____________________________________________Zenuwstelsel:
algemeen:
1. Algemene functies:
→ allemaal gericht op:
- reageren op gebeurtenis in buitenwereld
- reageren op gebeurtenis in inwendig milieu
→ gebeurtenissen om je heen opnemen
→ 5 algemene functies
① regulatie van activiteiten van weefsel en organen
⤷ remming of stimulatie van organen of weefsel
⤷ gebeurt bij verandering in of buiten het lichaam
② coördinatie van activiteiten van weefsels en organen
⤷ weefsels en organen nauwkeurig op elkaar afgestemd
⤷ optimale samenwerking als doel
③ regulatie en coördinatie van vegetatieve functies
⤷ vegetatieve hoofdfuncties:
- circulatie - ademhaling
- spijsvertering - begrenzing door huid
- uitscheiding
⤷ samenwerking tussen functies
⤷ buiten onze wil, hebben hier geen invloed op
④ coördinatie van contacten met de buitenwereld
⤷ bewustwording van omstandigheden
⤷ reageren noodzakelijk voor zelfbehoud
⑤ coördinatie van de psychische functies
⤷ bewustzijn en zelfbewustzijn
⤷ leren en herinneren
⤷ stemmingen en emoties
2. Algemene werking:
→ patroon met 3 functionele fasen
● sensorische input
⇒ opvangen van prikkels door sensoren
⤷ adhv sensoren verandering waarnemen
⤷ sensor geprikkeld door verandering
⤷ sensor vertaalt prikkel in impulsen
⤷ geeft impulsen door via zenuwen naar centraal zenuwstelsel
● verwerking
⤷ gebeurt in centraal zenuwstelsel
⤷ informatie doorgeven naar plaats in hersenen of ruggenmerg
⤷ informatie wordt dan ‘bewust’ of ‘onbewust’ beoordeeld
⤷ czs bepaald of en hoe het lichaam zal reageren
1
, ● motorische input
⇒ aansturen effectoren door zenuwstelsel
⤷ er worden remmende en sturende impulsen gestuurd naar organen
⤷ die organen moeten reactie uitvoeren
⇒ effectoren (altijd spieren of klieren)
anatomische indeling:
1. Indeling:
→ obv bouw en ligging van het zenuwstelsel
→ onderscheiding 2 delen:
- centraal zenuwstelsel (CZS)
⤷ ligt binnen benig omhulsel van schedel en wervelkolom
⤷ hersenen en ruggenmerg
⤷ volgorde hersenen (van craniaal naar caudaal):
⇒ grote hersenen - tussen hersenen - hersenstam - kleine hersenen
- perifere zenuwstelsel (PZS)
⤷ ligt buiten schedel en wervelkolom
⤷ vormen verbindingswegen tussen CZS en rest lichaam (= periferie)
⤷ behoort tot periferie:
⇒ hersenzenuwen, ruggenmergzenuwen, grensstreng en
zenuwen vegetatief zenuwstelsel
2
,fysiologische indeling:
1. Indeling:
→ obv functie van zenuwstelsel
→ onderscheiding in 3 aspecten:
- integratie
- hiërarchie
- richting signaal
1. grote hersenen
2. hersenzenuwen
3. hersenstam
4. kleine hersenen
5. verlengde merg
6. ruggenmerg
7. grensstreng
9. perifere zenuwen van de arm
10. perifere zenuwen van de thorax
11. perifere zenuwen van het been
3
, 2. Integratie:
→ organen moeten samenwerken
→ 2 soorten integratie
● vegetatieve integratie
⤷ activiteiten van de 5 vegetatieve stelsel op elkaar afgestemd
⤷ verantwoordelijk: vegetatief zenuwstelsel
⇒ autonoom / onwillekeurig zenuwstelsel
⤷ reguleert samenwerking stelsel
⤷ gebeurt buiten onze wil
vb. bloeddrukregulatie, darmactiviteit, …
⤷ bestaat uit 2 delen
- sympathisch zenuwstelsel
↳ actief wanneer de mens actief is
↳ stimuleert hartactiviteit en ademhaling
↳ verhoogt bloedsuikerpsiegel en spanning skeletspieren
↳ remt spijsvertering
-parasympatisch zenuwstelsel
↳ actief als mens passief is
↳ stimuleert spijsvertering
↳ remt hart-, ademhaling en spieractiviteit
⤷ gladde spieren, hartspieren en klieren zijn effecten
● animale integratie
⤷ integratie met mens en omgeving
⤷ verantwoordelijk: animaal zenuwstelsel
⇒ willekeurig zenuwstelsel
⤷ gebeurt onder onze wil
⤷ activiteiten van lichaam op commando van onze wil
⤷ dwarsgestreepte spieren als effectoren
3. Benamingen en hun beperking:
→ verschil vegetatief en animaal
○ vegetatief
⤷ wisselwerking binnen het individu
⤷ functies die dieren en mensen met planten gemeen hebben
vb. in coma communiceer je niet meer met omgeving maar is er wel wisselwerking
⤷ onbewust
○ animaal
⤷ wisselwerking tussen individu en uitwendig leefmilieu
⤷ onwillekeurige processen
vb. regulatie van hartfrequentie en bloeddruk
⤷ functie van zintuigen ⇒ animale sensoriek
⤷ bewust
4
, stelsel functie doel effector regulatie
verloopt
vegetatief vegetatieve integratie homeostase van 1. glad spierweefsel onbewust
zenuwstelsel ⇒ samenwerken van 5 inwendig milieu rond 2. hartspier onwillekeurig
vegetatieve stelsels de cellen 3. klieren buiten de wil
animaal animale integratie interactie tussen jezelf dwarsgestreepte bewust
zenuwstelsel ⇒ samenwerken van 2 en buitenwereld spieren willekeurig
animale stelsels binnen de wil
4. Hiërarchie:
→ ‘lager’ niveau in zenuwstelsel ondergeschikt aan ‘hoger’ niveau
→ grote hersenen vormen het hoogste niveau
⤷ afname ‘macht’ naarmate van hersenen naar ruggenmerg
5. Richting signaal:
→ informatiestroom in zenuwstelsel vanuit 2 richtingen
- impulsen vanuit czs naar lichaam
- impulsen vanuit lichaam naar hersenen
→ 2 soorten informatie verloop:
● afferente informatie ⇒ aanvoerend
⤷ impuls gaat van perifeer naar czs
● efferente informatie ⇒ afvoerend
⤷ impuls gaat van czs naar perifeer
→ ook binnen czs 2 hoofdrichtingen
○ afdalende banen
⤷ impulsen lopen van boven (hoger niveau) naar beneden (lager niveau)
⇒ efferent
○ stijgende banen
⤷ impulsen lopen van beneden naar boven
⇒ afferent
5
algemeen:
1. Algemene functies:
→ allemaal gericht op:
- reageren op gebeurtenis in buitenwereld
- reageren op gebeurtenis in inwendig milieu
→ gebeurtenissen om je heen opnemen
→ 5 algemene functies
① regulatie van activiteiten van weefsel en organen
⤷ remming of stimulatie van organen of weefsel
⤷ gebeurt bij verandering in of buiten het lichaam
② coördinatie van activiteiten van weefsels en organen
⤷ weefsels en organen nauwkeurig op elkaar afgestemd
⤷ optimale samenwerking als doel
③ regulatie en coördinatie van vegetatieve functies
⤷ vegetatieve hoofdfuncties:
- circulatie - ademhaling
- spijsvertering - begrenzing door huid
- uitscheiding
⤷ samenwerking tussen functies
⤷ buiten onze wil, hebben hier geen invloed op
④ coördinatie van contacten met de buitenwereld
⤷ bewustwording van omstandigheden
⤷ reageren noodzakelijk voor zelfbehoud
⑤ coördinatie van de psychische functies
⤷ bewustzijn en zelfbewustzijn
⤷ leren en herinneren
⤷ stemmingen en emoties
2. Algemene werking:
→ patroon met 3 functionele fasen
● sensorische input
⇒ opvangen van prikkels door sensoren
⤷ adhv sensoren verandering waarnemen
⤷ sensor geprikkeld door verandering
⤷ sensor vertaalt prikkel in impulsen
⤷ geeft impulsen door via zenuwen naar centraal zenuwstelsel
● verwerking
⤷ gebeurt in centraal zenuwstelsel
⤷ informatie doorgeven naar plaats in hersenen of ruggenmerg
⤷ informatie wordt dan ‘bewust’ of ‘onbewust’ beoordeeld
⤷ czs bepaald of en hoe het lichaam zal reageren
1
, ● motorische input
⇒ aansturen effectoren door zenuwstelsel
⤷ er worden remmende en sturende impulsen gestuurd naar organen
⤷ die organen moeten reactie uitvoeren
⇒ effectoren (altijd spieren of klieren)
anatomische indeling:
1. Indeling:
