HOOFDSTUK 1 HERKENNEN VAN DE VITAAL BEDREIGDE PATIËNT .......................................................................... 2
HOOFDSTUK 2 PRIMARY SURVEY EN DE A (AIRWAY) ........................................................................................... 3
HOOFDSTUK 2 A(AIRWAY) ........................................................................................................................... 3
HOOFDSTUK 3: B (BREATHING) .................................................................................................................... 5
HOOFDSTUK 4: C (CIRCULATION) ............................................................................................................... 16
HOOFDSTUK 5: D (DISABILITY) ................................................................................................................... 26
HOOFDSTUK 6: E (EXPOSURE EN ENVIRONMENT) ........................................................................................... 31
HOODSTUK 7: AANVULLINGEN OP DE PRIMARY SURVEY ................................................................................... 33
HOOFDSTUK 8: SECONDARY SURVEY ........................................................................................................... 33
HOOFDSTUK 12: SEPSIS ........................................................................................................................... 34
PROACTIVE NURSING: KLINISCHE PROBLEMATIEK INZICHTELIJK ..................................................35
ZORGTHEMA 5: LUCHTWEG(EN).................................................................................................................. 35
ZORGTHEMA 6: ADEMHALING .................................................................................................................... 37
ZORGTHEMA 7: CIRCULATIE ....................................................................................................................... 48
ZORGTHEMA 8: ZUURSTOFVOORZIENING VAN HET HART................................................................................... 59
ZORGTHEMA 9: UROGENITALE FUNCTIES ...................................................................................................... 61
ZORGTHEMA 10: BLOED ........................................................................................................................... 65
ZORGTHEMA 11: ZENUWSTELSEL................................................................................................................ 66
JUF DANIELLE FILMPJES ...............................................................................................................71
ANATOMIE VAN DE LONGEN........................................................................................................................ 71
GASWISSELING ....................................................................................................................................... 72
ASTMA EN COPD .................................................................................................................................... 73
FARMACOLOGIE: ASTMA EN COPD ............................................................................................................. 74
ZUURBASE EVENWICHT ............................................................................................................................. 75
HART: ANATOMIE EN FUNCTIE ..................................................................................................................... 77
BASIS VAN BLOEDDRUK............................................................................................................................. 78
BLOEDDRUK, RAAS EN HYPERTENSIE .......................................................................................................... 79
HARTINFARCT ......................................................................................................................................... 82
HARTFALEN ............................................................................................................................................ 84
ECG .................................................................................................................................................... 86
ATRIUMFIBRILLEREN ................................................................................................................................. 87
SHOCK.................................................................................................................................................. 89
ZENUWSTELSEL: ANATOMISCHE EN FUNCTIONELE INDELING ............................................................................. 91
HERSENEN: FUNCTIES EN STOORNISSEN ...................................................................................................... 92
NEUROTRANSMITTERS .............................................................................................................................. 93
HERSENBLOEDING .................................................................................................................................. 94
HERSENINFARCT ..................................................................................................................................... 96
ELEKTROLYTENSTOORNISSEN ..................................................................................................................... 97
NEFRON .............................................................................................................................................. 100
URINE EN URINEPRODUCTIE .................................................................................................................... 101
DIURETICA ........................................................................................................................................... 102
TRANSPORT: DIFFUSIE, OSMOSE, ACTIEF TRANSPORT..................................................................................... 103
PROACTIVE NURSING: KLINISCHE PROBLEMATIEK INZICHTELIJK ................................................ 112
DEEL I VOLLEDIG ................................................................................................................................... 112
,Klinisch redeneren met de ABCDE-methode
Hoofdstuk 1 Herkennen van de vitaal bedreigde patiënt
ABCDE-methode wordt gebruikt om snel en systematisch situatie van patiënt te
beoordelen en snel te kunnen handelen.
- Airway: luchtweg vrij?
- Breathing: controleren en zorgen voor goede ventilatie en oxygenatie
- Circulation: controleren en zorgen voor goede hemodynamiek
- Disability: controleren en behandelen van levensbedreigende neurologische
afwijkingen
- Exposure/Environment: controleren van overige levensbedreigende aandoeingen,
zoals hypothermie, bestrijden van pijn.
Afwijkende vitale parameters worden direct herkend en behandeld.
Vitale functies: ademhaling, circulatie en bewustzijn.
Vitale parameters
- Ademhalingsfrequentie
- Hartfrequentie
- Bloeddruk
- Saturatie
- Temperatuur
- Bewustzijn
Afkapwaarden
- Ademfrequentie <9 of >30 /min.
- Hartfrequentie <40 of >130/min.
- Saturatie <90%
- Systolische bloeddruk <90 of >200 mmHg
- Veranderd bewustzijn: afname van twee of meer punten op glasgow coma scale
of afname van bewustzijn volgens AVPU-schaal.
- Sprake van lage urineproductie bij <75 ml/ 4 uur
- Ademhaling normaal tussen 12-20 keer per minuut.
Trage ademhaling kan passen bij depressie van ademhalingscentrum in hersenen, bijv.
door ziekte of medicatie.
Versnelde of vertraagde ademhaling door ernstig onderliggend lijden. Kan langzaam
opkomen.
Zuurstofsaturatie kan verlaagd zijn door vermindering van opname.
- Longaandoeningen: pneumonie, longembolie, exacerbatie COPD, Pneumothorax
en meer
- Pijn bij ademen: ribfraturen, pleuritis, myogene klachten
- Ernstige ziekte: sepsis
- Verlaagde ademhalingsprikkel: CVA, delier, medicatiegebruik, intoxicatie, sepsis
,Hartfrequentie bepalen door te meten in de hals (arteria carotis), pols (arteria radialis) of
lies (arteria femoralis).
