100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Klinische neuropsychologie () samenvatting deeltentamen 2

Beoordeling
-
Verkocht
1
Pagina's
52
Geüpload op
05-02-2025
Geschreven in
2023/2024

Dit is een uitgebreide samenvatting van het boek 'Klinische neuropsychologie' waarmee je alle stof voor deeltentamen 1 (Hoofdstuk 1 t/m Hoofdstuk 12) van de cursus 'Klinische neuropsychologie' aan de Universiteit Utrecht kan leren.

Meer zien Lees minder
Instelling
Vak











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Gekoppeld boek

Geschreven voor

Instelling
Studie
Vak

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Nee
Wat is er van het boek samengevat?
Hoofdstuk 1 t/m 12
Geüpload op
5 februari 2025
Aantal pagina's
52
Geschreven in
2023/2024
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Klinische neuropsychologie

Hoofdstuk 1 – Wat is klinische neuropsychologie?

1.1 Inleiding

Neuropsychologie
Gaat over het bestuderen van de samenhang tussen gedrag (waarneembare acties en reacties/ innerlijke mentale
processen, zoals denken en voelen) en de werking van de hersenen.
Denkprocessen = cognitieve functies.
- Hierdoor informatie uit wereld om ons heen verwerken, begrijpen en erop reageren.
- Voorbeelden: geheugen, taal, waarneming, aandacht, overzicht houden, plannen en sociale cognitie.
De ontwikkeling en toetsing van theoretische modellen over cognitieve functies aan de hand van hersenziekten-
of stoornissen speelt een belangrijke rol.
Onderdeel van neurowetenschappen.
Neuropsychologie onderzoekt de relatie tussen neurale structuren of processen en cognitieve functies, emoties of
waarneembaar gedrag

Cognitieve neurowetenschappen onderzoekt de cognitieve functies in gezonde hersenen/ dierenexperimenten.

Klinische neuropsychologie
Jaren 70: ontwikkeling van de klinische neuropsychologie als zelfstandige discipline, de theoretische kennis over
cognitieve functies werd uitgebreid met de toepassing in de klinische praktijk, indicatiestelling bij, behandeling
van en zorg voor mensen met hersendisfuncties. Relatie tussen hersen stoornissen en gedrag en het toepassen van
deze kennis in de vorm van diagnostiek, begeleiding en behandeling. Bestudeert de cognitieve functies door
middel van onderzoek bij mensen met een hersenziekte- of stoornis: beschadiging in de hersenen leidt tot
stoornis in cognitieve functie:
- Hersenziekte: directe relatie tussen hersenschade en stoornis in cognitieve functie is duidelijk.
- Hersendisfuncties die leiden tot cognitieve functiestoornissen, de relatie met verstoorde
hersenfuncties minder duidelijk is (autisme).
- Cognitieve klachten komen ook voor bij lichamelijke ziektes (buiten de hersenen).
Onderzoeksmethoden: gestandaardiseerde cognitieve tests, vragenlijsten en observaties.

1.2 Klinische neuropsychologie in historisch perspectief

Jong en snelgroeiend vakgebied.
Het denken over mentale functies en de relatie tussen lichaam en geest gebeurt al eeuwen.

Het idee dat de hersenen een rol spelen bij mentale functies stamt uit klassieke oudheid.
Hippocrates (4de eeuw voor Christus): hersenen zijn verantwoordelijk voor het intellect, zintuigen, kennis en
emoties.
- Revolutionair, er werd gedacht dat afwijkend gedrag ontstond door bovennatuurlijke krachten.
- Centrale rol van hersenen was niet geaccepteerd.
Aristoteles (3de eeuw v): ‘zetel van ziel’ bevindt zich in hart, hersenen niet belangrijk.
In dezelfde tijd eerste onderzoek naar anatomie van hersenen:
Herophilus (4de eeuw v): waarneming, begrijpen en geheugen bevindt zich in ventrikels (noemde hij cellen), tot
in 18e eeuw is deze ‘ventrikel/cel theorie’ de gangbare.

 Bovenstaande wetenschappers: hersenen zijn een algemeen systeem van informatieverwerking.

René Descartes (1596-1650): dualistisch standpunt, ratio (geest) bestaat gescheiden van het lichaam. Geest
bevindt zich op specifieke plaats in hersenen (pijnappelklier, tussen de hersenhelften in).

1.2.1 Lokalisatie en functiedifferentiatie

,Franz Joseph Gall (1758-1828): mens bezit verschillende mentale functies, die onafhankelijk van elkaar zijn
terug te voeren op specifiek, zelfstandig functionerende delen van de hersenen die zich aan buitenzijde (cortex)
bevinden. Via uitstulpingen (knobbels) op schedel is te zien hoe goed een bepaalde functie ontwikkeld is.
- Geen plaats meer voor de ziel; schedel bestuderen voor mentale functies is absurd.

Dit vormt het begin van bloeiende periode in 19e eeuw waarin de ideeën over de relatie tussen de hersenen en
gedrag ook werden gevormd door gevalsbeschrijvingen van patiënten met cognitieve stoornissen door een
hersenbeschadiging:

Phineas Gage: veranderingen in gedrag en persoonlijkheid als gevolg van ijzeren staaf door linkerfrontaalkwab
 rol van frontaalkwab bij gedragsinhibitie en sociale interactie.

Gevalsbeschrijvingen gingen vaak over patiënten met taalstoornissen.

Paul Broca (1796-1881): onderzocht patiënt die kon begrijpen, handelen, onthouden, maar niet spreken.
Hersenbeschadiging zit in linkerfrontaalkwab (gebied van Broca) belangrijk bij spreken. Dit ondersteunt
lokalisatie (=mentale functies zijn gelokaliseerd op een specifieke plaats in de hersenen).

Taal bestaat uit deelfuncties (spreken, begrijpen), dit leidde tot functie- en locatiemodellen voor taal.

Carl Wernicke (1848-1905): linkerfrontaalkwab belangrijk voor spreken, maar ook patiënt onderzoeken met
schade aan linkertemporaalkwab die vloeiend kon spreken, maar de woorden niet meer kon begrijpen
(linkertemporaalkwab (gebied van Wernicke) is dus voor het begrijpen.

Hij stelde ook dat deze gebieden via verbindingsbanen in de hersenen met elkaar verbonden zijn. Schade hieraan
leidt ook tot specifieke functiestoornissen. Schade van verbindingsbanen tussen Broca en Wernicke leiden tot
een syndroom waarbij een patiënt wel kan spreken en begrijpen, maar gesproken woorden niet kan nazeggen
(=conductieafasie). Dit zorgde ervoor dat modellen werden ontwikkeld waarbij hypothesen over functies en
functiestoornissen (ook bij andere cognitieve functies) werd getoetst.

Meest klassieke syndromen (afasie, agnosie, apraxie en amnesie) hebben oorsprong in deze periode.

Heinrich Lissauer (1861-1891): ontdekte een theoretisch model voor het onderzoeken van stoornissen in
objectwaarneming: visuele agnosie.
- Het herkennen van objecten verloopt in 2 fasen: apperceptie en associatie.
Apperceptie: structuur en kenmerken van het object waarnemen en ontleed. Verstoord, dan onvermogen
om afzonderlijke elementen samen te voegen tot een geheel (apperceptie agnosie). Bijvoorbeeld een
afbeelding van een stoel niet herkennen en niet kunnen natekenen.
- Associatie: kenmerken worden gekoppeld aan kennis- of betekenisinformatie. Verstoord, dan geen
koppeling aan betekenisinformatie (associatieve agnosie). Bijvoorbeeld wel natekenen, maar niet
herkennen wat ze hebben getekend.

1900: verzet tegen lokalisatiegedachte.
- Leidt tot simplificatie (cognitieve functies zijn niet terug te voeren op respons van groepjes neuronen op
een plek in hersenen).
- Modellen helpen niet bij ontwikkelen van behandelingen.

John Hughlings-Jackson (1835-1911): schade op een specifieke locatie in de hersenen kan leiden tot een
functiestoornis, dit betekent niet automatisch dat de functie zelf zich ook op die plaats bevindt.

Kurt Goldstein (1878-1965): mensen reageren niet alleen op stimuli, maar gedrag wordt ook door andere
factoren (gevoelens, herinneringen etc.) gestuurd. Mensen kunnen daardoor anders omgaan met gevolgen van
hersenbeschadiging in dagelijks leven, het is deels maar afhankelijk van de locatie of ernst van de
hersenbeschadiging  uitgangspunt cognitieve revalidatie.

1.2.2 Ontwikkeling van de experimentele psychologie

Ontwikkeling van psychologie als empirisch-wetenschappelijke discipline bevorderde de psychologie in het
algemeen en KNP in het bijzonder.

,Wilhelm Wundt (1832-1920): grondlegger experimentele psychologie.
Blootstelling van proefpersonen aan gestandaardiseerde stimuli (licht/ geluidssignalen). Gericht op waarneming,
gedachten, bewustzijn en gevoelens.
Onderzoeksresultaten dragen bij aan vorming theorieën over aandacht bijvoorbeeld.
Gezonde pp die subjectieve ervaringen moesten beschrijven, dus niet toepasbaar bij patiënten met hersenletsel.
- Subjectieve ervaringen bekritiseerd
- Objectieve, gestandaardiseerde methoden vormden basis van experimentele psychologie.

19e eeuw: onderzoek met behulp van kwantitatieve metingen van cognitieve functies.
- Franciscus Donders (1818-1889): chronometrische analyse van mentale processen.
Verschillende reactietijden: eenvoudige reactietijdtaken (detecteren), keuze-reactietijdtaken
(discrimineren), go/no go-reactietijdtaken (inhiberen).
Verschillen in reactietijden tussen verschillende taakcondities geeft informatie over cognitieve functies.
Geïnteresseerd in cognitieve functies zelf.
- Substractiemethode = systematische en kwantitatieve vergelijking van verschillende taakcondities.
Toegepast bij ‘FMRI’ en ‘stroop kleur-woord test’.

1.2.3 Het meten van individuele verschillen

Ontwikkeling van psychometrie onder invloed van Francis Galton (1822-1911) aan het eind van 19e eeuw.
- Galton vroeg zich af in hoeverre verschil in vaardigheid aangeboren is, statistische begrippen,
psychofysische metingen centraal, vergelijken van de individuele prestatie met die van
vergelijkingsgroep (representatief populatie). Hiermee legde hij een basis voor het gebruik van
referentiegegevens (normen) bij het beoordelen van testprestaties van individuen.
Zijn werk was het begin van de ontwikkeling van psychometrische tests om verschillen tussen mensen
objectief te meten. Eerst niet gericht op medische setting met patiënten hersenbeschadiging, maar op
schoolsucces/arbeidsgeschiktheid.
Alfred Binet: eerste intelligentietest als alternatieve manier om naar individuele verschillen te kijken.

1.3 Moderne klinische neuropsychologie

Na 2de wereldoorlog werd klinische neuropsychologie populairder, want militairen hersenbeschadiging. Meer
psychologen specialiseerden in dit gebied.

1.3.1 Functionele theorie van Luria

Aleksandr Luria (1902-1977). Model waarin holistische en lokalisatietheorieën worden geïntegreerd tot een
globale functionele theorie. Alle gebieden in de hersenen zijn betrokken bij 3 basisfuncties (functionele units),
die met elkaar interacteren: subcorticale hersengebieden, waaronder de hersenstam, posterieure en anterieure
hersengebieden. Leveren allemaal een bijdrage aan activiteit.
1e unit: regulatie van arousal- en aandachtsprocessen (activatie).
2e unit: het verwerken van informatie die via zintuigen binnenkomt in de hersenen (input).
3e unit: planning en organisatie van handelen (output).
De informatie binnen elke unit wordt verwerkt op 3 hiërarchisch georganiseerde zones: primair, secundair en
tertiair. Gedrag kan worden gemoduleerd door talige processen in de linkerhersenhelft en niet-talige processen in
de rechterhersenhelft.
Dus een bepaald aspect in de informatieverwerking kan plaatsvinden in en bepaalde functionele unit binnen een
van beide hersenhelften, binnen een specifieke hiërarchisch geordende zone.

Maar model is niet voor alle units en hiërarchische zones uitgewerkt, scheiding linker- en rechterhersenhelft
achterhaald en idee van hiërarchische zones niet meer gesteund.

Belangrijke bijdrage voor klinische neuropsychologie, vormde de basis voor idee dat cognitieve (deel)functies
moeten worden gemeten met een uitgebreide, systematische testbatterij + idee dat hersenen als geheel
verantwoordelijk zijn voor gedrag maar wel gelokaliseerde deelfuncties onderscheiden.

1.3.2 Gedragsneurologie van Geschwind

, Norman Geschwind (1926-1984): onderzoek naar hersenfuncties (taal) van patiënten met hersenletsel. In
hersenen zijn functionele centra die met elkaar verbonden zijn. Het verbreken van die verbindingen leidt tot
uitvalsverschijnselen.
Dissociatie: patiënt met lesie op plaats X, heeft een stoornis op taak a, maar niet op taak b.
Dubbele dissociatie: patiënt met lesie op plaats Y, heeft een stoornis op taak b, maar niet op taak a. Vormt een
krachtig methodologisch argument voor differentiatie van functies.

