DEEL 1
1.1 TAAL IN DE 21 E EEUW
Taal
Is een krachtig bindmiddel dat communicatie mogelijk maakt, wederzijds begrip doet ontstaan en de
sociale samenhang verstevigt.
1 van de belangrijkste instrumenten om deel te nemen aan de samenleving
Belangrijkste sleutelcompetentie
Functies van taal
Conceptualiserende functie
o een concept in de werkelijkheid plaatsen
Communicatieve of sociale functie
Expressieve functie
Taalcompetentie
= het geheel van talige kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om geschreven, gesproken en
multimodale teksten te begrijpen, te evalueren en te gebruiken, zodat:
Volwaardige deelname aan de samenleving mogelijk wordt
De eigen doelen gerealiseerd kunnen worden
De eigen kennis en mogelijkheden levenslang en duurzaam kunnen worden ontwikkeld.
Taalkennis = verwijst naar wat iemand bewust en onbewust weet over allerlei aspecten van taal, taalgebruik en
taalsysteem.
Taalvaardig zijn = in staat zijn om talige handelingen uit te voeren.
, 1.2 TAALONDERWIJS IN DE 21 E EEUW
Leren van taal:
We willen dat alle leerlingen voldoende taalvaardig zijn. Taal is immers een krachtig middel om te
participeren aan en te communiceren in de maatschappij.
Leren in taal:
We gebruiken taal als een middel om andere dingen te leren
Leren over taal:
We zoomen in op specifieke talige doelen en leerinhouden
7 principes van krachtig onderwijs
1. Stimuleert een positieve talige grondhouding
o Een veilige oefencontext bieden
o Het talige repertoire van leerlingen omarmen
o Hoge verwachtingen koesteren
2. Is contextrijk
o Door op de interesses en voorkennis van leerlingen te spelen en aan te sluiten bij hun
leefwereld
o Visuele ondersteuning, reële ervaringen en authentiek materiaal, rijk taalaanbod en vele
talige ondersteuning
3. Is functioneel
o Taal is een middel om betekenisvolle taken op te lossen
4. Is (inter)actief
o Leraar-leerlinginteractie
o Leerling-leerlinginteractie
5. Geeft ondersteuning
o Door feedback op taaluitingen te geven en differentiatie
o Kwaliteitsvolle feedback = combinatie van feedback, feed-up en feedforward
o Scaffolding = juiste hoeveelheid ondersteuning bieden om leerlingen een trapje hoger te
brengen
o Modeling = jouw modelgedrag kan meteen ingezet worden in het vervolg van de discussie,
wat de leerlingen helpt om hun doel te bereiken
6. Heeft aandacht voor impliciet en expliciet leren
o Impliciet leren = een nieuwe taal onbewust oppikken
o Expliciet leren = bewust stilstaan bij vormelijke en theoretische aspecten van taal
7. Biedt kansen tot reflectie
o Reflectie op initiatief van de leraar
o Reflectie door medeleerlingen
o Tijd en ruimte om te reflecteren