100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting HFST 7: Groei en Ontwikkeling| Toegepase Plantkunde: Fysiologie

Rating
-
Sold
-
Pages
18
Uploaded on
23-12-2024
Written in
2024/2025

HFST 7: Groei en Ontwikkeling|Samenvatting Plantkunde fysiologie gegeven door Katy Steppe en Inge Verstraeten aan 2de bachelor bio-ingenieur UGent. Overzichtelijke samenvatting met erin verwerkt: ALLES dat in de cursustekst en powerpoints staat + ALLES dat in de les extra werd gezegd. In de samenvatting staan ook alle grafieken verwerkt met extra uitleg en aantekeningen bijgemaakt (sowieso grafiek + uitleg op examen gevraagd). De zaken in het paars duiden op mogelijke examenvragen dat in de les werd gecommuniceerd als ‘mogelijk’ of als ‘vb van een examenvraag’ De andere HFST + totale samenvatting zijn ook beschikbaar op mijn profiel

Show more Read less
Institution
Course













Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
December 23, 2024
Number of pages
18
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

HOOFDSTUK 7: Groei en ontwikkeling!!!
Groei = toename in volume door celstrekking en celdeling

Ontwikkeling = transformatie van zygote naar embryo naar volwassen plant met celorganellen
= groei + differentiatie + morfogenese

Differentiatie = cellulaire specialisatie van cellen die uit een meristeem komen (zelfde genen, andere
expres)

Morfogenese = aannemen van welbepaalde vorm doordat cellen in welbepaalde vlakken delen




Macrosporogenese
Megasporogenese megaspore moedercel → (meiose) 4 haploïde megasporen waarvan 1 functioneel
Megagametogenese functionele ondergaat 3 mitoses en krijgt cel met 8 kerenen
3 antipoden, 2 polen = diploïd weefsel, 2 synergiden en 1 eicel



Microsporogenese
Microsporogenese in helmknop: 4 pollenzakken met microspore moedercel in
ondergaat 2 meioses → 4 microsporen uit cel = tetrade
tetraden komen los en krijgen exine en intinelaag
Microgametogenese de enkelvoudige cellen ondergaan een mitose (2 kernen)
een vegetatieve en generatieve kern, 2de mitose gebeurt
op generatieve cel na germinatie (ontkieming) en krijgt 3 kernen (2 spermacellen erin)
pollencel kan 2 (2/3 planten, wachten nog op iets) tot 3 (1/3) kernen hebben

,Tussen bestuiving en bevruchting
Stamper genereert water als de pollenkorrel op stempel terecht komt die dat opneemt (met opgeloste
suikers)

➔ Pollenkorrel begint te kiemen = germinatie: !!opgelet nog niet van 2 → 3 kernen
➔ Pollenbuis begint te groeien richting eicel

Bij droge stempels (meerderheid) vallen 3-kernige pollenkorrels op die direct klaar zijn om te groeien terwijl
bij natte stempels 2-kernige pollenkorrels toekomen die rustig nog kunnen groeien en delen



Meeste stempels bevatten pappielen
= hebben klieren om water met opgeloste suikers door te geven
nodig voor soortherkenning om juiste pollen te hydrateren


De weg van het pollen

 Begint te kiemen door suiker en water
 Heeft wat enzymen om door cuticula te gaan
 Pollenbuis begint te groeien en ergens tijdens proces deling generatieve cel als ze 2 kernig waren
 Groeit apoplastisch (kruist geen celmembraan)
kruist pas celmembraan op moment dat hij bevrucht
 Synergiden maken attractieve stoffen zodat ze weten naar waar ze moeten groeien
 Stamper
o Dicotylen: vol met kliercellen (rol bij voeding → exudaten (vetten, fenolen, polysachariden,
…)
o Monocotylen: holle stijl (ook kliercellen buitenkant)
 Pollenbuis groeit enkel aan top → E besparen
o Aanvoer blaasjes met componenten naar tip
o Blaasjes via cytoplasmatische stroming, gedreven
door beweging organellen via microfilamenten uit cytoskelet
 Callose schermt top af van rest pollebuis → enkel groei in top
 Hoe groter plant, hoe sneller de pollenbuis groeit
 Pollenbuis komt embryozak binnen via micropyle en penetreert
een synergide + vorming calloseprop tegen terugvloeiing
 1ste generatieve cel versmelt met eicel → embryo
 2de generatieve cel versmelt met diploïd weefsel → endosperm




Reden waarom pollenbuis enkel aan top groeit

▪ Calcium zorgt voor groei + oriëntatie pollenbuis + component celwand (stevigheid + elasticiteit)
▪ Calcium (nodig voor celwand opbouw) accumuleert aan top buis via
o Influx via Ca2+-kanalen (voornaamst)
o Interne verdeling cytosolisch Ca2+
▪ Wordt direct in de wand gebonden op pectine en de rek = spanning vergroot tijdens groei
▪ Krijgt weer opening Ca2+-kanalen = stretch-activated kanalen → Ca2+ terug binnen
▪ In top heb je interne herverdeling van Ca2+ + kan snel weer beschikbaar gesteld worden
▪ Je ziet via merkers hoge [H+] in top → drijvende kracht voor celwandstrekking door protonpompen,
Ca2+ nodig voor stevig te maken → rek → kanalen weer open
▪ Actine zit vooral buiten aan de top → belangrijk voor microfilamenten waarlangs organellen
bewegen

