Orthopedagogie
Hoofdstuk 1 – werken met mensen: grondhouding
1.1. Opvoeden en begeleiden: een tweevoudig dialogaal gebeuren
Ter Horst beschrijft opvoeden als een tweevoudig dialogaal gebeuren
Dialoog = samenspraak
Doel: bevorderen van de dialoog tussen:
De cliënt en zijn dichte omwereld
Omgeving waar hij nu in relatie met staat
De cliënt en de volle werkelijkheid, de wereld
Omgeving waar hij in de toekomst in relatie met
zal staan
Het herstel van het gewone leven:
Basisgedachte: bij een verstoorde of vastgelopen opvoedings-begeleidingssituaties steeds in eerste
instantie moet worden nagegaan of het meest voor de hand liggende, “het alledaagse” wel in orde
is voor er ook maar kan gedacht worden aan specialistische interventies.
1.2. Grondhouding van de opvoeder/begeleider
In deze dialoog is de unieke persoonlijkheid van de orthopedagogisch begeleider belangrijk
In de dialoog tussen cliënt en begeleider toont de cliënt de begeleider wat hij van hen verwacht, nodig
heeft, nog niet kan, …
De basishouding van de orthopedagogisch begeleider kenmerkt zich voor ter Horst door:
1. Liefhebben
2. Overschot
3. Bijtanken
4. Openheid
5. Intentionaliteit
1. Liefhebben
Heeft het kind wel echte opvoeders?
Onvoorwaardelijk
Helderziend
Door de buitenkant heen kijken
Kringsgewijs
Kinderen of cliënten staan in het midden van een kring met verschillende lagen. Kring
van mensen die liefdevol betrokken zijn op dit kind/ deze mens
Nabije/afstandelijke kring van graag zien
2. Overschot/vitaliteit
Ben ik wel door de puberteit?, ben ik wel voldoende uitgeslapen?, heb ik het niet te druk
met andere problemen?
Toekomstperspectief: moed, hoop, plezier, geloof, liefde, doorzettingsvermogen,
vertrouwen, verantwoordelijkheid, …
3. Bijtanken
Hoe kan ik bijtanken? Waar krijg je energie van?
Vrienden? Collega’s? Sleur doorbreken? Vakantie? Succeservaringen? Bijscholing? Iets
gaan drinken? Fitnessen? Gaan voetballen?,…
, Op tijd ook rust vinden
4. Openheid
Stelt je open voor de noden, de wensen en de mogelijkheden van de cliënt
Emotioneel beschikbaar zijn
Zicht op eigen pedagogisch handelen en bewust hanteren
Cliënt niet met vooroordelen benaderen
Te kort aan vitaliteit belemmert openheid
5. Intentionaliteit
Gerichtheid en afstemming op de cliënt
Duidelijke en ondubbelzinnige signalen uitzenden naar de cliënt
Stilstaan bij het effect op de ander
Aanvoelen wanneer jij best initiatief neemt en waar je best de cliënt initiatief laat
(leiden/volgen)
De hulpvraag van de cliënt zien
Geeft inzicht in wat er moet gedaan worden om verder te komen/perspectief te krijgen
1.3. Grondvormen van menselijk contact
Dialoog wordt te vaak herleid tot communicatie in woorden
Andere manieren om in relatie te staan tot de ander , niet enkel door taal:
Bewust + gericht inzetten in het opbouwen van een relatie
Leer ze de cliënt aan , kan deze ook gebruiken in dialoog met anderen
Grondvormen van menselijk contact:
1. Aanraken
2. Verzorgen
3. Spelen
4. Eten en drinken
5. (Feest)vieren
6. Erop uitrekken
7. Werken
8. Leren
9. Praten, luisteren
1. Aanraken
Aanraken kan belangrijk zijn op bepaalde momenten:
Lichamelijk contact met ouders bron van veiligheid voor het kind
Kind doet bij het leren beroep op de tastzin grijpen gaat aan het begrijpen vooraf
Dialogische grondvorm kan verstoord geraken:
Mishandeling, seksueel misbruik, kinderen met een zwaar motorische en/of verstandelijke
beperking, sommige mensen met ASS, …
Aanraken is niet meer zo vanzelfsprekend en kan som bedreigend zijn
In praktijk: aanraken op een bewust en gedoseerde wijze
2. Verzorgen
We onderscheiden:
Verzorgd worden
Ieder verzorgingsmoment is een kans om persoonlijke aandacht te krijgen
Samen de zorg voor iemand of iets opnemen
, De cliënt ontvangt niet alleen de zorg, maar kan ook zelf de zorg op zich nemen voor iets
of iemand = ontstaan van vertrouwensrelatie
Bijvoorbeeld: planten, dieren, mensen, dingen.
3. Spelen
Spelen= alles wat je doet om de activiteit van het doen zelf en niet voor het resultaat =
vrijetijdsbesteding
Sociale vaardigheden komen aan bod: kunnen delen, verliezen, beurt nemen, rekening
houden met elkaar, …
Bijvoorbeeld: sport, muziek beluisteren, fotograferen, …
4. Eten en drinken
Samenkomst omwille van speciale gebeurtenis = vaak met eten + drinken
Ander iets laten ervaren dat op geen andere manier kan
Belangrijk moment van ontmoeting, samenzijn en verbondenheid
Oog hebben voor de groep en individu’s
5. (Feest)vieren
Doorbreken van alledaagse
Heel wat mogelijkheden om in dialoog te treden met elkaar
Biedt structuur
Traditionele, seizoensgebonden vieringen
Een dag in de kijker
Vieren van de verjaardag
Tegen routinevorming
6. Erop uitrekken
Mogelijkheden om nieuwe ontdekkingen te doen, horizonnen te verkennen, elkaar op een
andere manier leren kennen, dagdagelijkse sleur te doorbreken, …
Verrijkt beeld van elkaar
7. Werken
Iets samen doen, maken = geeft perspectief
Verhoogt zelfwaardegevoel
Werken = gaat om het resultaat, duidelijke zichtbare resultaten
Sfeer en besef dat het werk zinvol is
Werken moet je leren
Samen doen !!
8. Leren
Proces van elkaar perspectief bieden
Samen naar een doel, wens of droom werken
9. Praten, luisteren
Fundamenteel noodzakelijk voor het begeleidingsgebeuren + in relatie treden met elkaar
Onthoud:
Praten tegen mensen die zelf geen verbale respons (meer) kunnen geven = belangrijk!!
Humor onmisbaar
Varianten in praten, maakt het boeiender
Bv: fluisteren, zingen, ruimen
Woorden worden duidelijker als ze ondersteund worden met lichaamstaal = totaal
communiceren
Steeds op zoek gaan naar DIE grondvormen bij DIE cliënt en in DIE situatie het meest bevorderlijk zijn
voor de dialoog
Bepaalde grondvormen kunnen voor sommige cliënten problemen opleveren. Aanleiding kan zowel bij
de cliënt als bij de opvoeder of bij de situatie liggen:
, Cliënt: te veel spanning, voedingsproblemen, angst in vreemde omgeving, niet willen
aangeraakt worden, …
Opvoeder: eigen grenzen naar aanraken toe, onhandig zijn, vermoeid lopen, …
Situatie: ongeschikte ruimte, minder passend materiaal, te weinig tijd voor verzorging, …
1.4. Polariteiten in de professionele grondhouding
1.4.1. Afstand/nabijheid
AFSTAND NABIJHEID
Objectiveren Empathie
Perspectief nemen Betrokkenheid
Methodisch werken Aandacht
Deskundigheid inzetten Liefde
Onkunde toegeven Medeleven
Eigen nood/drang erkennen Inzet
Mandaten en verantwoordelijkheden Begrip
Hoofd koel houden Helpen
Betrouwbaar en stabiel blijven Beschikbaarheid
Bereidheid
Nabijheid:
Gepaste nabijheid kan pas ontwikkeld worden wanneer de noodzaak van afstand erkend wordt
1.4.2. Openheid/geslotenheid
Polariteit:
Afstand- nabijheid, openheid-geslotenheid
Geheel van twee tegenpolen > alles daartussen
o Bv: kokendheet- ijskoud, hoekig-rond, hard-zacht,… > alles daartussen bv fris, koel
GESLOTENHEID OPENHEID
Intentionaliteit Zelfonthulling
Op de ander gericht(e)
Discretie (opzoeken) Congruentie (opzoeken)
Selectieve authenticiteit
In het contact als professioneel begeleider met cliënten en cliëntensystemen > goed om bewust te zijn
van de mate waarin je openheid en geslotenheid hanteert
We stellen ons hierbij volgende vragen:
Welke gedachten/gevoelens/wensen willen we kenbaar maken in het contact en welke niet?
Wanneer ga je je eerste indrukken?
Wanneer ga je over jezelf dingen vertellen, over je eigen leven, en wanneer liever niet?
Is je openheid dienstbaar voor de begeleidingsrelatie?
Is je geslotenheid dienstbaar of te verantwoorden?
