Les 1. Inleiding – transversale vragen
- Wat is ecologische geschiedenis? Geef kort de belangrijkste thema’s aan.
De ecologische geschiedenis onderzoekt de co-evolutie van mens en natuur door de eeuwen
heen en toont aan dat die relatie niet universeel, maar fundamenteel contextgebonden is.
Het bestudeerd dus de mens en milieu in hun onderlinge dynamiek. Als domein binnen de
geschiedenis is het een product van de jaren 1960 en 70. Historici zijn kinderen van hun tijd,
waarbij bv. Milieugeschiedenis ontstond uit de milieucrisis, is de algemene ecologische
geschiedenis ontstaan in de context van de moderne milieubeweging en is daarom een
geëngageerde geschiedschrijving. Deze periode was dan ook gekenmerkt door een groter
belang voor de natuur door bv. Silent spring van Carson, de eerste earthday en het verslag
van de Club van Rome. Ook heeft de ecologische geschiedenis erfenissen uit andere
disciplines als biologie, antropologie en de sociale wetenschappen.
Aanvankelijk lag de focus vooral op de invloed van de mens op de natuur. In de jaren 80 komt
er een duidelijke verschuiving en verbreding van het onderzoeksdomein. De ecologische
geschiedenis begon steeds meer nadruk te leggen op de wederzijds interacties van de mens
en zijn natuurlijke omgeving.
Met betrekking tot de belangrijkste thema’s stelde Donald Worster drie clusters
samen van onderzoeksthema’s. Onderzoek naar: 1) organisch en anorganische natuur
(ecosysteem, met inbegrip van mensen), 2) socio-economische interacties tussen mens en
natuur (techniek, landbouw), 3) veranderende visie op de relatie tussen mens en natuur en 4)
analyse van milieubeleid en planning. Deze opdeling werd echter bekritiseerd door het risico
op materialisme. Een andere variant, die van Hughes, is: 1) geschiedenis van invloed van
milieu op menselijke geschiedenis, 2) ges. Van verandering aan milieu aangebracht door
mens en weerbots hiervan en 3) ges. Van denken over milieu en menselijk gedrag. Vanuit
deze onderzoeksvelden stort ecologische geschiedenis zich vooral op thema’s die brandend
actueel zijn, zoals: klimaat, energie, milieubewegingen, rampen, economie,
natuurbescherming, sociale en ecologische ongelijkheid, landbouw en water.
- Waarom is ‘context’ een sleutelwoord binnen de ecologische geschiedenis?
De ecologische geschiedenis verzet zich tegen een ‘dualistische’ kijk op mens en natuur. Er is
niet zoiets als ‘de mens’ en ‘de natuur’, en het is niet zo dat de mens en de natuur
eeuwenlang in harmonie en balans met elkaar samenleefden, en vervolgens met elkaar in
conflict raakten. Er zijn enkele concrete mensen, dieren en planten die met elkaar verworven
zijn in een concrete fysische omgeving. Co-evolutie noemen we dat, en die co-evolutie was
verre van rechtlijnig en homogeen. Het sleutelwoord om dit alles te in kaart te brengen is
context. De mens en natuur krijgen maar een betekenis vanuit een welbepaalde context
waarin ze in het heden of het verleden functioneren. Net omdat de natuur vaak
“geessentialiseerd” wordt en dus herleid tot een abstracte, universele en uniforme
werkelijkheid, is een dergelijke contextuele benadering belangrijk.
Volgens William Cronon is het fundamentele probleem met de menselijke omgang
met natuur dat we deze uit haar context hebben getrokken, vervreemd van onszelf,
losgemaakt van de geschiedenis en beschermd in natuurgebieden. Daardoor hebben we
onszelf een vrijgeleide gegeven om de natuur romdom ons te verwaarlozen of zelfs te
vernietigen. Het alternatief is dat we de natuur opnieuw vrij laten. Ecologische geschiedenis
heeft als doel die context, die volgens Cronon verdween, te herstellen.
1
, - Ecologische geschiedenis zet aan om tijd en ruimte (van globaal tot lokaal) te
herdenken. Leg uit.