, Calciumcyanide toevoegen → inhibeert elektronentransport (fotosynthese) en ziet [Ca2+] enorm stijgen in
de top (stress) en daalt dan, bij uitspoeling cyanide stijgt de [Ca2+] eerst weer in tip en begint dan pas te
groeien


Oscillerende groei pollenbuizen

Intensiteit van calcium is niet constant maar oscilleert → steeds minder of meer [Ca2+] nodig

Tijdens groei pollenbuis telkens vesikels met pectinen, enzymen, componenten aangebracht door de
actinefilamenten = trainrails, spanning bouwt op en krijgt opeens trashhold → opening calciumkanalen

Calcium gaat de trainrails stimuleren naar top → accumuleert daar allemaal maar gebeurt niets

 Alles bouwt in de celwand in en groeit zo + krijgt verzwakking celwand door uitzetting (verlies
rigiditeit)
 Celwand wil daarom veel water opnemen om opnieuw stevig te worden
 Dan terug aan het begin en krijg je weer trashold



Ca2+-geïnduceerde processen in top

▪ Zorgt voor heroriëntatie

Buizen groeien in richting waar
grootste [Ca2+] zit, stabiliseert
weer en groeit dan weer recht
pesten met Ca2+- injectie


▪ Groei + opbouw trainrails
In top zitten meer CDK’s = kinases met
calcium in → ATP generen en zo E door
fosfaatgroepen te bewegen

E nodig voor groei + voor profelïne (ABPs) en ADFs
dit nodig zijn voor trainrails te maken → organellen en organellen transporteren
deze organellen versmelten met het plasmamembraan


In pollenbuis is er veel cytoplasmatische stroming: myosine zorgt voor binding organellen op actine
 geen stroming in top door clearzone: Ca2+ reageert met CaM = calmoduline en zorgen voor topgroei, CaM reageert
ook met myosine en legt zo de stroming stilt. Als myosine op microfilamenten (stoeltjes aan de kabels) gebonden is, is
het geactiveert waardoor het ATP kan hydrolyseren met vrijkomst E → gebruiken om langst microfilamenten (actine) te
bewegen waar ze organellen oppikken en vervoeren = cytoplasmatische stroming. Als CaM bindt ermee wordt het
inactief en valt storming stil zodat organellen inhoud kunnen afgeven aan het plasmamembraan en dan terug naar
beneden gestuurd worden: weer op te laden → hierdoor ook oscillerende [Ca2+] want unloading gebeurt soms te traag)



Na bevruchting
Krijgt de embryogenese en ontwikkeling van endosperm (meestal triploïd, kan ook meer zijn)

 Endosperm deelt eerst mitotisch bij eicel gebeurt er eerst niets want heeft bijna geen voeding
 Zygote → embryo
 Embryozak → zaad
 Integuenten → zaadhuid
 Wand ovaria en onderliggende weefsels → vrucht

,Embryogenese

Ééncellige zygtoe → embryonale plant
Krijgt vorming van primaire meristemen die pas actief worden tijdens de kieming van de zaden

I. Apicale organisatie
o Krijgt asymmetrische deling om zo polarisatie te bekomen → apicale en basale cel
o Basale cel maakt lange spleet dat verbonden is met navelstreng
o Apicale cel wordt een octant waar al differentiatie optreedt
i. Hartstadiun → twee kiemlobben aangelegd
ii. Torpedostadium → cotylidonen beginnen te groeien en vouwen met tussen de
cotylidonen meristemeatische cellen = shoot apex, onderaan
root
II. Radiale organisatie
o Beginnen delen rond middelpunt en zo verbreden

4h na bevruchting heb je al gepolariseerde cel (weet waar voeten en hoofd liggen)

 Apicale deel groeit naar boven
o Bevat veel organellen zodat zygote zich kan beginnen delen
 Basale deel naar beneden



Het voorgaande was
voor dicotyle planten

Bij monocoyle planten
is het chaotisch en ergens
middenin komen het
apicaal en basaal
meristeem en krijgt
pas later de vorming
van het eerste kiemblaadje (maar 1)



Ontwikkeling endosperm

= vormt voedingsweefsel voor embro + zaailing = eerste scheut die moet groeien
er zit vaak nog een laag rond het zaad = pericarp = vruchtvlees dat vaak vanuit het maternaal weefsel komt

 Bevuchtige kern deelt mitotisch (voor embryo) = cellular type endosperm
 Bij sommige angiospermen gebeurt de deling zonder cytokinese = nuclear type endosperm

Cellen in de aleuronlaag hebben dikke primaire wanden en bevatten veel eiwitlichaampjes