Bewustzijn meten met Glasgow Coma Scale (GCS). Aantal punten behaald wordt
vermeld met EMV-score. Eye opening, Motor response en Verbal response.
Max. 15 punten en min. 3.
- ≤8 punten: men spreekt bij trauma capitis van ernstig hersenletsel of (bij andere
ziektebeelden) van comateuze toestand. Een traumapatiënt dient geïntubeert te
worden, omdat A bedreigd is. Geldt niet voor alle comateuze patiënten.
- 9-12 punten: matig hersenletsel
- 13-15 punten: licht hersenletsel
AVPU-score: snelle inschatting van bewustzijn maken. Vooral bij zuigelingen en jonge
kinderen. Alert, Verbal, Pain, Unresponsive
SIT-team: spoed interventie team. SIT-score belangrijk. Bij afwijkende parameters SIT-
team inschakelen. Snel oproepbaar, 24/7 beschikbaar, binnen tien min. aanwezig
- IC-, SEH- of CCU-verpleegkundige
- Arts
Hoofdstuk 2 Primary survey en de A (airway)
Primary servey: evaluatie van de ABCDE. Behandeling van levensbedreigende
problematiek, aanvullende monitoring en diagnostiek om levensbedreigende
afwijkingen aan te tonen of uit te sluiten.
Als levensbedreigende situatie voorlopig is gestilt, dan ga je over op secundairy survey.
Uitgebreid van top-tot-teen onderzoek.
Voorbereiding en opvang patiënt
- Zorg voor goede informatie, een beschikbare opvangruimte,
monitoringapparatuur, infuusvloeistoffen, beschermende materialen, en een
communicatielijn voor snelle hulp.
- Ook snelle toegang tot diagnostische hulpmiddelen is essentieel.
TREAT FIRST WHAT KILLS FIRST!!!! Als probleem in A, dan dit eerst oplossen voordat je
verdergaat met B.
Hoofdstuk 2 A(airway)
Stappenplan A
- Geen traumapatiënt? → patiënt gewoon aanspreken en eventueel
mondinspectie. Als patiënt verbaal kan communiceren is luchtweg vaak niet
bedreigd.
- Nek stabiliseren en aanspreken
, - Mond inspecteren → slijm wegzuiger met yankauer en corpus alienem
verwijderen met magill-tang. Obstructie ter hoogte van longen, wordt verwijderd
d.m.v. bronchoscopie. Luchtweg vrij?
- Look/listen/feel: hang met oor boven mond van patiënt. Kijk of borstkas
omhoogkomt. Voel en hoor ademhaling.
- Controleer aangezicht op verwondingen/breuken.
Oorzaken van A-gerelateerde problemen:
- Corpus alienum: iets lichaamsvreemd dat vast zit in luchtweg
- Bloed, braaksel, slijm
- Zwelling van trachea, tong of lippen, bijv. bij anafylaxie.
- Trauma van aangezicht of luchtpijp
- Verminderd bewustzijn, waardoor tong naar achter zakt
Manouvre voor luchtwegoptimalisatie
- Head-tilt/chin-lift manoeuvre en jaw-thrust manoeuvre
Bij mensen met verlaagde bewustzijn kan tong naar achter vallen, waardoor luchtweg
wordt afgesloten, dit is te verhelpen met deze methoden.
Bij de head-tilt/chin-lift manoeuvre wordt een hand op voorhoofd gelegd. De vingers van
andere hand worden op onderkaak geplaats. Hoofd in retroflexie brengen, waarna
onderkaak zachtjes wordt opgetilt om kin naar voren te brengen. Duim druk je tegen
onderlip, om mond te openen. Duim kan ook achter onderste snijtanden worden
geplaatst.
- Bij jaw-thrust manoeuvre worden kaakkopjes met wijsvingers van beide handen
naar voren gedrukt, waardoor onderkaak naar voren kan worden geplaatst.
Hulpmiddelen voor luchtwegbeheer
- Orofaryngeale luchtweg (guedel, mayo-tube) is geïndiceerd om tongobstructie
te voorkomen. Bij bewusteloze patiënten, omdat tong naar achter kan vallen en
luchtweg kan blokkeren. Lengte meten door vanaf mondhoek tot uitwendige
gehoorgang te meten. Chin-lift manoeuvre toepassen.
- Nasofaryngeale luchtweg: tongobstructie voorkomen. Bij bewusteloze en
wakkere patiënt. Kleinere kans op braken. Door een neusgat ingebracht en
voorzicht tot keelholte ingeschoven. Inbrengen kan leiden tot neusbloedingen,
laryngospasmen en braken. Beoordeel op obstructie, tube moet goed in neusgat
passen.
- Larynxmasker als luchtweg: vaste plaats verworven in behandeling van
patiënten met moeilijke luchtwegen, met name als endotracheale intubatie of
beademing met masker-ballon lukt niet. Biedt geen definitieve luchtweg. Als
patiënt hiermee arriveert op SEH, dan moet arts definitieve bewerkstelligen.
- Multilumen-oesofagusluchtweg: gebruikt als geen definitieve luchtweg kan
worden gecreëerd. Oesofaguspoort wordt met ballon afgesloten, terwijl andere
poort wordt beademd.
- Larynxtube: extraglottische luchtweg, die dezelfde mogelijkheden biedt als
larynxmasker. Geen definitieve luchtweg, dient wel gepland te worden.
- Intubatie: patiënt wordt beademd. Definitieve luchtweg. Endotracheale buis.