Take home tentamen fundamenten van de Psychologie
Week 2 (H1)
1. Waar ligt de oorsprong van de psychologie? Noem een of twee namen van denkers/
wetenschappers uit hoofdstuk 1 die deze oorsprong vertegenwoordigen. Beargumenteer kort het antwoord.
De oorsprong van de psychologie ligt bij de oude Grieken. Plato en Aristoteles publiceerden de eerste
invloedrijke geschriften in de westerse wereld over het functioneren van de mens. De mens had volgens
hen als enige ‘’dier’’ reden gekregen en konden daarom dingen begrijpen wat andere dieren niet konden.
2. Beschrijf kort een vijftal theoretische stromingen in de psychologie.
Dualisme: het idee dat de mens uit twee aparte onderdelen het lichaam en de geest. De geest heeft een
vrij wil en vormt de kern van het menselijk denken. Het lichaam is een omhulsel van de geest.
Rationalisme. het idee dat ware kennis gebaseerd is op de rede, die door het toepassen van logica nieuwe
informatie afleidt uit het bestaande nativisme.
Nativisme: deze stroming is ervan overtuigd dat de mens aangeboren kennis heeft die de basis vormt van
alle daarvan afgeleide kennis.
Empirisme: volgens deze stroming wordt kennis opgedaan door zintuiglijke ervaringen.
Structuralisme: het bewustzijn proberen te ontdekken door naar binnen te kijken en zelfreflectie. Het naar
binnenkijken bij jezelf wordt ook wel introspectie genoemd.
3. Veel psychologen werken niet als therapeut, maar werken in de dienstverlenende sector. Noem vier
voorbeelden van werkvelden uit deze sector.
- Studiebegeleiding
- Personeelsbeleid
- Gezondheidsbevordering
- Onderzoek
4. Noem twee overeenkomsten en twee verschillen tussen (de theorieen van) Darwin en Freud.
Een verschil tussen Darwin en Freud was dat Darwin niet bezig was met introspectie. Darwin keek naar het
biologische proces, maar probeerde niet te communiceren met de dieren om te kijken of hun
onderbewustzijn invloed had op de evolutie. Een ander verschil was dat Darwin onderzoek deed door
concreter observatie. De onderzoekswijze van Freud was meer gebaseerd op interpretatie, bijvoorbeeld
van de interpretatie van dromen.
Een overeenkomst tussen Darwin en Freud is dat ze beide bezig waren met het zoeken naar verklaringen
van gedrag.
5. Inprenting heeft twee betekenissen in de psychologie. Welke twee? (Dit staat niet in het boek.)
De eerste betekenis van inprenting is het leerproces waarbij sociale interactie bij jonge kinderen of dieren
het gedrag beïnvloedt. De andere betekenis van inprenting is het proces van vastleggen van nieuwe
dingen door de zintuigen.
, 6. Geef twee definities van ‘evidence-based practice’.
De eerste definitie is evidence-based practice is: het zorgvuldig en expliciet gebruik maken is van het
beste bewijsmateriaal op dat moment beschikbaar. De tweede definitie: het uitvoeren van een handeling op
de wijze dat de uitvoering gebaseerd is op de best beschikbaar informatie over doelmatigheid en
doeltreffendheid.
7. Wat is op dit moment de uitslag van het ‘nature-nurture-debat’ (en waar gaat dit over)?
Het nature-nurture debat gaat over of een mens het meeste wordt beïnvloed door genen (nature) of meer
door de omgeving (nurture). Er is geen duidelijke winnaar in het debat.
8. Wat ‘bewijst’ de studie naar agressie; wat is de algemene conclusie voor de psychologie hieruit?
Zowel de genen van iemand als de omgevingsfactoren hebben invloed op de mate van agressie bij
iemand. De algemene conclusie voor de psychologie is dat bij een deel nature is en een ander deel
nurture.
Week 2 (H1)
1. Waar ligt de oorsprong van de psychologie? Noem een of twee namen van denkers/
wetenschappers uit hoofdstuk 1 die deze oorsprong vertegenwoordigen. Beargumenteer kort het antwoord.
De oorsprong van de psychologie ligt bij de oude Grieken. Plato en Aristoteles publiceerden de eerste
invloedrijke geschriften in de westerse wereld over het functioneren van de mens. De mens had volgens
hen als enige ‘’dier’’ reden gekregen en konden daarom dingen begrijpen wat andere dieren niet konden.
2. Beschrijf kort een vijftal theoretische stromingen in de psychologie.
Dualisme: het idee dat de mens uit twee aparte onderdelen het lichaam en de geest. De geest heeft een
vrij wil en vormt de kern van het menselijk denken. Het lichaam is een omhulsel van de geest.
Rationalisme. het idee dat ware kennis gebaseerd is op de rede, die door het toepassen van logica nieuwe
informatie afleidt uit het bestaande nativisme.
Nativisme: deze stroming is ervan overtuigd dat de mens aangeboren kennis heeft die de basis vormt van
alle daarvan afgeleide kennis.
Empirisme: volgens deze stroming wordt kennis opgedaan door zintuiglijke ervaringen.
Structuralisme: het bewustzijn proberen te ontdekken door naar binnen te kijken en zelfreflectie. Het naar
binnenkijken bij jezelf wordt ook wel introspectie genoemd.
3. Veel psychologen werken niet als therapeut, maar werken in de dienstverlenende sector. Noem vier
voorbeelden van werkvelden uit deze sector.
- Studiebegeleiding
- Personeelsbeleid
- Gezondheidsbevordering
- Onderzoek
4. Noem twee overeenkomsten en twee verschillen tussen (de theorieen van) Darwin en Freud.
Een verschil tussen Darwin en Freud was dat Darwin niet bezig was met introspectie. Darwin keek naar het
biologische proces, maar probeerde niet te communiceren met de dieren om te kijken of hun
onderbewustzijn invloed had op de evolutie. Een ander verschil was dat Darwin onderzoek deed door
concreter observatie. De onderzoekswijze van Freud was meer gebaseerd op interpretatie, bijvoorbeeld
van de interpretatie van dromen.
Een overeenkomst tussen Darwin en Freud is dat ze beide bezig waren met het zoeken naar verklaringen
van gedrag.
5. Inprenting heeft twee betekenissen in de psychologie. Welke twee? (Dit staat niet in het boek.)
De eerste betekenis van inprenting is het leerproces waarbij sociale interactie bij jonge kinderen of dieren
het gedrag beïnvloedt. De andere betekenis van inprenting is het proces van vastleggen van nieuwe
dingen door de zintuigen.
, 6. Geef twee definities van ‘evidence-based practice’.
De eerste definitie is evidence-based practice is: het zorgvuldig en expliciet gebruik maken is van het
beste bewijsmateriaal op dat moment beschikbaar. De tweede definitie: het uitvoeren van een handeling op
de wijze dat de uitvoering gebaseerd is op de best beschikbaar informatie over doelmatigheid en
doeltreffendheid.
7. Wat is op dit moment de uitslag van het ‘nature-nurture-debat’ (en waar gaat dit over)?
Het nature-nurture debat gaat over of een mens het meeste wordt beïnvloed door genen (nature) of meer
door de omgeving (nurture). Er is geen duidelijke winnaar in het debat.
8. Wat ‘bewijst’ de studie naar agressie; wat is de algemene conclusie voor de psychologie hieruit?
Zowel de genen van iemand als de omgevingsfactoren hebben invloed op de mate van agressie bij
iemand. De algemene conclusie voor de psychologie is dat bij een deel nature is en een ander deel
nurture.