 Reservoirs voor enzymen → geactiveerd bij kieming → zetmeel etc in endosperm afbreken
 Ondersteunen groei en ontwikkeling kiemende zaailing
 Naast proteine bodies ook fosfaat (uit fytine) en kationen

Fytine = belangrijkste fosfaatbron mens/dier + voornaamste fosforbron in caryopsis van graangewassen



Endosperm bij dicotylen verdwijnt omdat cotylidonen zodanig groot worden en wordt helemaal
geabsorbeerd  monocotylen blijft het, daarom eten we zo graag graan (=embryo maar endosperm zit ook
nog in het zaad)

Perisperm = voeding vanuit maternaal weefsel bij sommige planten

 Gevormd bij Chenopodiaceae: nucellusweefsel (≠nucelar type) → perisperm

,Bij Gramineeën = grassenfamilie: de zaadhuid degenereert en vergroeid met het pericarp = caryopsis
We mogen dus eigenlijk niet zeggen zaadjes maar zijn eigenlijk éénzadige vruchten



Embryo van monocotyl zit in klein hoekje van het zaadje waar alles tesamen zit
=> plumulle (= scheutonderdelen met in het midden de meristemen) + kiemlob



Fytomeren

= structuurelement (eenheid) van een knoop (+ eventuele knoppen) + internodium + blad

Stengel = opeenvolging van fytomeren

Een plumulle bevat al fytomeren

Knoop =



Fytomeren kan je modelleren want fytomeer is eigenlijk 1 legoblok dat alles bevat
en op elkaar gezet kan worden, dus dit modelleren kan je plant uitzicht bepalen




Schijnstengel = allemaal bladeren
samen met het groene = bladschijf, witte
= bladscheden



Echte stengel waar allemaal fytomeren
uit ontspringen

Ziet bij monocotylen de fytomeren niet
duidelijk, enkel bij aarvorming kan je dat
even zien (bij generatief worden)



Oudste bladeren bij gras zitten aan de
buitenkant

Bij fraan geven oudste bladeren vaak een
oker kleur = dood



Bladoksels kunnen ook wortels geven
zoals bv mais = bewortelde zijspreuten
die dan elk weer uit fytomeren
bestaan, hier worden dan
zaken gedifferentieerd zoals
bloemen, …

, Schematische opbouw rijp embryo van een Graminee




Er zijn al fytomeren
ingebouwd in het
embryo (in de
plumule), er komen er
ook nog bij na kieming
door het apicaal
meristeem →
monocotylen

 bij dicotylen pas
fytomeren na
ontluiking
(zaadkieming)

Coleoptyl = structuur
rond kiemende
scheut → beschermt
bij ontkiemen en
beschermt
meristeem, doorboort
pluimpje bij
kiemproces



Finale stappen embryogenese

Er wordt voor waterverlies gezorgd in het zaad → embryo’s en zaden gaan in kiemrust = dormancy

Het zaad kiemt pas op een vochtige bodem = gunstige onstandigen
Toch vaak nog inhibitoren aanwezig om nog gunstigere omstandigheden te krijgen

• Woestijn, pas bij hevige regenval die inhibitoren uitspoelt

• Parasiatire plant, kan pas kiemen als gastheer aanwezig is

• Sommige, kunnne pas bij stoffen uit rook beginnen kiemen (na brand) → nutriëntrijk

Dormancy zorgt ook ervoor dat de zaden niet kiemen op de moederplant, gebeurt bv wel bij citroen, tomaat,
avocado, appels,… dit omdat kiemrust niet goed wordt geïnduceerd in de vrucht of door heel vochtige
omstandigheden of koude nachten door bv afremming van absiscinezuur dat kiemrust induceert


Schot = komt door de manier dat we met voedsel omgaan, vroeg plukken zodat het kan afrijpen, zaad en
tarwe kunnen beginnen te kiemen tijdens het afrijpen, enkel bij graangewassen gebeurt schot




Meristemen
Zitten al in embryo (apicaal en wortel) maar pas actief bij kieming
= stamcellen die mitotisch delen en zich constant vernieuwen (bij afsnijden opnieuw gevormd)

 Primaire meristemen
o Apicaal en wortelmeristeem
o Vormen fytomeren, zijn reeds aangemaakt tijdens embryogenese bij monocoytlen

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
BioEngineer Universiteit Gent
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
75
Member since
2 year
Number of followers
7
Documents
76
Last sold
1 week ago
Bio Engineer Stach

Uitgebreide samenvattingen die telkens alles vanuit de powerpoint + extra in de les gezegd, bevatten. Daarbij probeer ik dit altijd op een overzichtelijke en mooie manier voor te stellen, want niemand heeft gezegd dat studeren saai moet zijn. Indien vragen, stuur gerust een bericht. Ik doe zelf ook nog bio-ingenieur en heb met deze samenvattingen altijd moeiteloos kunnen slagen.

4.0

3 reviews

5
1
4
1
3
1
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions