PSYCHOPATHOLOGIE
Sven Van Geel
HOORCOLLEGE 1: DE COGNITIEVE ONTWIKKELING IN DE PEUTER – EN
KLEUTERTIJD
DE INTELLECTUELE ONTWIKKELING
PIAGETS STADIUM VAN PRE OPERATIONEEL DENKEN
Stappen in het pre operationeel stadium (van 2 tot 7 jaar)
Stap 1 Symboolgebruik: het vermogen om een symbool, woord of object te gebruiken
om iets weer te geven of te vervangen op het moment dat deze fysiek niet
aanwezig is
bv: banaan is revolver
Stap 2 Het vermogen om te redeneren ontstaat
→ Operaties: georganiseerd, logische, formele mentale processen
Stap 3 Het gebruiken van begrippen neemt toe
DE RELATIE TUSSEN TAAL EN GEDACHTEN
• Onlosmakelijk verbonden
• Taal vloeit voort uit cognitieve vooruitgang
Symboolgebruik = kern van complexer taalgebruik
• Symbolisch denken verloopt sneller dan het denken in het sensomotorisch stadium
• Kunnen denken over het heden en over de toekomst
CENTRATIE: WAT JE ZIET IS WAT JE DENKT
Centratie = het onvermogen van het jong kind om zich op meer dan één aspect van de
stimulus te concentreren
• Focus op opvallende elementen leidt tot onnauwkeurigheden in het denken
• Visuele beeld domineert het denken
1
,CONSERVATIE: LEREN DAT UITERLIJKE SCHIJN BEDRIEGT
Conservatie = een uitingsvorm van logisch denken, namelijk het inzicht dat de hoeveelheid
gelijk blijft als de vorm verandert
• Het inzicht dat kwantiteit niet gerelateerd is aan de opstelling en de uiterlijke
verschijningsvorm van objecten
• Verandering in één dimensie is niet noodzakelijk verandering in een andere dimensie
• Neiging tot centratie weerhoudt kleuters van focus op de essentie
ONVOLLEDIG BEGRIP VAN TRANSFORMATIE
• Kleuters zien enkel een toestand en geen transformatie
• Transformatie = het proces waarbij de ene toestand verandert in de andere
EGOCENTRISME: HET ONVERMOGEN OM ZICH TE VERPLAATSEN IN ANDEREN
• Ander fysiek perspectief
• Andere gedachten, gevoelens of standpunten
• Niet bewust van effect van hun gedrag op anderen
Sommige 3 jarigen gaan hun gezicht met een kussen bedekken als ze zich willen verstoppen.
Ze gaan ervan uit dat anderen hetzelfde perspectief hebben als zij, dus als zij anderen niet
meer kunnen zien, kunnen anderen hen ook niet zien.
HET ONTSTAAN VAN INTUÏTIEF GEDRAG
= Vorm van denken waarbij de peuters en kleuters gretig kennis over de wereld verwerven en
primitief redeneren
bv: kinderen gaan inzien dat een fiets sneller gaat als ze harder trappen
• Voorbereiding op geavanceerde vormen van redeneren
o Functionaliteit: acties, gebeurtenissen en resultaten zijn gerelateerd
o Identiteit: zaken blijven hetzelfde ongedacht verandering van vorm, omvang
of uiterlijk
2
,DE INFORMATIEVERWERKINGSTHEORIE VAN COGNITIEVE ONTWIKKELING
Informatieverwerkingstheorie: gericht op veranderingen in de mentale programma’s die
kinderen gebruiken om problemen te benaderen
HET BEGRIP VAN GETALLEN IN DE PEUTER– EN KLEUTERTIJD
• Kleuters hebben een buitengewoon goed ontwikkeld begrip van getallen
• Kunnen tellen en op een systematisch en consequente manier
HET GEHEUGEN: HERINNERINGEN VAN HET VERLEDEN
Autobiografisch De herinnering van specifieke gebeurtenissen uit in eigen leven
geheugen
Scripts Algemene weergave in het geheugen van gebeurtenissen en de
volgorde waarin ze optreden
Het geheugen van peuters en kleuters
• Nauwkeurigheid autobiografisch geheugen neemt gaandeweg toe na derde
levensjaar
o Waardering van de gebeurtenissen