Rogers – kader :
Congruente houding
Echtheid
Respect
Onvoorwaardelijke acceptatie
Hoofdstuk 1 – werken met mensen: grondhouding
1.1. Opvoeden en begeleiden: een tweevoudig dialogaal gebeuren
Ter Horst beschrijft opvoeden als een tweevoudig dialogaal gebeuren
Dialoog = samenspraak
Doel: bevorderen van de dialoog tussen:
De cliënt en zijn dichte omwereld
Omgeving waar hij nu in relatie met staat
De cliënt en de volle werkelijkheid, de wereld
Omgeving waar hij in de toekomst in relatie met
zal staan
Het herstel van het gewone leven:
Basisgedachte: bij een verstoorde of vastgelopen opvoedings-begeleidingssituaties steeds in eerste
instantie moet worden nagegaan of het meest voor de hand liggende, “het alledaagse” wel in orde
is voor er ook maar kan gedacht worden aan specialistische interventies.
1.2. Grondhouding van de opvoeder/begeleider
In deze dialoog is de unieke persoonlijkheid van de orthopedagogisch begeleider belangrijk
In de dialoog tussen cliënt en begeleider toont de cliënt de begeleider wat hij van hen verwacht, nodig
heeft, nog niet kan, …
De basishouding van de orthopedagogisch begeleider kenmerkt zich voor ter Horst door:
1. Liefhebben
2. Overschot
3. Bijtanken
4. Openheid
5. Intentionaliteit
1. Liefhebben
Heeft het kind wel echte opvoeders?
Onvoorwaardelijk
Helderziend
Door de buitenkant heen kijken
Kringsgewijs
Kinderen of cliënten staan in het midden van een kring met verschillende lagen. Kring
van mensen die liefdevol betrokken zijn op dit kind/ deze mens
Nabije/afstandelijke kring van graag zien
2. Overschot/vitaliteit
Ben ik wel door de puberteit?, ben ik wel voldoende uitgeslapen?, heb ik het niet te druk
met andere problemen?
Toekomstperspectief: moed, hoop, plezier, geloof, liefde, doorzettingsvermogen,
vertrouwen, verantwoordelijkheid, …
3. Bijtanken
Hoe kan ik bijtanken? Waar krijg je energie van?
Vrienden? Collega’s? Sleur doorbreken? Vakantie? Succeservaringen? Bijscholing? Iets
gaan drinken? Fitnessen? Gaan voetballen?,…
, Op tijd ook rust vinden
4. Openheid
Stelt je open voor de noden, de wensen en de mogelijkheden van de cliënt
Emotioneel beschikbaar zijn
Zicht op eigen pedagogisch handelen en bewust hanteren
Cliënt niet met vooroordelen benaderen
Te kort aan vitaliteit belemmert openheid
5. Intentionaliteit
Gerichtheid en afstemming op de cliënt
Duidelijke en ondubbelzinnige signalen uitzenden naar de cliënt
Stilstaan bij het effect op de ander
Aanvoelen wanneer jij best initiatief neemt en waar je best de cliënt initiatief laat
(leiden/volgen)
De hulpvraag van de cliënt zien
Geeft inzicht in wat er moet gedaan worden om verder te komen/perspectief te krijgen
1.3. Grondvormen van menselijk contact
Dialoog wordt te vaak herleid tot communicatie in woorden
Andere manieren om in relatie te staan tot de ander , niet enkel door taal:
Bewust + gericht inzetten in het opbouwen van een relatie
Leer ze de cliënt aan , kan deze ook gebruiken in dialoog met anderen
Grondvormen van menselijk contact:
1. Aanraken
2. Verzorgen
3. Spelen
4. Eten en drinken
5. (Feest)vieren
6. Erop uitrekken
7. Werken
8. Leren
9. Praten, luisteren
1. Aanraken
Aanraken kan belangrijk zijn op bepaalde momenten:
Lichamelijk contact met ouders bron van veiligheid voor het kind
Kind doet bij het leren beroep op de tastzin grijpen gaat aan het begrijpen vooraf
Dialogische grondvorm kan verstoord geraken:
Mishandeling, seksueel misbruik, kinderen met een zwaar motorische en/of verstandelijke
beperking, sommige mensen met ASS, …
Aanraken is niet meer zo vanzelfsprekend en kan som bedreigend zijn
In praktijk: aanraken op een bewust en gedoseerde wijze
2. Verzorgen
We onderscheiden:
Verzorgd worden
Ieder verzorgingsmoment is een kans om persoonlijke aandacht te krijgen
Samen de zorg voor iemand of iets opnemen
, De cliënt ontvangt niet alleen de zorg, maar kan ook zelf de zorg op zich nemen voor iets
of iemand = ontstaan van vertrouwensrelatie
Bijvoorbeeld: planten, dieren, mensen, dingen.
3. Spelen
Spelen= alles wat je doet om de activiteit van het doen zelf en niet voor het resultaat =
vrijetijdsbesteding
Sociale vaardigheden komen aan bod: kunnen delen, verliezen, beurt nemen, rekening
houden met elkaar, …
Bijvoorbeeld: sport, muziek beluisteren, fotograferen, …
4. Eten en drinken
Samenkomst omwille van speciale gebeurtenis = vaak met eten + drinken
Ander iets laten ervaren dat op geen andere manier kan
Belangrijk moment van ontmoeting, samenzijn en verbondenheid
Oog hebben voor de groep en individu’s
5. (Feest)vieren
Doorbreken van alledaagse
Heel wat mogelijkheden om in dialoog te treden met elkaar
Biedt structuur
Traditionele, seizoensgebonden vieringen
Een dag in de kijker
Vieren van de verjaardag
Tegen routinevorming
6. Erop uitrekken
Mogelijkheden om nieuwe ontdekkingen te doen, horizonnen te verkennen, elkaar op een
andere manier leren kennen, dagdagelijkse sleur te doorbreken, …
Verrijkt beeld van elkaar
7. Werken
Iets samen doen, maken = geeft perspectief
Verhoogt zelfwaardegevoel
Werken = gaat om het resultaat, duidelijke zichtbare resultaten
Sfeer en besef dat het werk zinvol is
Werken moet je leren
Samen doen !!
8. Leren
Proces van elkaar perspectief bieden
Samen naar een doel, wens of droom werken
9. Praten, luisteren
Fundamenteel noodzakelijk voor het begeleidingsgebeuren + in relatie treden met elkaar
Onthoud:
Praten tegen mensen die zelf geen verbale respons (meer) kunnen geven = belangrijk!!
Humor onmisbaar
Varianten in praten, maakt het boeiender
Bv: fluisteren, zingen, ruimen
Woorden worden duidelijker als ze ondersteund worden met lichaamstaal = totaal
communiceren
Steeds op zoek gaan naar DIE grondvormen bij DIE cliënt en in DIE situatie het meest bevorderlijk zijn
voor de dialoog
Bepaalde grondvormen kunnen voor sommige cliënten problemen opleveren. Aanleiding kan zowel bij
de cliënt als bij de opvoeder of bij de situatie liggen:
, Cliënt: te veel spanning, voedingsproblemen, angst in vreemde omgeving, niet willen
aangeraakt worden, …
Opvoeder: eigen grenzen naar aanraken toe, onhandig zijn, vermoeid lopen, …
Situatie: ongeschikte ruimte, minder passend materiaal, te weinig tijd voor verzorging, …
1.4. Polariteiten in de professionele grondhouding
1.4.1. Afstand/nabijheid
AFSTAND NABIJHEID
Objectiveren Empathie
Perspectief nemen Betrokkenheid
Methodisch werken Aandacht
Deskundigheid inzetten Liefde
Onkunde toegeven Medeleven
Eigen nood/drang erkennen Inzet
Mandaten en verantwoordelijkheden Begrip
Hoofd koel houden Helpen
Betrouwbaar en stabiel blijven Beschikbaarheid
Bereidheid
Nabijheid:
Gepaste nabijheid kan pas ontwikkeld worden wanneer de noodzaak van afstand erkend wordt
1.4.2. Openheid/geslotenheid
Polariteit:
Afstand- nabijheid, openheid-geslotenheid
Geheel van twee tegenpolen > alles daartussen
o Bv: kokendheet- ijskoud, hoekig-rond, hard-zacht,… > alles daartussen bv fris, koel
GESLOTENHEID OPENHEID
Intentionaliteit Zelfonthulling
Op de ander gericht(e)
Discretie (opzoeken) Congruentie (opzoeken)
Selectieve authenticiteit
In het contact als professioneel begeleider met cliënten en cliëntensystemen > goed om bewust te zijn
van de mate waarin je openheid en geslotenheid hanteert
We stellen ons hierbij volgende vragen:
Welke gedachten/gevoelens/wensen willen we kenbaar maken in het contact en welke niet?
Wanneer ga je je eerste indrukken?
Wanneer ga je over jezelf dingen vertellen, over je eigen leven, en wanneer liever niet?
Is je openheid dienstbaar voor de begeleidingsrelatie?
Is je geslotenheid dienstbaar of te verantwoorden?
Rogers – kader :
Congruente houding
Echtheid
Respect
Onvoorwaardelijke acceptatie