→ obv bouw en ligging van het zenuwstelsel
→ onderscheiding 2 delen:
- centraal zenuwstelsel (CZS)
⤷ ligt binnen benig omhulsel van schedel en wervelkolom
⤷ hersenen en ruggenmerg
⤷ volgorde hersenen (van craniaal naar caudaal):
⇒ grote hersenen - tussen hersenen - hersenstam - kleine hersenen
- perifere zenuwstelsel (PZS)
⤷ ligt buiten schedel en wervelkolom
⤷ vormen verbindingswegen tussen CZS en rest lichaam (= periferie)
⤷ behoort tot periferie:
⇒ hersenzenuwen, ruggenmergzenuwen, grensstreng en
zenuwen vegetatief zenuwstelsel
2
,fysiologische indeling:
1. Indeling:
→ obv functie van zenuwstelsel
→ onderscheiding in 3 aspecten:
- integratie
- hiërarchie
- richting signaal
1. grote hersenen
2. hersenzenuwen
3. hersenstam
4. kleine hersenen
5. verlengde merg
6. ruggenmerg
7. grensstreng
9. perifere zenuwen van de arm
10. perifere zenuwen van de thorax
11. perifere zenuwen van het been
3
, 2. Integratie:
→ organen moeten samenwerken
→ 2 soorten integratie
● vegetatieve integratie
⤷ activiteiten van de 5 vegetatieve stelsel op elkaar afgestemd
⤷ verantwoordelijk: vegetatief zenuwstelsel
⇒ autonoom / onwillekeurig zenuwstelsel
⤷ reguleert samenwerking stelsel
⤷ gebeurt buiten onze wil
vb. bloeddrukregulatie, darmactiviteit, …
⤷ bestaat uit 2 delen
- sympathisch zenuwstelsel
↳ actief wanneer de mens actief is
↳ stimuleert hartactiviteit en ademhaling
↳ verhoogt bloedsuikerpsiegel en spanning skeletspieren
↳ remt spijsvertering
-parasympatisch zenuwstelsel
↳ actief als mens passief is
↳ stimuleert spijsvertering
↳ remt hart-, ademhaling en spieractiviteit
⤷ gladde spieren, hartspieren en klieren zijn effecten
● animale integratie
⤷ integratie met mens en omgeving
⤷ verantwoordelijk: animaal zenuwstelsel
⇒ willekeurig zenuwstelsel
⤷ gebeurt onder onze wil
⤷ activiteiten van lichaam op commando van onze wil
⤷ dwarsgestreepte spieren als effectoren
3. Benamingen en hun beperking:
→ verschil vegetatief en animaal
○ vegetatief
⤷ wisselwerking binnen het individu
⤷ functies die dieren en mensen met planten gemeen hebben
vb. in coma communiceer je niet meer met omgeving maar is er wel wisselwerking
⤷ onbewust
○ animaal
⤷ wisselwerking tussen individu en uitwendig leefmilieu
⤷ onwillekeurige processen
vb. regulatie van hartfrequentie en bloeddruk
⤷ functie van zintuigen ⇒ animale sensoriek
⤷ bewust
4
, stelsel functie doel effector regulatie
verloopt
vegetatief vegetatieve integratie homeostase van 1. glad spierweefsel onbewust
zenuwstelsel ⇒ samenwerken van 5 inwendig milieu rond 2. hartspier onwillekeurig
vegetatieve stelsels de cellen 3. klieren buiten de wil
animaal animale integratie interactie tussen jezelf dwarsgestreepte bewust
zenuwstelsel ⇒ samenwerken van 2 en buitenwereld spieren willekeurig
animale stelsels binnen de wil
4. Hiërarchie:
→ ‘lager’ niveau in zenuwstelsel ondergeschikt aan ‘hoger’ niveau
→ grote hersenen vormen het hoogste niveau
⤷ afname ‘macht’ naarmate van hersenen naar ruggenmerg
5. Richting signaal:
→ informatiestroom in zenuwstelsel vanuit 2 richtingen
- impulsen vanuit czs naar lichaam
- impulsen vanuit lichaam naar hersenen
→ 2 soorten informatie verloop:
● afferente informatie ⇒ aanvoerend
⤷ impuls gaat van perifeer naar czs
● efferente informatie ⇒ afvoerend
⤷ impuls gaat van czs naar perifeer
→ ook binnen czs 2 hoofdrichtingen
○ afdalende banen
⤷ impulsen lopen van boven (hoger niveau) naar beneden (lager niveau)
⇒ efferent
○ stijgende banen
⤷ impulsen lopen van beneden naar boven
⇒ afferent
5