Hoofdstuk 27 – age of anxiety
Filosofie: voor 1914 in West-Europa gefocust op vooruitgang op het vlak van wetenschap,
welvaart en sociale rechten.
Beeld: alles kan ontdekt en verklaard worden door menselijke rede, als de samenleving aan
de rede wordt aangepast functioneert deze perfect.
Eind 19e eeuw: groep denkers verwierp het idee van vooruitgang
>
Friedrich Nietsche (1844-1900): Verwierp christendom door slavenmoraliteit,
christenen ook niet meer oprecht in geloof (God = dood). Ratio werd ook overgewaardeerd,
menselijk instinct wordt op onnatuurlijke wijze onderdrukt.
Henri Bergson (Frans): instinct en eerste indruk zijn net zo belangrijk als ratio en
wetenschap.
Georges Sorel: bekritiseerd de beperking van ratio. Marxisme is niet meer dan een
soort religie (internationale staking zou de kapitalistische samenleving breken en er zou een
revolutionaire elite geleide komen).
>
WOI versterkte opstand tegen de gevestigde orde in de filosofie.
Engelstalige landen: logisch positivisme: kennis moet gebaseerd zijn op feiten en directe
waarneming. Theologie en traditionele filosofie zijn waardeloos want die kunnen niet
bewezen worden.
Ludwig Wittgenstein: Tranctatus Logico-Philosophicus: filosofie is de enige logische
verklaring van gedachten en daarom moet deze studie zich bezighouden met taal.
>
Continent landen: zoeken antwoord in existentialisme: denkwijze die zocht naar morele
waarden binnen de verscheurde wereld van de jaren ’30. De meeste existentialisten waren
atheïst.
Jean-Paul Sartre (1905-1980): Mens bestaat gewoon, meer niet.
Volgens existentialisten was de mens altijd geneigd om te handelen, waarmee zij een
betekenis willen geven aan. Hun bestaan.
Christendom: door de verlichting was verdediging nodig
Theologen gingen de Bijbel anders uitleggen zodat deze aansloot bij de wetenschap, de
evolutie en het gezond verstand.
Na WOI werden Christelijke fundamenten weer gepredikt (zondeval paste perfect bij
situatie) Belangrijk figuur = S. Kierkegaard.
Wetenschap: heel lang de gedacht dat deze altijd op harde feiten gebaseerd was, maar door
nieuwe ontwikkelingen in de natuurkunde werd deze uitgedaagd:
(Mensen begrepen er niks over maar het werd wel veel besproken in de media waardoor
onrust ontstond over natuurkunde)
> Atomen bleken geen harde kern te hebben maar bestonden uit kleinere deeltjes (Marie
Curie). Radium heeft dus geen constant gewicht door uitzending nieuwe deeltjes (Max
Planck).
> Relativiteitstheorie: tijd en ruimte zijn afhankelijk van de perceptie van de waarnemer,
alleen de snelheid van het licht is een contant gegeven (Einstein).
> Atomen kunnen worden gespleten (Ernest Rutherford)
,Psychologie: voorheen dacht men dat de psyche in rationele manier gedachten verwerkte.
Freudian Psychology: onderzoek van Freud uit 1880
Menselijk gedrag is irrationeel, er moet gekeken worden naar het onderbewustzijn
3 structuren mens: id, ego en superego. Zijn altijd in strijd met elkaar.
Id= irrationeel en onderbewust, wordt door het superego in toom gehouden
Superego= geweten bestaand uit oouderlijke of sociale controle (ook irrationeel)
Ego= rationeel bewust en onderhandeld met het id en superego om te balanceren.
Literatuur: Schrijvers voorheen beschreven realistische personages in een harde
samenleving, wilde alwetend overkomen.
In de 20ste eeuw veranderde dit, er werd geschreven over de gevoelens van 1 enkele
geest:
-Proust (beschrijving jeugdherinneringen waarvoor hij 10 jaar in Parijs leefde als kluizenaar
-Franz Kafka (portretten hulpeloze individuen die werden vermorzeld door vijandige
machten)
Gewetensstroom-techniek: veel interne monologen in een verhaal, techniek die
werd toegepast om de menselijke geest te ontdekken.
Modernisme in Architectuur, kunst en muziek
Architectuur: functionalisme: gebouwen zo goed mogelijk het doel dienen waarvoor ze zijn
ontworpen. Amerika liep voor: geen traditionele bouwstijl en behoefte aan nieuwe
gebouwen.
Louis H. Sullivan: begon met de bouw van wolkenkrabbers en liet staal en beton in grote
hoeveelheden produceren. Zijn leerling Frank Lloyd Wright ontwikkelde deze bouwstijl nog
verder.
Walter Gropius: zorgde dat de Duitse kunstschool Bauhaus werd opgericht. Groep
kunstenaars die artistieke disciplines met elkaar verenigen en gebruik maakte van
ambachtelijke werkwijze.
>
Kunst: Realistische weergave werd losgelaten, kunst werd meer abstract.
Impressionisme: een kunstwerk waarmee het gevoel van dat moment wordt weergegeven.
Artiesten zijn bijvoorbeeld Monet, Renoir en Pissarro.
1890: post-impressionisme en expressionisme:
stromingen waarbij echte gevoelens werde laten zien
(bijv. ook Van Gogh).
1907: Pablo Picasso richt kubisme op.
Wassily Kandinsky: toeschouwer moet niet zoeken
naar objecten maar naar kleurcombinatie en emotie.
1920/30: Dadaïsme: vielen geaccepteerde
standaarden van kunst aan (waren extravagant).
In WOI vluchtte veel kunstenaars naar New York omdat zij door politieke uitingen die
zij in de jaren ’20 hadden gedaan nu in de problemen kwamen.
>
Muziek: Zelfde ontwikkeling als kunst; componisten probeerde emotie over te brengen met
radicale, experimentele vormen. (Aparte ritmes etc.)
Na WOI floreerde modernisme in opera en ballet.
,Het begin van de consumptiemaatschappij
-Volgens McKay al te vinden in decennia voor WOI.
Mass culture: opkomst van steeds meer consumptiegoederen, en de massaproductie
daarbij, in de jaren ’20 veranderde oude gewoontes en creëerden een moderne
samenleving.
Impact: huiswerk werd makkelijker, cultuur met sex appeal komt op, nieuwe vormen
van mobiliteit en reizen, bezit van nieuwe technologie = statussymbool.
Impact vrouw: huishouden makkelijker, vrouwen meer werken, meer alleen op pad,
oude tradities over gedrag versoepelt = de ‘nieuwe vrouw’: zelfstandige vrouw die mocht
stemmen en werken en mannen verleidde.
Kritiek links: massacultuur creëert passieve consumenten i.p.v. actieve
revolutionairen
Kritiek rechts: geld aan massagoederen helpt klassieke ambachtslieden om zeep en
nationale tradities worden vergeten.
Bioscoop: opkomst 1880 in VS
-Bleek goede manier om propaganda te verspreiden in WOI
-Werd in jaren ’20 een massamedium (tot na WOII belangrijkste vorm vermaak)
Radio: Werd in jaren ’20 een massamedium, in jaren ’30 had ¾ huishouden een radio
-Werd ook voor propaganda gebruikt.
Verdrag van Versailles:
Frankrijk trad hard op en wilde herstelbetalingen zien.
Uiteindelijk trokken VS en Engeland zich terug uit verdedigingsverband met Frankrijk door:
-Invloed John Maynard Keynes (ENG): Verdrag van Versailles is ondergang van Duitsland en
daarmee de rest van Europa
-GB was een belangrijke handelspartner geworden van Duitsland
-ENG wantrouwde het Franse leger door pacten met kleine landen. De bezetting van het
Ruhrgebied in 1934 door tekort aan herstelbetalingen hielp ook niet mee.
>
Bezetting Ruhrgebied 1922:
-Duitsland kon de herstelbetalingen niet meer betalen en vroeg om uitstel, van Engeland
mocht het maar Frankrijk geloofde het niet en bezette het Ruhrgebied. De crisis in Duitsland
werd nog groter. Er werd gestaakt door mensen in het Ruhrgebied waarop Frankrijk weer
legereenheden stuurde en de spanningen tussen de landen opliepen.
-Om stakende arbeiders te betalen drukte Duitsland geld bij waardoor inflatie de
middenklasse trof (spaargeld niks meer waard) waardoor er haat naar westerse overheden,
joden en grote bedrijven en communisten ontstond.
1932: Val van de mark, Gustav Stresemann gaat gematigder om met de economie en de
machten in Frankrijk en Duitsland werden gematigder waardoor er redelijkere afspraken
over herstelbetalingen werden gemaakt.
>
Dawesplan 1924: Duitsland zou leningen krijgen van de VS, zij zouden dan zo veel
herstelbetaling doen als zij aankonden. Zo kon DU groeien en betalen, waardoor FR en ENG
hun lening aan de VS weer konden afbetalen.
Verdrag van Locarno 1925:
-DU en FR accepteren grenzen
, -GB en IT beloven FR/DU te helpen wanneer de 1 bij de ander binnenviel
-Stresemann besloot ruzie om grezen met Polen en Tsjecho-Slowakije bij te lggen.
1923: Opkomst Hitler maar vastgezet
1928: Nationaal Socialistische partij slechts twaalf zetels in Reichstag
Problemen Europa:
Duitsland: politieke verdeeldheid onder nationalisten (rechtse partijen),
communistische partij tegen sociaaldemocraten
Frankrijk: 1926 valt de franc, pas na flinke belastingen gestabiliseerd. Er was
communistische kritiek
Engeland: door oorlog veel werkeloosheid. Staat loste dit op met huisvesting,
medische zorg en pensioenen. Op weg naar verzorgingsstaat.
Sociale kwestie aan gewapperd door conservatieven.
1922: Ierland zelfstandig hielp oplossen conflict oorlog
The Great Depression 1929-1939
Beurskrach luidde wereldwijde crisis in.
Wanneer prijzen daalden verkochten aandeelhouders hun aandelen massaal. Hierdoor ging
men minder uitgeven waardoor de prijzen daalden, de productie verminderde en de
werkeloosheid steeg.
Door problemen riep VS hun leningen terug waardoor ook Europa in de problemen kwam
(vooral banken in DU en AUS)
In Europa lukte het niet om de schade te beperken door gebrek aan effectief leiderschap die
in staat was stabiliteit te creëren en een slecht economisch beleid.
Werkloosheid zorgde voor uitstel van huwelijken, keldering van het geboortecijfer terwijl
zelfmoord en geestenzieken toenamen.
Hoover probeerde met optimisme te reageren maar dit werd de grond in geduwd
1932: Franklin Roosevelt wordt verkozen en beloofde een New deal.
-Landbouw was prioriteit: door de dollar te laten dalen en prijzen te stijgen redde hij de
boeren, dit duurde even.
-Oprichting National Recovery Association: afnemen concurrentie en herstel lonen. Werd
onwettig verklaard in 1935.
-Works Progress Administration 1935: agentschap/overheidsproject om mensen zoveel
mogelijk in dienst te nemen zodat ze een baan hadden.
-1937-38: weer massale werkloosheid in VS, New Deal niet gewerkt.
Engeland:
Gebruik van orthodoxe economische theorie: gebalanceerd overheidsbudget maar arbeiders
konden maar net rondkomen.
In de jaren ’30 was de economie zelfs iets gaan groeien en beter dan in de jaren 20.
Kwam door:
1931: loslaten gouden standaard
1932: beschermende tarieven ingesteld. Concentratie op binnenlandse economie.
Industrieën als auto en elektrische-industrie hadden opleving door groeiende binnenlandse
vraag.