Verschillende bloedsomloopsystemen voor transport van voedings-/afvalstoffen, CO2 en O2
➔ Diffusie (1 cellige), gastrovasculaire ruimte (stroming)
➔ open circulatie (dmv. Hemolymfe en negatieve druk in geleedpotige)
➔ gesloten circulatie (uitwisseling bij capillairen met interstitiële vloeistof )
- enkelvoudig vs. dubbel (kleine en grote bloedsomloop)
➔ Hydrostatische druk= uitgeoefende druk op bloedvaten door vloeistof
ANATOMIE HART
• Slagaders (ARTERIE)= O2 rijk behalve arteria pulmonalis (longslagader) en navelstreng slagader, van hart
• Aders (VENA)= O2 arm, van capillairsystemen naar hart
- Poortader: zuurstofarm bloed van orgaan naar ander orgaan (bijv. hepatisch poortader darm-lever)
- Opbouw: klep - endotheel – glad spierweefsel – bindweefsel (elastische vezels + collageen + proteoglycanen)
• Capillairen= uitwisseling dmv. Diffusie door endotheel en basaal lamina, diameter van 1 bloedcel
• Boezems (ATRIUM) & Kamers (VENTRIKEL, dikke gespierde wand voor contractie)
DUBBELE BLOEDSOMLOOP
--> ‘Vena cava rostralis’ (bovenste holle ader) & ‘vena cava caudalis’ (onderste holle ader)
▪ RECHTER ATRIUM: O2 arm, lage druk
▪ RECHTER VENTRIKEL: contractie bij systole, naar longslagaders
--> ‘Arteria pulmonalis sinistra (linker long) & ‘Arteria pulmonalis dextra (rechter long)
--> ‘Vena pulmonalis sinistra’ (linker long) & ‘Vena pulmonalis dextra’ (rechter long)
▪ LINKER ATRIUM: O2 rijk, hoge druk
▪ LINKER VENTRIKEL: contractie bij systole, naar aorta
--> ‘Aorta’: rostraal (hoofd) via aftakking of caudaal via aorta abdominalis
1. Truncus brachiocephalicus:
- Arteria carotis communis dextra (rechter halsslagader)
- Arteria subclavia dextra (rechter sleutelbeen/arm)
2. Arteria carotis communis sinistra
3. Arteria subclavia sinistra
Bloedvoorziening hart
~’Arteria coronaria’: bloed door inkeping in basis aorta door hoge druk
~’Vena sinus coronaria’: mond uit in rechter atrium
KLEPPEN (VALVULA)
--> kleppen in venen en hart voorkomen terugstromen bloed
I. atrioventriculaire kleppen (AV): scheiden boezem & kamer [open bij diastole]
- Rechts= ‘Tricuspidalisklep (3 slippen)
- Links= ‘Bicuspidalisklep’ (2 slippen)
II. Semilunaire kleppen: verhinderen terugstromen bloed naar kamer [open bij systole]
- Rechts= ‘pulmonalisklep’(3 slippen)
- Links= ‘aortaklep’ (3 slippen)
▪ Slippen: bindweefsel met plat epitheel voorkomen terugstroming van bloed
▪ Chordae tendinae: peesjes voorkomen terugslaan kleppen bij ventrikel systole
▪ Papillair spieren: houden chordae tendinae contractiel tegen
,HARTCONTRACTIE
--> dmv. Elektrische impuls en intercalaire schijven
--> sympathische en parasympatisch zenuwstelsel, hormonen (epinephrine), temperatuur (+1°C= +10bpm)
1. Sinusknoop: genereerd continu impulsen (licht aangestuurd door nervus vagus)
2. AV-knoop: vertraagd signalen voor coördinatie contractie (volledig legen atria)
- Annulus fibrosus: bindweefsel schijf isoleert door afwezigheid intercalaire schijven
3. Interventriculaire septum: signaal via vertakking dmv. Gap-junctions naar apex
4. Purkinje vezels: vertakking over ventrikels
SYSTOLE (contractie) vs DIASTOLE (relaxatie)
--> systolische druk= bovendruk (120 mm Hg) Hartcyclus: atriumsystole + ventrikelsystole + diastole
-->diastolische druk= onderdruk (70 mm Hg) Hartslagfrequentie: slagen/min [variable]
▪ 1e harttoon LUB= dichtslaan AV kleppen Slagvolume: inhoud linker ventrikel naar aorta [variabel]
▪ 2e harttoon DUB= dichtslaan semilunaire kleppen Hartminuut volume: liter/min
▪ Hartruis= terugvloeien bloed door defecte klep
ECG
o P piek= depolarisatie atria (boezems)
o QRS piek= depolarisatie ventrikels (repolarisatie atria)
o T piek= repolarisatie ventrikels
FOETALE CIRCULATIE
