Vraag 1
Wat is het Romeinse cijfer voor 500?
A. L
B. C
C. D
D. M
Vraag 2
Welke regel geldt voor het Romeinse cijferstelsel als een kleiner symbool voor een
groter symbool staat?
A. De waarden worden opgeteld.
B. De kleinere waarde wordt afgetrokken van de grotere waarde.
C. De waarden worden vermenigvuldigd.
D. De waarden worden gedeeld.
Vraag 3
Wat is de waarde van het cijfer 7 in het getal 3273?
A. 7 eenheden
B. 7 tientallen
C. 7 honderdtallen
D. 7 duizendtallen
Vraag 4
Wat is een kenmerk van het decimale positiestelsel?
A. Het maakt gebruik van symbolen zoals I, V, X, en L.
B. Het maakt het getal 0 noodzakelijk.
C. Het is gebaseerd op het grondtal 2.
D. Het wordt alleen gebruikt in het binaire stelsel.
Vraag 5
Welk model wordt gebruikt om de waarde van een getal te visualiseren?
A. Het MAB-materiaal
B. De getallenlijn
C. De verhoudingstabel
D. Het cirkeldiagram
Vraag 6
Wat is de som van 8 en 7 volgens de optelbewerking?
A. 13
B. 14
C. 15
D. 16
, Vraag 7
Welke bewerking wordt gebruikt om het verschil tussen twee getallen te vinden?
A. Optellen
B. Aftrekken
C. Vermenigvuldigen
D. Delen
Vraag 8
Wat is het product van 6 en 2?
A. 8
B. 10
C. 12
D. 14
Vraag 9
Welke eigenschap van bewerkingen stelt dat de volgorde van optellen of
vermenigvuldigen niet uitmaakt?
A. Commutatieve eigenschap
B. Distributieve eigenschap
C. Associatieve eigenschap
D. Inverse eigenschap
Vraag 10
Wat is de grootste gemene deler (GGD) van 18 en 24?
A. 2
B. 3
C. 6
D. 12
Vraag 11
Welk getal is deelbaar door 3?
A. 34569
B. 12345
C. 67890
D. 98765
Vraag 12
Wat is de kleinste gemene veelvoud (KGV) van 5 en 15?
A. 5
B. 10
C. 15
D. 30
Vraag 13