100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Chemie: 1Ba IIW UHasselt

Rating
-
Sold
-
Pages
45
Uploaded on
03-01-2025
Written in
2022/2023

Samenvatting van 45 pagina's voor het vak chemie aan de UHasselt

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
January 3, 2025
Number of pages
45
Written in
2022/2023
Type
Summary

Subjects

Content preview

H1: ALGEMENE INLEIDING

Element = ondeelbare stof (niet verder opslitsbaar in andere stoffen)
Verbinding = deelbare stof (water kan opgesplitst worden in H en O)

1 ATOOM EN MOLECULE

Atoomtheorie volgens Dalton
• Alle atomen van eenzelfde element zijn identiek —> dezelfde eigenschappen
(atomen van verschillende elementen hebben verschillende eigenschappen)
• Atomen zijn ongeladen

Edelgassen = enige elementen die zuiver voorkomen in de natuur

Molecule = het kleinste deeltje van een verbinding dat nog alle eigenschappen van deze verbinding bezit
(een watermolecule H2O heeft alle eigenschappen van water)

Atomen bestaan uit elementaire deeltjes

lading massa massa geconcentreerd in kern
K +
E Proton p 1,59 . 10-19 C 1,67 . 10-24 kg
R Neutron n 0 1,67 . 10-24 kg
N Elektron e- -1,59 . 10-19 C 9,11. 10-28 kg


Atoomkern
• Protonen en neutronen in kern —> massa geconcentreerd in kern
• Elektronen bewegen rond de kern


27
Al massagetal A = 27 = p+ + n 13 e-, 13 p+, 14n
13
atoomnummer Z = p+ = e-


Isotopen = atomen van een bepaalde element die een verschillend aantal neutronen hebben on de kern
• Verschillende massa door verschillend aantal neutronen
12 13 14
6
C 6
C 6
C

• Nucleïden = een welbepaalde atoomkern, met een bepaald aantal protonen en een bepaald aantal
neutronen
• Radioactief verval = ontbinding van een atoomkern (wanneer nucleïde ontsabiel)

Relatieve atoommassa Ar = hoeveel keer een atoom zwaarder is dan de atoommasssa-eenheid
• Atoommassa-eenheid ame: 1 ame = 1,66056 . 10-24 g

Ar (O) = 15,999 ame

Relatieve molecuulmassa Mr:

Mr (H2O) = 2 . Ar (H) + Ar (O) = 2 . 1,01 ame + 15,999 ame = 18,02 ame

,2 MOL

1 mol van een product is een bepaalde hoeveelheid van dat product, waarbij de massa van deze hoeveelheid in gram
numeriek gelijk is aan de molecuulmassa van dat product

Molmassa M (g/mol):

M(H2O) = 18,02 g/mol

Molmassa vs molecuulmassa:
• Molecuulmassa is de relatieve massa van 1 molecule (ame)
• Molmassa is de absolute massa van 1 mol (g/mol)


m (g)
Aantal mol: n (mol) = M (g/mol)

Aantal moleculen: N = 6,02 . 1023 moleculen/mol = getal van Avogadro

1 mol van eender welk product bevat evenveel moleculen

Molair gasvolume Vm:

1 mol van eender welk gas bij 0°C (273K) en 760 mm Hg neemt een volume in van 22,4 l

760 mm Hg = 1 atm = 1,013 . 105 Pa


3 GASSEN EN GASMENGSELS

Kenmerken van gassen
• Sommige gassen bestaan uit atomen: de edelgassen He, Ne, Ar, Xe en Kr
• Sommige gassen bestaan uit diatomische moleculen: N2, O2 en H2
• Sommige gassen bezitten moleculen die meerdere soorten atomen bevatten: oxiden NO, NO2, CO, CO2, SO2

Geen aantrekking tussen moleculen van gassen —> 2 gevolgen
• Door hun grote bewegingsvrijheid verspreiden gasmoleculen zich volledig in het vat waarin ze zich bevinden
• Slechts een klein gedeelte van het volume wordt effectief ingenomen


De ideale gaswet: PV = nRT

• Druk P (Pa)

760 mm Hg = 101300 Pa = 1 atm = 1,013 bar
1 bar = 105 Pa

• Volume V (m3)
• Aantal mol n (mol)
• Gasconstante R = 8,314 J/molK
• Temperatuur T (K)

K = °C + 273

, n P nM PM
Dichtheid van gassen: = —> =
V RT V RT


nM mol . gram/mol
Dus 𝝆= V = = g/m3
m3




Samenstelling van lucht = mengsel van gassen —> 21 vol% O2 + 79 vol% N2

% = mol % = vol %

!! Mengsel van gassen zijn altijd homogeen: door 2 producten in gasfase bij elkaar te brengen, ontstaat een mengsel
dat maar 1 fase heeft; de gasfase
Maar dit geldt niet noodzakelijk voor vloeistoffen: olie + water vormt een heterogeen mengsel

Partieeldruk Pn (g) = druk van elk afzonderlijk gas van een gasmengsel

RT RT RT
P1 (g) = n1 . P2 (g) = n2 . Pn (g) = nn .
V V V

RT RT
ð Ptot = ∑ni=1 Pi (g) = (n1 + n2 +…+ nn ) . V
= ntot . V
RT
ð Ptot = ntot . V dus in een gasmengsel is de totaaldruk gelijk aan de som van de partieeldrukken


Molfractie γi (g) = de verhouding van het aantal van dat bepaalde gas op het totale aantal mol van alle gassen

ni Pi (g)
γi (g) = —> ideale gaswet —> γi (g) =
ntot Ptot (g)


dus Pi (g) = γi (g) . Ptot (g)


In een gasmengsel is de partieeldruk van ieder gas gelijk aan het product van de molfractie van dat gas en de
totaaldruk van het gasmengsel

, 4 MENGSELS IN WATER EN OPLOSSINGEN

Mengsel = combinatie van twee of meer stoffen, waarin elke stof zijn eigen identiteit behoudt (= fyisch proces)

Heterogeen mengsel = verschillende producten kunnen makkelijk onderscheiden worden
Homogeen mengsel = geen onderscheid tussen de verschillende stoffen (= 1 fase)

Oplossingen = vloeibare homogene mengsels —> 2 voorwaarden
• De samenstellende deeltjes moeten zeer klein zijn
• De samenstellende deeltjes moeten gelijkmatig verdeeld zijn over de volledige oplossing en dus geen neiging
hebben om zich te bundelen tot grotere gehelen

Oplossing vs suspensie: bij een suspensie is aan minstens 1 van deze voorwaarden niet voldaan

KENMERKEN VAN OPLOSSINGEN

1. Samenstellende componenten van oplossingen

Minstens 2 stoffen in het mengsel
• Oplosmiddel of solvent = de stof waarin het andere product oplost
• Opgeloste stof = het product dat oplost in het oplosmiddel

2 regels
• Het product dat bij het maken van het mengsel niet van fase verandert is het oplosmiddel
—> klontje suiker in water, oplossing blijft vloeibaar dus water is oplosmiddel
• Als alle producten dezelfde fase bezitten, dan is het product dat in de grootste hoeveelheid
voorkomt het oplosmiddel

2. Verdunde vs geconcentreerde oplossingen

Verdunde oplossing = oplossing die een kleine hoeveelheid opgeloste stof bevat
Geconcentreerde oplossing = oplossing die een grote hoeveelheid opgeloste stof bevat

CONCENTRATIEGROOTHEDEN geven aan hoeveel opgeloste stof er zich in een oplossing of oplosmiddel bevindt

1. De hoeveelheid opgeloste stof in gram

De gramfractie = het aantal gram van een component in een mengsel op het totaal aantal gram
—> 10 g ijzervijlsel en 20 g zwavelpoeder:

10 g
10 g + 20 g
= 0,33

Het massaprocent m% = het aantal gram opgeloste stof op 100 g oplossing

mi (g)
m% = moplossing (g)
. 100


Het massavolumeprocent mv% = het aantal gram opgeloste stof op 100 ml (cm3) oplossing

mi (g)
mv% = Voplossing (ml)
. 100


Het aantal promille ‰ = aantal gram opgelost stof op 1 liter oplossing
mi (g)
‰= . 1000
Voplossing (ml)
$7.78
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
tb1203

Get to know the seller

Seller avatar
tb1203 Universiteit Hasselt
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
1
Member since
11 months
Number of followers
0
Documents
8
Last sold
7 months ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions