Deel 1
1. hst1
1.1. bij hsb
1.1.1. p2:vochtwerende folie tussen beton en hout: vochtgehalte v beton
beton= niet compleet vlak, hout wel -> uitvlakkingslaag (krimpvrij) voor
vlakker te maken
muurplaat: bev op fund, 1e draagvlak
1.1.2. p3en4 nt gevr
1.1.3. p5: verd hoger
* waar kopbalk verb is m vloerbalken,
1.1.4. p7, vloerplaat=osb/multiplex…
geeft de planken meer stabiliteit: enkel houtenb mssn nt genoeg:
vloerplaart verspr ook de druk
basis afm balken 7x18
1.2. tmw
1.3. vloersmst
1.3.1. a: balken zijn zichtbaar: keuze voor afwerking
plankenvloer: last van geluid/koude op de andere verdieping
1.3.2. b:=A met plafondafwerking
1.3.3. c;=B m vloerafwerking
linoleum= natuurlijk, vinyl= petrochemie,tapijt= groep v materialen,...
vaak org op OSB
1.3.4. D= C m isolatie
thermisch/akoestisch/beide
best volledig op/onder/ door
vlokken;
soms een dampschacht: door temp versch boven/onder: dauwpunt:
folie aan badkamerkant: kan isol niet natger door condens: ventileren
warmte wegvoeren
1.3.5. e: meest effic manier v isol: zwevende vloer
isolatie: zacht/semihard
heeft speling nodig
vaak verkocht met toplaag
tegels niet op houten platen, minder grip en dde lijm kan niet altijd
meewerken
half-houtse verb: soort “verdieping” in de plaat, passen op elkaatr met
speling
1.3.6. f:
1.3.7. g: licht beton
1.4. 2.4
1.5. niet,, gn tijd
anders isoleren
2. hst2
2.1. samenst.
2.1.1. bijna altijd draagvloer als basis: soms ook versch materialen
welfsel: donkere plekken= holte