Ecologische geschiedenis verlegt onze blik van kortdurende gebeurtenissen naar langdurige trends en
patronen. Terwijl veel historische analyses zich richten op specifieke gebeurtenissen of korte
tijdsperioden, benadrukt ecologische geschiedenis de noodzaak om gebeurtenissen over eeuwen of
zelfs millennia te bekijken. Dit perspectief onthult hoe processen zoals klimaatverandering,
bodemuitputting en biodiversiteitsverlies zich geleidelijk hebben ontwikkeld en hoe menselijke
activiteiten deze processen hebben beïnvloed. Door deze lange tijdschaal te bestuderen, kunnen we
beter begrijpen hoe onze huidige milieuproblemen niet alleen het resultaat zijn van recente
ontwikkelingen, maar diep geworteld zijn in historische trends. Een ander cruciaal aspect van
ecologische geschiedenis is de erkenning van cyclische en niet-lineaire processen. Veranderingen in
het milieu volgen vaak niet een rechtlijnig pad, maar kunnen cyclisch of abrupt zijn. Dit betekent dat
periodes van stabiliteit kunnen worden gevolgd door plotselinge en drastische veranderingen, zoals
ecologische ineenstortingen of herstelperiodes.
Daarnaast dwingt de ecologische geschiedenis ons ook om de ruimte te herdenken. Zo is een
graafschap of natiestaat niet altijd de geschikte eenheid van analyse, maar zal men eerder opteren
om een kustvlakte, stad of plattelandsregio als eenheid van analyse te gebruiken. Dit komt omdat
ecologische processen en menselijke interacties met de omgeving vaak niet samenvallen met
politieke grenzen. Bijvoorbeeld, een rivier stroomt door meerdere administratieve eenheden en
beïnvloedt verschillende gemeenschappen op verschillende manieren. Door geografische en
ecologische eenheden zoals waterscheidingen, bossen of landbouwgebieden te gebruiken, kunnen
we beter begrijpen hoe lokale ecosystemen functioneren en hoe menselijke activiteiten hen
beïnvloeden. Deze benadering benadrukt de noodzaak van een geïntegreerde en context-specifieke
analyse om effectieve en duurzame milieubeheerstrategieën te ontwikkelen.
2
, - Wat is ‘environmental justice’? Analyseer de verovering van de Great Plains vanuit
het standpunt van environmental (in)justice.
Environmental justice verwijst naar de rechtvaardige behandeling en zinvolle betrokkenheid
van alle mensen, ongeacht ras, kleur, nationale afkomst of inkomen, met betrekking tot de
ontwikkeling, implementatie en handhaving van milieuwetten, -regelgeving en -beleid. Het
concept streeft ernaar ervoor te zorgen dat niemand disproportioneel wordt belast door
milieuproblemen of onevenredig profiteert van milieugoederen. De ecologische geschiedenis
probeert hierbij bij te dragen door het opzoeken van het kruispunt tussen sociale en
ecologische geschiedenis.
De verovering van de Great Plains in de Verenigde Staten, vooral tijdens de 19e eeuw,
kan worden geanalyseerd als een casus van environmental injustice. Deze periode omvatte
de gedwongen verplaatsing van inheemse bevolkingsgroepen, de vernietiging van hun
leefgebieden en de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen door Europese kolonisten.
Inheemse bevolkingsgroepen werden systematisch verdreven van hun voorouderlijke
land door middel van verdragen die vaak werden genegeerd of onder dwang werden
getekend. De verplaatsingen naar reservaten zijn voorbeelden van hoe inheemse
gemeenschappen werden onteigend zonder hun instemming, een duidelijke schending van
environmental justice. Deze gedwongen verplaatsingen hadden verwoestende gevolgen voor
hun sociale structuren, cultuur en levensonderhoud.
De komst van Europese kolonisten en de introductie van grootschalige landbouw en
veeteelt leidde tot de vernietiging van de prairies, die de basis vormden van het ecosysteem
en het levensonderhoud van de inheemse bevolkingsgroepen. De massale afslachting van de
bizon, een cruciale hulpbron voor vele inheemse stammen, is een prominent voorbeeld. Dit
verlies van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen veroorzaakte voedseltekorten en
ondermijnde de zelfvoorzienendheid van inheemse gemeenschappen.
De kolonisatie van de Great Plains werd gedreven door de exploitatie van natuurlijke
hulpbronnen zoals landbouwgrond, water en mineralen. Europese kolonisten profiteerden
onevenredig van deze hulpbronnen, terwijl inheemse bevolkingsgroepen werden uitgesloten
van deze voordelen. De aanleg van spoorwegen, de ontginning van landbouwgrond en de
mijnbouwactiviteiten leidden tot ecologische degradatie die de lokale inheemse
gemeenschappen disproportioneel trof.
