Het Veenlandschap is 10.000 jaar geleden in het Holoceen ontstaan. Het Veenlandschap komt voor in
Noord- en West Nederland, maar ook in Noord-Brabant en Limburg. Veen is de enige grondsoort dat
niet afgezet is door water, wind of ijs. Het is een organogene afzetting. Het ontstaat doordat
plantenresten afsterven en onder water komen te liggen. Hierdoor kan er geen zuurstof bij komen en
vergaat het niet. Het deel wat wel verteert wordt door organismen als schimmels en bacteriën
omgezet in methaan, zuurstof en water. Het restproduct is humus. Veen groeit van pioniersvegetatie
tot climaxbegroeiing: successie. Van wat plantjes tot een boom.
Hoogveen is in het Holoceen ontstaan in gebieden met slecht doorlatende ondergronden: waar
dichte plantengroei en het vochtig is. In Noordoost-Nederland is keileem. De Peel: tertiaire klei. De
Peel is een uitzondering, want hier ligt veen omdat dit vroeger is gevormd toen er nog een warme
rivier daar stroomde. Het water in het Hoogveengebied is vrijwel uitsluitend afkomstig vanuit
neerslag! Hoogveen is voedselarm (oligotroof).
Kenmerken Hoogveenlandschap:
- Ligging is hoger dan het grondwater
- Veenkoloniën: kanaaldorpen (lintbebouwing, lineaire nederzettingen). Soms is een kanaal gedempt
en ontstaan een wegdorp.
- Bulten in het landschap ontstaan door het doorgroeiende veenmos. Tussen veenmoskussens blijft
soms water in kleine meertjes staan (meerstallen).
- Dalgronden (Bolster vermengd met zandonderlaag).
- Droge ontginning (Turfsteken)
- Akkerbouw op dalgronden
- Veenmos, dit kan tot 20 keer eigen gewicht aan water vasthouden. Het sterft aan de onderkant af
en groeit tegelijkertijd aan de bovenkant door. De afstervende onderkanten stapelen zich op tot
veenlagen.
Kenmerken veenmosveen:
- Groeiwijze
- Dichtkussen ontstaan
- Van bovenaf aangroei en onderaan afstervende
- Dode materiaal verteert nauwelijks en hoopt zich op tot veen.
- Veenmost bevat veel CO2, opgeslagen in venen. Oxidatie CO2 bron, bij drooglegging en vermesting
in de lucht.
- Veenmossen kunnen ook korte periodes van droogte doorstaan
Veenkoloniën kunnen opgedeeld worden in jonge en oude veenkoloniën. De oude veenkoloniën
waren van 1600-1900 actief. Zij werden gekenmerkt door het niet terugstorten van de bolster, het
niet losmaken van het achtergebleven veen en het niet egaliseren van de zandgronden omdat de
voorschriften hier niet of onvoldoende aanwezig waren. Ook begon men aan het eind van 1800 jonge
veenmos als turfstrooisel te gebruiken ipv stro. Dit komt omdat stro destijds duurder was en
veenmosveen goedkoper was en meer water vasthoudt.
De jonge veenkoloniën ontstonden na 1900. De zandgrond werd geëgaliseerd en vaste veenlagen
doorgespit. De jongere veenkoloniën worden gekenmerkt door een vlakkere ligging en een minder
grote variatie in bodemgesteldheid in horizontale en verticale richting in vergelijking tot de oudere
veenkoloniën.
1