictie/dilatatie van efferent/afferent arterioles
Nierarterie stenose kan hoge BD veroorzaken oorzaak van hoge BD
proberen achterhalen voor medicatie te geven
Autonome neuronen: sympa, bij shock sympa= vasocontrictie
Vrijgeving van renine= begin hormonen cascade
Prostagladine= vasodilatatie afferente arteriole (aanvoerend)
Geen nierfunctie bij vasodilatatie afferent en vasocontrictie efferent
geen druk voor filtratie
Verschil hoge flow en lage flow meer of minder filtratie
Overzicht en functie
Te kennen
6 functies van nier kennen
Verschillende aspecten van nier kennen en kunnen aanwijzen
Afbeeldingen van patholoog kunnen beoordelen
Renale klaring berekenen en reproduceren
Rol in homeostase van volume, elektrolyten en zuurbase evenwicht
(gedetailleerd)
6 functies van nier:
- Uitscheiden van afvalstoffen: ureum, creatinine (spieren),
geneesmiddelen (kunnen niet doen stilvallen), urobilinogeen,
endogene hormonen (bv insuline)
- Endocriene functie: aanmaak hormonen: renine, EPO en 1 alfa
hydroxylase (zet vitamine D om naar actieve vorm)
- Homeostatische regulatie pH: tussen 7,38-7,42; neemt toe: H+
uitscheiding, neemt af: HCO3- wegkrijgen
Samen met longen (gaan sneller corrigeren door de hyper of hypo
ventileren)
Keto-acidose buffer gebruikt om terug naar normaal te gaan, H+
uitscheiden of HCO3- bijhouden
Metabole alkalose (PH lager) minder ademhaling, HCO3-
wegkrijgen, ligt in buffers
- Regulatie osmolariteit
Opgelost in plasma= osmolariteit, concentratie aan osmotische
actieve deeltjes per eenheid oplosmiddel
Ureum doet niet mee aan toniciteit, volgen wel massa, verspreidt
zich door verschillende processen
Toniciteit= osmotisch actieve deeltjes in oplossing per eenheid
oplosmiddel
, Cel zwellen bij veel water in cel, cel krimpen bij minder water in cel
Kan ook in hersenen die beperkt worden in plaats door schedel
- Regulatie EC-volume en BD
Perfusie van organen, vooral bepaald door inname en uitscheiding
Bij verstoring van dit systeem bv door brandwonden zal nier dit
compenseren (proberen)
MAP gebruiken = DBP+ 1/3 (SBP-DBP)
Bij infectie vasodilatatie= oplossen met vocht
Leverfalen= ophoping van vocht, veel opgeslagen in veneuze
opslagsysteem, compenseert lang maar niet oneindig, speelt rol in
circulatie
Toediening oplossing aan EC-volume (intraveneus in bloedbaan)
Permeabel: zit in alle cellen maar mogelijk gevaarlijk bij toxiciteit
Na en glucose via pompen (onrechtstreeks)
Niet permeabele stof
- Behoud van ionen balans
Na efficiënt in nier teruggewonnen door verschillende mechanismen
distale tubulus & lis van Henle
Nefron: functionele werkeenheden van nier
2 verschillende soorten: enkel in schors + lopen door in merg, in grote
mate aanwezig
# kan verschillen per pp
Glomerulus omgeven door buisstelsel
Prox tubulus, lus van Henle, dist tubulus
In lus van Henle: waterbalans op stand houden
Doorlopen in merg: aparte functie, hebben macula densa
Reservecapaciteit
Minder dan 25%= nierfunctie verloren
Serum creatine stijgt pas als nierfunctie (GFR) minder dan 50% is als dit
al wordt getoond is reserve is opgebruikt
Vanaf 30% zichtbaar nierfalen niet voldoende EPO, vit D activatie, BD
niet meer goed geregeld
Doorbloeding nier: waar meeste activiteit= best doorbloed= Prox tubuli +
opstijgende lus van Henle
Bij tekort aan zuurstof zullen minder doorbloede gebieden eerste
geimpacteerd zijn
Glomerulaire functie
Efferente en afferente arteriool
Max 1% komt naar buiten= 1-3L/dag
20% wat erlangs komt wordt gefilterd, 19%
daarvan terug opgenomen
180L/dag komt langs glomeruli
, EXAMEN: iem. komt binnen met deze symptomen en dan hvl wordt er
gesecreteerd (zie verder ook)
Glomerulaire filtratie
Podocyten: voetjes op basaalmembraan
Porien= bepalen op stoffen doorkunnen of niet
3 lagen: endotheel, basaal membraan, podocyten
GFR: glomerular filtration rate
Hydrostatische druk, colloid osmotische druk (pi), druk
van vloeistof zelf
55- 30 – 10= 15mmHg
P hydro- pi – P vloeistof= net filtratie druk
Autoregulatie: range waarin GFR constant blijft, tussen 80-180 mmHg
Myogenieke respons: spieren rond bloedvaten
Hormonen en autonome neuronen : Veranderde filtatie coefficient kan
ervoor zorgen dat hormonen verloren gaan
Vasoconstrictie/dilatatie van efferent/afferent arterioles
Nierarterie stenose kan hoge BD veroorzaken oorzaak van hoge BD
proberen achterhalen voor medicatie te geven
Autonome neuronen: sympa, bij shock sympa= vasocontrictie
Vrijgeving van renine= begin hormonen cascade
Prostagladine= vasodilatatie afferente arteriole (aanvoerend)
Geen nierfunctie bij vasodilatatie afferent en vasocontrictie efferent
geen druk voor filtratie
Verschil hoge flow en lage flow meer of minder filtratie