o Scripts die steeds uitbreiden
3
, • Valkuilen
o Gevoelig voor suggestie
o Oorzakelijke verbanden worden gesimplificeerd
o Minder nauwkeurig binnen scripts
VROEGE HERINNERINGEN
< 3 jaar → infantiele amnesie
Maar
• Neurale banen zijn gevormd
• Semantisch en procedureel geheugen gevormd
• Episodisch geheugen gevormd
Echter
• Taalvaardigheden ontbreken
• Zelfbewustzijn nog onvoldoende ontwikkeld
• Geen complexe schema’s aanwezig
VYGOTSKY’S VISIE OP COGNITIEVE ONTWIKKLING: OOG VOOR DE ROL VAN
CULTUUR
Volgens Lev Vygotsky staat de sociale en culturele wereld van kinderen centraal bij hun
cognitieve ontwikkeling
• Cognitieve ontwikkeling = een resultaat van sociale interacties waarin kinderen leren
door geleide participatie
• Kinderen zijn leerlingen die cognitieve strategieën aanleren van volwassenen en
leeftijdsgenoten
• Aard van deze samenwerking wordt bepaald door cultuur en maatschappij
Dit staat haaks op de benadering van Piaget, die keek naar de individuele prestaties
DE ZNO EN SCAFFOLDING: BEGINSELEN VAN COGNITIEVE ONTWIKKELING
ZNO ZNO = het niveau waarop een kind een taak bijna, maar niet helemaal
zelfstandig kan begrijpen of uitvoeren
⇒ Cognitieve vaardigheden verbeteren
door nieuwe informatie te geven binnen
de zone van de naaste ontwikkeling
Scaffolding Scaffolding = de ondersteuning bij leren en probleemoplossing die
zelfstandigheid en groei bevordert
4
Sven Van Geel
HOORCOLLEGE 1: DE COGNITIEVE ONTWIKKELING IN DE PEUTER – EN
KLEUTERTIJD
DE INTELLECTUELE ONTWIKKELING
PIAGETS STADIUM VAN PRE OPERATIONEEL DENKEN
Stappen in het pre operationeel stadium (van 2 tot 7 jaar)
Stap 1 Symboolgebruik: het vermogen om een symbool, woord of object te gebruiken
om iets weer te geven of te vervangen op het moment dat deze fysiek niet
aanwezig is
bv: banaan is revolver
Stap 2 Het vermogen om te redeneren ontstaat
→ Operaties: georganiseerd, logische, formele mentale processen
Stap 3 Het gebruiken van begrippen neemt toe
DE RELATIE TUSSEN TAAL EN GEDACHTEN
• Onlosmakelijk verbonden
• Taal vloeit voort uit cognitieve vooruitgang
Symboolgebruik = kern van complexer taalgebruik
• Symbolisch denken verloopt sneller dan het denken in het sensomotorisch stadium
• Kunnen denken over het heden en over de toekomst
CENTRATIE: WAT JE ZIET IS WAT JE DENKT
Centratie = het onvermogen van het jong kind om zich op meer dan één aspect van de
stimulus te concentreren
• Focus op opvallende elementen leidt tot onnauwkeurigheden in het denken
• Visuele beeld domineert het denken
1
,CONSERVATIE: LEREN DAT UITERLIJKE SCHIJN BEDRIEGT
Conservatie = een uitingsvorm van logisch denken, namelijk het inzicht dat de hoeveelheid
gelijk blijft als de vorm verandert
• Het inzicht dat kwantiteit niet gerelateerd is aan de opstelling en de uiterlijke
verschijningsvorm van objecten
• Verandering in één dimensie is niet noodzakelijk verandering in een andere dimensie
• Neiging tot centratie weerhoudt kleuters van focus op de essentie
ONVOLLEDIG BEGRIP VAN TRANSFORMATIE
• Kleuters zien enkel een toestand en geen transformatie
• Transformatie = het proces waarbij de ene toestand verandert in de andere
EGOCENTRISME: HET ONVERMOGEN OM ZICH TE VERPLAATSEN IN ANDEREN
• Ander fysiek perspectief
• Andere gedachten, gevoelens of standpunten
• Niet bewust van effect van hun gedrag op anderen
Sommige 3 jarigen gaan hun gezicht met een kussen bedekken als ze zich willen verstoppen.
Ze gaan ervan uit dat anderen hetzelfde perspectief hebben als zij, dus als zij anderen niet
meer kunnen zien, kunnen anderen hen ook niet zien.
HET ONTSTAAN VAN INTUÏTIEF GEDRAG
= Vorm van denken waarbij de peuters en kleuters gretig kennis over de wereld verwerven en
primitief redeneren
bv: kinderen gaan inzien dat een fiets sneller gaat als ze harder trappen
• Voorbereiding op geavanceerde vormen van redeneren
o Functionaliteit: acties, gebeurtenissen en resultaten zijn gerelateerd
o Identiteit: zaken blijven hetzelfde ongedacht verandering van vorm, omvang
of uiterlijk
2
,DE INFORMATIEVERWERKINGSTHEORIE VAN COGNITIEVE ONTWIKKELING
Informatieverwerkingstheorie: gericht op veranderingen in de mentale programma’s die
kinderen gebruiken om problemen te benaderen
HET BEGRIP VAN GETALLEN IN DE PEUTER– EN KLEUTERTIJD
• Kleuters hebben een buitengewoon goed ontwikkeld begrip van getallen
• Kunnen tellen en op een systematisch en consequente manier
HET GEHEUGEN: HERINNERINGEN VAN HET VERLEDEN
Autobiografisch De herinnering van specifieke gebeurtenissen uit in eigen leven
geheugen
Scripts Algemene weergave in het geheugen van gebeurtenissen en de
volgorde waarin ze optreden
Het geheugen van peuters en kleuters
• Nauwkeurigheid autobiografisch geheugen neemt gaandeweg toe na derde
levensjaar
o Waardering van de gebeurtenissen
o Scripts die steeds uitbreiden
3
, • Valkuilen
o Gevoelig voor suggestie
o Oorzakelijke verbanden worden gesimplificeerd
o Minder nauwkeurig binnen scripts
VROEGE HERINNERINGEN
< 3 jaar → infantiele amnesie
Maar
• Neurale banen zijn gevormd
• Semantisch en procedureel geheugen gevormd
• Episodisch geheugen gevormd
Echter
• Taalvaardigheden ontbreken
• Zelfbewustzijn nog onvoldoende ontwikkeld
• Geen complexe schema’s aanwezig
VYGOTSKY’S VISIE OP COGNITIEVE ONTWIKKLING: OOG VOOR DE ROL VAN
CULTUUR
Volgens Lev Vygotsky staat de sociale en culturele wereld van kinderen centraal bij hun
cognitieve ontwikkeling
• Cognitieve ontwikkeling = een resultaat van sociale interacties waarin kinderen leren
door geleide participatie
• Kinderen zijn leerlingen die cognitieve strategieën aanleren van volwassenen en
leeftijdsgenoten
• Aard van deze samenwerking wordt bepaald door cultuur en maatschappij
Dit staat haaks op de benadering van Piaget, die keek naar de individuele prestaties
DE ZNO EN SCAFFOLDING: BEGINSELEN VAN COGNITIEVE ONTWIKKELING
ZNO ZNO = het niveau waarop een kind een taak bijna, maar niet helemaal
zelfstandig kan begrijpen of uitvoeren
⇒ Cognitieve vaardigheden verbeteren
door nieuwe informatie te geven binnen
de zone van de naaste ontwikkeling
Scaffolding Scaffolding = de ondersteuning bij leren en probleemoplossing die
zelfstandigheid en groei bevordert
4