--> foramen ovale: verbinding atria
--> ductus arterosus: verbinding longslagader & aorta (druk te hoog in longen)
--> ductus venosus: bloedvaten naar placenta
BLOED BESTANDSDELEN: water, elektrolyten (ionen), plasma eiwitten, leukocyten, platelets, erythrocyten
▪ Hematrocriet= volume bloedcellen / totaal bloedvolume
- Leukocyten: rode bloedcellen, O2 vervoer door hemoglobine [aangemaakt in rood beenmerg]
- Leukocyten: immuunsysteem
- Bloedplaatjes: laten stollingsfactoren vrij voor bloedstolling
▪ Bloedstolling: stollingsfactoren voor fibrine synthese
- Plasma: K+ voor protrombine --> trombine (positieve feedback trombokinase cascade met Ca2+)
- Histamine zorgt voor vasodilatatie voor toevoer extra bloed
BLOEDDRUK REGULATIE
1. Vasoconstrictie & vasodilatatie [glad spierweefsel in arteriën onder Endotheline en NO]
2. Zwaartekracht
3. Spincter in capillairsysteem [sluit deel af]
Venen: spierpomp+kleppen, adempomp+hartpomp, glad spierweefsel
Lymfevaten: skelet- en vaatspieren verplaatst lymfe (vloeistof+afvalstof) met gebruik van kleppen
- Brengt verloren vloeistof en lipiden terug in bloed
Capillaire uitwisseling: van capillaire lumen --> interstitiële vloeistof
- Hydrostatische bloeddruk (netto uitstroom) & Osmotische druk (in)
- Diffusie (CO2, O2), poriën endotheel (suiker, zout), endo- en exocytose (macromoleculen)
, OSMOSE REGULATIE & EXCRETIE (H44)
NH2 EXCRETIE (Stikstofafval) bron= eiwitten en DNA afbraak
Ammoniak (NH3) Polair & giftig Interfereert met oxidatieve fosforylatie
[aquatisch]
Ureum Minder giftig, goed oplosbaar Diffundeert uit amfibie ei, afgevoerd via navelstreng
[zoogdier]
Urinezuur Pasta-achtig, kost veel energie Opslag in schaaleieren, permeabel voor gas, rest accumuleert
[vogel, reptiel, insect]
Cel … ten opzichte van omgeving;
➔ Hyper-osmotische: netto wateropname tot cellyse
➔ Iso-osmotisch: geen netto beweging van water
➔ Hypo-osmotische: netto water uitstroom
- Selectief permeabel membraan & concentratie verschil nodig
- Osmolariteit= mol/L
1. Osmoconformers= organisme iso-osmotisch aan omgeving
2. Osmoseregulators= interne osmolariteit onafhankelijk van omgeving (hyper- of hypo-osmotisch)
- Stenohaline: tolereert kleine veranderingen in externe osmolariteit/zoutgehalte
- Euryhaline: tolereert grote veranderingen in externe osmolariteit/zoutgehalte
ADAPTATIES
Vis zoutwater: hypo-osmotisch, geconcentreerde urine en zout uitscheiding tegen water verlies
Vis zoetwater: hyper-osmotisch, behoud ionen en scheidt veel water uit via urine
▪ Acoelomaten (platworm): intertestiële vloeistof ipv. coeloom met afvoer orgaantjes
▪ Coelomaat (annelida): coeloomvloeistof door capillairnetwerk voor reabsorptie
▪ Insecten: absorptie in buizen van Malphigi en in darmen reabsorptie
▪ Vertebraten: nefronen in nieren filteren [excretie= filtratie – reabsorptie + secretie]
NEFRONEN
Vloeistof in bloedplasma vanuit glomerulus --> kapsel van Bowman (iso-osmotisch)
Proximale buis --> lus van Henle --> distale buis --> verzamelbuis
Renal cortex/medulla --> renal pelvis --> ureter --> blaas -> urethra
• Corticale nefronen: alleen door cortex
• Juxtamedulaire nefronen: door cortex en medulla, langere lus=meer filtratie
- Glomerulus: capillairen voor filtratie bloed naar ‘Kapsel van Bowman’, aan- en afvoerende arteriolen
o Podocyt: uitlopers maken filtratiespleten om capillairen [aanpasbaar]
o Filtratie: selectief permeabel epitheel & hydrostatische druk (bloeddruk)
- Peritubulaire capillairen: capillairen om nierbuizen
- Vaza recta: capillairen om lus van Henle
Bloedvoorziening:
- Afferente arteriole: vormt glomerulus (vertakkingen van Renal arterie)
- Efferente arteriole: vertakkingen vormen peritubulaire capillairen en vasa recta