Inheemse bevolkingsgroepen werden sociaal en economisch gemarginaliseerd door hun
gedwongen verplaatsing naar reservaten, die vaak onvruchtbare en onleefbare gebieden
waren. Deze marginalisatie beperkte hun toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en
economische kansen, wat leidde tot langdurige armoede en sociale ongelijkheden die tot op
de dag van vandaag voortduren. Dit is een duidelijk voorbeeld van environmental injustice,
waarbij de voordelen van ontwikkeling niet eerlijk werden gedeeld en de lasten onevenredig
werden gedragen door de inheemse bevolking.
3
, - Bespreek aan de hand van het onderzoek naar ‘shifting baselines’ het belang van
interdisciplinaire samenwerking. Sta stil bij de rol van historici en historische
bronnen.
Het concept van 'shifting baselines' verwijst naar de graduele verschuiving van ons referentiekader
voor de natuur in een periode van dalende biodiversiteit. Volgens onderzoek verschuift deze norm
geleidelijk doordat elke generatie een steeds meer aangetaste omgeving als 'normaal' beschouwt,
waardoor het oorspronkelijke, vaak veel rijkere en diverse, ecosysteem uit het collectieve geheugen
verdwijnt.
De belangrijkste oorzaak van SBS of ‘natuuramnesie’ is het ontbreken van betrouwbare
historische data. Om de omvang van dieren- en plantenpopulaties en hun geografische verspreiding
in een verder verleden te reconstrueren, spelen historische bronnen en historisch onderzoek dan ook
een belangrijke rol. Die laten immers toe om nieuwe ‘historical baselines’ of historische
referentiepunten te reconstrueren. Het onderzoek van ecologen op basis van historische bronnen
levert veelal nieuwe en soms ontluisterende gegevens op over de evolutie van de natuur. Maar op dat
vlak is interdisciplinaire samenwerking nodig.
Voor historici is een belangrijke rol weggelegd in het kritisch contextualiseren van historische
baselines, het identificeren van nieuwe bronnen en het implementeren van historische methodes.
- Vergelijk de ontbossingsproblematiek van vandaag met die uit het Ancien Régime.
Hanteer een lange-termijn perspectief.
Opvallend is het feit dat er tijdens het ancien regime minder bos in Europa was dan vandaag.
Tijdens het Ancien Régime was ontbossing grotendeels gedreven door de behoefte aan
landbouwgrond, brandhout en bouwmateriaal. De bevolkingsgroei en economische expansie
in Europa leidden tot een toenemende vraag naar landbouwproducten, waardoor bossen
werden gekapt om plaats te maken voor akkers en weilanden. Hout was een cruciale
grondstof, gebruikt voor verwarming, constructie, scheepsbouw en als brandstof voor
diverse ambachten en industrieën zoals smederijen en brouwerijen.
Deze ontbossing had aanzienlijke ecologische gevolgen. Het verdwijnen van bossen leidde tot
verlies van biodiversiteit, bodemerosie en veranderingen in waterhuishouding. Bodemerosie
verminderde de vruchtbaarheid van het land, wat op zijn beurt de landbouwproductie
negatief beïnvloedde. Bovendien verstoorde ontbossing de traditionele levenswijzen van
gemeenschappen die afhankelijk waren van bosproducten voor hun levensonderhoud.
Vandaag de dag is er echter meer bos dan toen. In de moderne tijd zijn er wereldwijd
inspanningen gaande om ontbossing tegen te gaan en bossen te beschermen en te
herstellen. Overheden, NGO's en particuliere organisaties zijn actief betrokken bij
herbebossingsprojecten en de oprichting van beschermde gebieden. Dit heeft geleid tot een
netto-toename van het bosareaal in sommige regio's. Ook zijn er strengere wetten en
regelgeving ingevoerd om ontbossing te beperken, hoewel deze nog steeds vaak
ontoereikend zijn. Moderne technologieën hebben het beheer van bossen verbeterd en
hebben bijgedragen aan het verminderen van de druk op bossen. Efficiëntere
landbouwmethoden, zoals intensieve landbouw en agroforestry, hebben de behoefte aan het
omzetten van bossen in landbouwgrond verminderd. Ook hebben technologische innovaties
op het gebied van houtkap en bosbeheer geholpen bij het duurzamer gebruik van bossen.
Daarnaast is hout ook minder nodig als brandstof.
4
- Wat is ecologische geschiedenis? Geef kort de belangrijkste thema’s aan.
De ecologische geschiedenis onderzoekt de co-evolutie van mens en natuur door de eeuwen
heen en toont aan dat die relatie niet universeel, maar fundamenteel contextgebonden is.
Het bestudeerd dus de mens en milieu in hun onderlinge dynamiek. Als domein binnen de
geschiedenis is het een product van de jaren 1960 en 70. Historici zijn kinderen van hun tijd,
waarbij bv. Milieugeschiedenis ontstond uit de milieucrisis, is de algemene ecologische
geschiedenis ontstaan in de context van de moderne milieubeweging en is daarom een
geëngageerde geschiedschrijving. Deze periode was dan ook gekenmerkt door een groter
belang voor de natuur door bv. Silent spring van Carson, de eerste earthday en het verslag
van de Club van Rome. Ook heeft de ecologische geschiedenis erfenissen uit andere
disciplines als biologie, antropologie en de sociale wetenschappen.
Aanvankelijk lag de focus vooral op de invloed van de mens op de natuur. In de jaren 80 komt
er een duidelijke verschuiving en verbreding van het onderzoeksdomein. De ecologische
geschiedenis begon steeds meer nadruk te leggen op de wederzijds interacties van de mens
en zijn natuurlijke omgeving.
Met betrekking tot de belangrijkste thema’s stelde Donald Worster drie clusters
samen van onderzoeksthema’s. Onderzoek naar: 1) organisch en anorganische natuur
(ecosysteem, met inbegrip van mensen), 2) socio-economische interacties tussen mens en
natuur (techniek, landbouw), 3) veranderende visie op de relatie tussen mens en natuur en 4)
analyse van milieubeleid en planning. Deze opdeling werd echter bekritiseerd door het risico
op materialisme. Een andere variant, die van Hughes, is: 1) geschiedenis van invloed van
milieu op menselijke geschiedenis, 2) ges. Van verandering aan milieu aangebracht door
mens en weerbots hiervan en 3) ges. Van denken over milieu en menselijk gedrag. Vanuit
deze onderzoeksvelden stort ecologische geschiedenis zich vooral op thema’s die brandend
actueel zijn, zoals: klimaat, energie, milieubewegingen, rampen, economie,
natuurbescherming, sociale en ecologische ongelijkheid, landbouw en water.
- Waarom is ‘context’ een sleutelwoord binnen de ecologische geschiedenis?
De ecologische geschiedenis verzet zich tegen een ‘dualistische’ kijk op mens en natuur. Er is
niet zoiets als ‘de mens’ en ‘de natuur’, en het is niet zo dat de mens en de natuur
eeuwenlang in harmonie en balans met elkaar samenleefden, en vervolgens met elkaar in
conflict raakten. Er zijn enkele concrete mensen, dieren en planten die met elkaar verworven
zijn in een concrete fysische omgeving. Co-evolutie noemen we dat, en die co-evolutie was
verre van rechtlijnig en homogeen. Het sleutelwoord om dit alles te in kaart te brengen is
context. De mens en natuur krijgen maar een betekenis vanuit een welbepaalde context
waarin ze in het heden of het verleden functioneren. Net omdat de natuur vaak
“geessentialiseerd” wordt en dus herleid tot een abstracte, universele en uniforme
werkelijkheid, is een dergelijke contextuele benadering belangrijk.
Volgens William Cronon is het fundamentele probleem met de menselijke omgang
met natuur dat we deze uit haar context hebben getrokken, vervreemd van onszelf,
losgemaakt van de geschiedenis en beschermd in natuurgebieden. Daardoor hebben we
onszelf een vrijgeleide gegeven om de natuur romdom ons te verwaarlozen of zelfs te
vernietigen. Het alternatief is dat we de natuur opnieuw vrij laten. Ecologische geschiedenis
heeft als doel die context, die volgens Cronon verdween, te herstellen.
1
, - Ecologische geschiedenis zet aan om tijd en ruimte (van globaal tot lokaal) te
herdenken. Leg uit.