1.3.3 De ontwikkeling van neuropsychologische tests.

Gevalsbeschrijvingen waren gedetailleerd en informatief, maar ook kwalitatief en observationeel, daarom
moeilijk te generaliseren naar algemene kennis over cognitieve functies. Door experimenteel psychologische
methoden werden onderzoeksmethoden objectiever.

Arthur Benton ontwikkelde gestandaardiseerde methoden om motorische, sensorische en visuospatiële, taal- en
geheugenstoornissen te meten bij patiënten met hersenbeschadiging. Daardoor groeide de kennis over gevolgen
van hersenschade. Deze methoden werden ook gebruikt om de locatie van hersenbeschadiging te bepalen
(hersenscans niet mogelijk). Door de gestandaardiseerde methoden is het mogelijk om prestatie van patiënten
met hersenschade te vergelijken met gezonde. Prestatie onder bepaalde score classificeren als stoornis. Dit
betekende een sterkere toename van sensitiviteit, specificiteit en betrouwbaarheid van neuropsychologisch
onderzoek.

Brenda Miller leverde belangrijke bijdrage door onderzoek naar geheugen en functie temporaalkwabben,
deelfuncties van geheugen werden uitgebreid, onderzoek naar rol frontaalkwab bij geheugen, ontwikkelen van
nieuwe taken waarmee cognitieve functies onderzocht werden.

Boston naming test en Boston process approach.
Donald Stuss belangrijke bijdrage executieve functies en prefrontale cortex (plannen en doelen stellen).
1967 international neuropsychological society (INS) opgericht en eerste wetenschappelijke conferenties.
1976 eerste editie van neuropsychological assesment (Muriel Lezak), internationaal nog steeds gezien als
standaardwerk voor neuropsychologische tests en onderzoek.

1.3.4 Theorievorming door gevalsstudie

In verenigd koninkrijk werd na uitbreken 2de wereldoorlog, de brain injuries unit opgericht, waar mensen met
hersenschade werden onderzocht. Klinisch neuropsychologie in VK: bedenken en toetsen van theorieën over
hersenfuncties aan de hand van individuele series of series van gevalstudies. Door gedetailleerd onderzoek te
doen bij een individu kan kennis over hersenfuncties verkregen worden en cognitieve modellen worden
uitgewerkt en getoetst.

Oliver Zangwill onderzocht cognitieve functies van patiënten met hersenschade en adviseerde over de manier
waarop zij er mee om konden gaan (training, compensatie van verloren vaardigheden). Belangrijk voor
neuropsychologie, omdat hij de diagnostiek en zorg voor patiënten met hersenletsel systematisch een plaats gaf
in zorgsysteem.

In VK kwam ook de cognitieve neuropsychologie op, hierin stond theorie- en modelvorming van cognitieve
processen centraal. Elizabeth Warrington onderzocht patiënten met hersenletsel en combineerde de zorg met
wetenschappelijk onderzoek naar de relatie tussen hersenen en gedrag. Legde basis voor klinisch
neuropsycholoog als scientist-practitioner. Barbara Wilson speelde rol bij vertalen van theoretische kennis voer
hersenschade en cognitieve functies naar diagnostiek en behandeling van individuen. Richt zich ook op
psychologische gevolgen van hersenletsel.

1.3.5 Beeldvorming en netwerken

1980: CT en MRI, gedetailleerde info verkrijgen over de grootte en locatie van hersenbeschadiging. Daarmee
verschoof aandacht van lokalisatie naar diagnostiek en gevolgen van hersenbeschadiging.
Het onderzoeken van cognitieve functies met diagnostische doeleinden werd belangrijker. Ook in kaart brengen
van gevolgen van hersenschade, met als doel sterktes en zwaktes van gedetailleerd in kaart brengen en hiermee
een bijdrage aan indicatiestelling, behandeling, en begeleiding van patiënten met hersenschade- of ziekten te
leveren.
$5.78
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten


Ook beschikbaar in voordeelbundel

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
lttb Universiteit Utrecht
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
40
Lid sinds
11 maanden
Aantal volgers
0
Documenten
8
Laatst verkocht
1 maand geleden

5.0

1 beoordelingen

5
1
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen