Vakinhoud – hoofdstuk 7, 8, 9 en 10
Hoofdstuk 7 – bevolking en ruimte
De groei van de bevolking van een lang vindt op 2 manieren plaats: door natuurlijke
groei en door instoom uit een ander gebied.
- Natuurlijke bevolkingsgroei: komt voort uit het aantal geboortes en het aantal
sterfgevallen
- Geboorteoverschot: geboortecijfer is hoger dan het sterftecijfer
- Sterfteoverschot: sterftecijfer is hoger dan het geboortecijfer
- Sociale bevolkingsgroei in een gebied vestigen zich meer mensen dan er vertrekken.
Deze verhuisbeweging wordt migratie genoemd
- Migratiesaldo: som van het aantal mensen dat zich ergens vestigt,
immigratie, en het aantal mensen dat vertrekt, emigratie.
- Vestigingsoverschot: bij een positief migratiesaldo
- Vertrekoverschot: bij een negatief migratiesaldo
- Demografische druk: het economische inactieve deel vormt een last voor het
economische actieve deel
- Leeftijdsopbouw: grafiek, piramide = hoge bevolkingsgroei (arme landen), granaat =
dalend geboortecijfer, urn = laag tot erg laag geboortecijfer – omvang van jonge groep
is kleiner dan die van de middengroep
- Ontwikkelingspeil: in rijke landen groeit de bevolking nauwelijks of neemt af. In arme
landen krijgen mensen gemiddeld veel kinderen, terwijl door verbeterde
omstandigheden het sterftecijfer onder kinderen ook afneemt
- Industrialisatie: ontstaan van veel werk in de industrie, overnamen van de landbouw
- Forensisme: mensen wonen op de ene plek en werken in op een andere plek
- Urbanisatie: verstedelijking, het trekken naar een stad voor werk
- Suburbanisatie: vanuit de stad verhuizen naar kleinere plaatsen in de buurt
- Stedelijke vernieuwing: vernieuwen en renoveren van woningen en de openbare
ruimte, verbetering van leefomgeving en kansen bieden aan bewoners in de vorm van
cursussen en ondersteuning
- Re-urbanisatie: vanaf 2010 groeien de steden en trekken meer mensen weer naar de
stad
- Segregatie: mensen met hogere en lagere inkomens wonen steeds meer gescheiden
van elkaar
Hoofdstuk 8 – arm en rijk
- BNP: bruto nationaal product per inwoner, het gemiddelde inkomen per hoofd per land
- Informele sector: mensen verdienen geld zonder dat bij de autoriteiten aan te geven
- HDI: human development index, completere maat om ontwikkeling te meten, het cijfer
dat aan elk land wordt gegeven is een combinatie van het inkomen oer hoofd van de
bevolking, de levensverwachting en het aantal jaren onderwijs dat de inwoners
gemiddeld krijgen
- Centrumlanden: het centrum van het wereldsysteem, welvarende landen
- Semiperiferie: de economie groeit snel en de levensomstandigheden zijn een stuk
beter dan in de landen met een laag ontwikkelingspeil – zoals China, Mexico, Turkije,
Brazilië en Rusland
- Periferie: minst ontwikkelde landen, zijn afhankelijk van de centrumlanden
Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor de grote verschillen tussen arm en rijk:
- Natuurlijke factoren: extreme klimaten zorgen bijvoorbeeld voor weinig
vruchtbaarheid in de grond
Externe relaties/factoren
Hoofdstuk 7 – bevolking en ruimte
De groei van de bevolking van een lang vindt op 2 manieren plaats: door natuurlijke
groei en door instoom uit een ander gebied.
- Natuurlijke bevolkingsgroei: komt voort uit het aantal geboortes en het aantal
sterfgevallen
- Geboorteoverschot: geboortecijfer is hoger dan het sterftecijfer
- Sterfteoverschot: sterftecijfer is hoger dan het geboortecijfer
- Sociale bevolkingsgroei in een gebied vestigen zich meer mensen dan er vertrekken.
Deze verhuisbeweging wordt migratie genoemd
- Migratiesaldo: som van het aantal mensen dat zich ergens vestigt,
immigratie, en het aantal mensen dat vertrekt, emigratie.
- Vestigingsoverschot: bij een positief migratiesaldo
- Vertrekoverschot: bij een negatief migratiesaldo
- Demografische druk: het economische inactieve deel vormt een last voor het
economische actieve deel
- Leeftijdsopbouw: grafiek, piramide = hoge bevolkingsgroei (arme landen), granaat =
dalend geboortecijfer, urn = laag tot erg laag geboortecijfer – omvang van jonge groep
is kleiner dan die van de middengroep
- Ontwikkelingspeil: in rijke landen groeit de bevolking nauwelijks of neemt af. In arme
landen krijgen mensen gemiddeld veel kinderen, terwijl door verbeterde
omstandigheden het sterftecijfer onder kinderen ook afneemt
- Industrialisatie: ontstaan van veel werk in de industrie, overnamen van de landbouw
- Forensisme: mensen wonen op de ene plek en werken in op een andere plek
- Urbanisatie: verstedelijking, het trekken naar een stad voor werk
- Suburbanisatie: vanuit de stad verhuizen naar kleinere plaatsen in de buurt
- Stedelijke vernieuwing: vernieuwen en renoveren van woningen en de openbare
ruimte, verbetering van leefomgeving en kansen bieden aan bewoners in de vorm van
cursussen en ondersteuning
- Re-urbanisatie: vanaf 2010 groeien de steden en trekken meer mensen weer naar de
stad
- Segregatie: mensen met hogere en lagere inkomens wonen steeds meer gescheiden
van elkaar
Hoofdstuk 8 – arm en rijk
- BNP: bruto nationaal product per inwoner, het gemiddelde inkomen per hoofd per land
- Informele sector: mensen verdienen geld zonder dat bij de autoriteiten aan te geven
- HDI: human development index, completere maat om ontwikkeling te meten, het cijfer
dat aan elk land wordt gegeven is een combinatie van het inkomen oer hoofd van de
bevolking, de levensverwachting en het aantal jaren onderwijs dat de inwoners
gemiddeld krijgen
- Centrumlanden: het centrum van het wereldsysteem, welvarende landen
- Semiperiferie: de economie groeit snel en de levensomstandigheden zijn een stuk
beter dan in de landen met een laag ontwikkelingspeil – zoals China, Mexico, Turkije,
Brazilië en Rusland
- Periferie: minst ontwikkelde landen, zijn afhankelijk van de centrumlanden
Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor de grote verschillen tussen arm en rijk:
- Natuurlijke factoren: extreme klimaten zorgen bijvoorbeeld voor weinig
vruchtbaarheid in de grond
Externe relaties/factoren