Oefententamen sociale psychologie
1. Sarah houdt heel erg van samenwerken. Ze zit in een groepje met Joost en
Joep. Joost neemt al heel snel een leider rol op zich, waardoor Joep en Sarah
zich aanpassen aan Joost. Welk gedrag lokt hier elkaar uit? A) Samengedrag
lokt samengedrag uit. B) Tegengedrag lokt tegengedrag uit. C) Bovengedrag
lokt ondergedrag uit en andersom.
2. Er is een wisselwerking tussen meerdere elementen; het gaat over onderlinge
omgang tussen mensen. A) Procedureniveau. B)Inhoudsniveau.
C)Interactieniveau. D)Bestaansniveau
3. Welke functie van conformiteit hoort er niet bij? A) Mening/gedragsvormen
bemachtigen. B) Doelen bereiken. C) Relatie tegenover sociale omgeving
bepalen. D) Naar jezelf kijken
4. Het is vandaag heel erg slecht weer buiten en Rick moet vandaag voetballen.
Rick heeft de wedstrijd verloren en zegt dat het komt door het slechte weer. a)
correspondente vertekening b) self-serving bias c) self fulfilling prophecy
5. Julia is heel erg ziek en vraagt zich af of andere hier ook last van hebben. a)
consistentie b) distinctiviteit c) consensus
6. Nikki de Jager maakt gebruik van een product en maakt hier reclame voor.
Welk begrip hoort hierbij. A) Expertisemacht. B) Referentiemacht. C)
Autocratische stijl. D) Democratische stijl
7. Je zus werkt bij de bouw, waarbij hij elke keer voor een nieuwe opdracht met
nieuwe mensen moet samenwerken. Van welke organisatiestructuur is hier
sprake? A) Matrix-structuur B) Lijn-staf-structuur. C) Netwerkstructuur. D)
Lijnstructuur
8. Floortje wil graag op vakantie en ziet dat er een deal is die nog voor een paar
dagen geldig is bij corendon. a) sociale bewijskracht b) schaarste c)
wederkerigheid d) sympathie
9. Tom heeft net de trein gemist en zegt meteen dat hij de trein eigenlijk wel had
kunnen halen als de stoplichten maar niet zo lang duurde a)
representativiteitsheuristiek b) ankerheuristiek c) beschikbaarheidsheuristiek
d) simulatieheuristiek
10. Verwachtingstheorie van Vroom; Je zit te denken of dat als je extra vanavond
gaat leren, in plaats van het gaan naar dat feestje ervoor zorgt dat je
daadwerkelijk beter doet op de toets. Waarvan is hier spraken? a) resultaat. b)
instrumentily. c) expency.d) valance
11. Sara heeft een nieuw lievelingsliedje en laat het nummer horen aan haar
beste vriendin. Haar beste vriendin vindt het nummer maar niks en Sara snapt
er niks van. a) confirmation bias b) false-consenses effect c) hindsight bias d)
actor-waarnemer-verschil
1. Sarah houdt heel erg van samenwerken. Ze zit in een groepje met Joost en
Joep. Joost neemt al heel snel een leider rol op zich, waardoor Joep en Sarah
zich aanpassen aan Joost. Welk gedrag lokt hier elkaar uit? A) Samengedrag
lokt samengedrag uit. B) Tegengedrag lokt tegengedrag uit. C) Bovengedrag
lokt ondergedrag uit en andersom.
2. Er is een wisselwerking tussen meerdere elementen; het gaat over onderlinge
omgang tussen mensen. A) Procedureniveau. B)Inhoudsniveau.
C)Interactieniveau. D)Bestaansniveau
3. Welke functie van conformiteit hoort er niet bij? A) Mening/gedragsvormen
bemachtigen. B) Doelen bereiken. C) Relatie tegenover sociale omgeving
bepalen. D) Naar jezelf kijken
4. Het is vandaag heel erg slecht weer buiten en Rick moet vandaag voetballen.
Rick heeft de wedstrijd verloren en zegt dat het komt door het slechte weer. a)
correspondente vertekening b) self-serving bias c) self fulfilling prophecy
5. Julia is heel erg ziek en vraagt zich af of andere hier ook last van hebben. a)
consistentie b) distinctiviteit c) consensus
6. Nikki de Jager maakt gebruik van een product en maakt hier reclame voor.
Welk begrip hoort hierbij. A) Expertisemacht. B) Referentiemacht. C)
Autocratische stijl. D) Democratische stijl
7. Je zus werkt bij de bouw, waarbij hij elke keer voor een nieuwe opdracht met
nieuwe mensen moet samenwerken. Van welke organisatiestructuur is hier
sprake? A) Matrix-structuur B) Lijn-staf-structuur. C) Netwerkstructuur. D)
Lijnstructuur
8. Floortje wil graag op vakantie en ziet dat er een deal is die nog voor een paar
dagen geldig is bij corendon. a) sociale bewijskracht b) schaarste c)
wederkerigheid d) sympathie
9. Tom heeft net de trein gemist en zegt meteen dat hij de trein eigenlijk wel had
kunnen halen als de stoplichten maar niet zo lang duurde a)
representativiteitsheuristiek b) ankerheuristiek c) beschikbaarheidsheuristiek
d) simulatieheuristiek
10. Verwachtingstheorie van Vroom; Je zit te denken of dat als je extra vanavond
gaat leren, in plaats van het gaan naar dat feestje ervoor zorgt dat je
daadwerkelijk beter doet op de toets. Waarvan is hier spraken? a) resultaat. b)
instrumentily. c) expency.d) valance
11. Sara heeft een nieuw lievelingsliedje en laat het nummer horen aan haar
beste vriendin. Haar beste vriendin vindt het nummer maar niks en Sara snapt
er niks van. a) confirmation bias b) false-consenses effect c) hindsight bias d)
actor-waarnemer-verschil