Ecologische geschiedenis verlegt onze blik van kortdurende gebeurtenissen naar langdurige trends en
patronen. Terwijl veel historische analyses zich richten op specifieke gebeurtenissen of korte
tijdsperioden, benadrukt ecologische geschiedenis de noodzaak om gebeurtenissen over eeuwen of
zelfs millennia te bekijken. Dit perspectief onthult hoe processen zoals klimaatverandering,
bodemuitputting en biodiversiteitsverlies zich geleidelijk hebben ontwikkeld en hoe menselijke
activiteiten deze processen hebben beïnvloed. Door deze lange tijdschaal te bestuderen, kunnen we
beter begrijpen hoe onze huidige milieuproblemen niet alleen het resultaat zijn van recente
ontwikkelingen, maar diep geworteld zijn in historische trends. Een ander cruciaal aspect van
ecologische geschiedenis is de erkenning van cyclische en niet-lineaire processen. Veranderingen in
het milieu volgen vaak niet een rechtlijnig pad, maar kunnen cyclisch of abrupt zijn. Dit betekent dat
periodes van stabiliteit kunnen worden gevolgd door plotselinge en drastische veranderingen, zoals
ecologische ineenstortingen of herstelperiodes.
Daarnaast dwingt de ecologische geschiedenis ons ook om de ruimte te herdenken. Zo is een
graafschap of natiestaat niet altijd de geschikte eenheid van analyse, maar zal men eerder opteren
om een kustvlakte, stad of plattelandsregio als eenheid van analyse te gebruiken. Dit komt omdat
ecologische processen en menselijke interacties met de omgeving vaak niet samenvallen met
politieke grenzen. Bijvoorbeeld, een rivier stroomt door meerdere administratieve eenheden en
beïnvloedt verschillende gemeenschappen op verschillende manieren. Door geografische en
ecologische eenheden zoals waterscheidingen, bossen of landbouwgebieden te gebruiken, kunnen
we beter begrijpen hoe lokale ecosystemen functioneren en hoe menselijke activiteiten hen
beïnvloeden. Deze benadering benadrukt de noodzaak van een geïntegreerde en context-specifieke
analyse om effectieve en duurzame milieubeheerstrategieën te ontwikkelen.
2
, - Wat is ‘environmental justice’? Analyseer de verovering van de Great Plains vanuit
het standpunt van environmental (in)justice.
Environmental justice verwijst naar de rechtvaardige behandeling en zinvolle betrokkenheid
van alle mensen, ongeacht ras, kleur, nationale afkomst of inkomen, met betrekking tot de
ontwikkeling, implementatie en handhaving van milieuwetten, -regelgeving en -beleid. Het
concept streeft ernaar ervoor te zorgen dat niemand disproportioneel wordt belast door
milieuproblemen of onevenredig profiteert van milieugoederen. De ecologische geschiedenis
probeert hierbij bij te dragen door het opzoeken van het kruispunt tussen sociale en
ecologische geschiedenis.
De verovering van de Great Plains in de Verenigde Staten, vooral tijdens de 19e eeuw,
kan worden geanalyseerd als een casus van environmental injustice. Deze periode omvatte
de gedwongen verplaatsing van inheemse bevolkingsgroepen, de vernietiging van hun
leefgebieden en de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen door Europese kolonisten.
Inheemse bevolkingsgroepen werden systematisch verdreven van hun voorouderlijke
land door middel van verdragen die vaak werden genegeerd of onder dwang werden
getekend. De verplaatsingen naar reservaten zijn voorbeelden van hoe inheemse
gemeenschappen werden onteigend zonder hun instemming, een duidelijke schending van
environmental justice. Deze gedwongen verplaatsingen hadden verwoestende gevolgen voor
hun sociale structuren, cultuur en levensonderhoud.
De komst van Europese kolonisten en de introductie van grootschalige landbouw en
veeteelt leidde tot de vernietiging van de prairies, die de basis vormden van het ecosysteem
en het levensonderhoud van de inheemse bevolkingsgroepen. De massale afslachting van de
bizon, een cruciale hulpbron voor vele inheemse stammen, is een prominent voorbeeld. Dit
verlies van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen veroorzaakte voedseltekorten en
ondermijnde de zelfvoorzienendheid van inheemse gemeenschappen.
De kolonisatie van de Great Plains werd gedreven door de exploitatie van natuurlijke
hulpbronnen zoals landbouwgrond, water en mineralen. Europese kolonisten profiteerden
onevenredig van deze hulpbronnen, terwijl inheemse bevolkingsgroepen werden uitgesloten
van deze voordelen. De aanleg van spoorwegen, de ontginning van landbouwgrond en de
mijnbouwactiviteiten leidden tot ecologische degradatie die de lokale inheemse
gemeenschappen disproportioneel trof.
Inheemse bevolkingsgroepen werden sociaal en economisch gemarginaliseerd door hun
gedwongen verplaatsing naar reservaten, die vaak onvruchtbare en onleefbare gebieden
waren. Deze marginalisatie beperkte hun toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en
economische kansen, wat leidde tot langdurige armoede en sociale ongelijkheden die tot op
de dag van vandaag voortduren. Dit is een duidelijk voorbeeld van environmental injustice,
waarbij de voordelen van ontwikkeling niet eerlijk werden gedeeld en de lasten onevenredig
werden gedragen door de inheemse bevolking.
3
, - Bespreek aan de hand van het onderzoek naar ‘shifting baselines’ het belang van
interdisciplinaire samenwerking. Sta stil bij de rol van historici en historische
bronnen.
Het concept van 'shifting baselines' verwijst naar de graduele verschuiving van ons referentiekader
voor de natuur in een periode van dalende biodiversiteit. Volgens onderzoek verschuift deze norm
geleidelijk doordat elke generatie een steeds meer aangetaste omgeving als 'normaal' beschouwt,
waardoor het oorspronkelijke, vaak veel rijkere en diverse, ecosysteem uit het collectieve geheugen
verdwijnt.
De belangrijkste oorzaak van SBS of ‘natuuramnesie’ is het ontbreken van betrouwbare
historische data. Om de omvang van dieren- en plantenpopulaties en hun geografische verspreiding
in een verder verleden te reconstrueren, spelen historische bronnen en historisch onderzoek dan ook
een belangrijke rol. Die laten immers toe om nieuwe ‘historical baselines’ of historische
referentiepunten te reconstrueren. Het onderzoek van ecologen op basis van historische bronnen
levert veelal nieuwe en soms ontluisterende gegevens op over de evolutie van de natuur. Maar op dat
vlak is interdisciplinaire samenwerking nodig.
Voor historici is een belangrijke rol weggelegd in het kritisch contextualiseren van historische
baselines, het identificeren van nieuwe bronnen en het implementeren van historische methodes.
- Vergelijk de ontbossingsproblematiek van vandaag met die uit het Ancien Régime.
Hanteer een lange-termijn perspectief.
Opvallend is het feit dat er tijdens het ancien regime minder bos in Europa was dan vandaag.
Tijdens het Ancien Régime was ontbossing grotendeels gedreven door de behoefte aan
landbouwgrond, brandhout en bouwmateriaal. De bevolkingsgroei en economische expansie
in Europa leidden tot een toenemende vraag naar landbouwproducten, waardoor bossen
werden gekapt om plaats te maken voor akkers en weilanden. Hout was een cruciale
grondstof, gebruikt voor verwarming, constructie, scheepsbouw en als brandstof voor
diverse ambachten en industrieën zoals smederijen en brouwerijen.
Deze ontbossing had aanzienlijke ecologische gevolgen. Het verdwijnen van bossen leidde tot
verlies van biodiversiteit, bodemerosie en veranderingen in waterhuishouding. Bodemerosie
verminderde de vruchtbaarheid van het land, wat op zijn beurt de landbouwproductie
negatief beïnvloedde. Bovendien verstoorde ontbossing de traditionele levenswijzen van
gemeenschappen die afhankelijk waren van bosproducten voor hun levensonderhoud.
Vandaag de dag is er echter meer bos dan toen. In de moderne tijd zijn er wereldwijd
inspanningen gaande om ontbossing tegen te gaan en bossen te beschermen en te
herstellen. Overheden, NGO's en particuliere organisaties zijn actief betrokken bij
herbebossingsprojecten en de oprichting van beschermde gebieden. Dit heeft geleid tot een
netto-toename van het bosareaal in sommige regio's. Ook zijn er strengere wetten en
regelgeving ingevoerd om ontbossing te beperken, hoewel deze nog steeds vaak
ontoereikend zijn. Moderne technologieën hebben het beheer van bossen verbeterd en
hebben bijgedragen aan het verminderen van de druk op bossen. Efficiëntere
landbouwmethoden, zoals intensieve landbouw en agroforestry, hebben de behoefte aan het
omzetten van bossen in landbouwgrond verminderd. Ook hebben technologische innovaties
op het gebied van houtkap en bosbeheer geholpen bij het duurzamer gebruik van bossen.
Daarnaast is hout ook minder nodig als brandstof.
4