Vwo 4 Hoofdstuk 6 Uitwerkingen
6.1 Onderzoeken en ontwerpen
Opgave 1
Bij een onderzoek is het doel nieuwe kennis en bij een ontwerp is het doel een nieuw product.
a ontwerp
b onderzoek
c onderzoek
d onderzoek
Opgave 2
Als een modelstudie wordt gebruikt om een product te testen, dan hoort het bij een ontwerp. Wordt de
modelstudie gebruikt om erachter te komen hoe iets gebeurt of wat het verband is tussen grootheden,
dan is het een deel van een onderzoek.
a ontwerp
b onderzoek
c ontwerp
d onderzoek
Opgave 3
a s=v∙t
b De snelheid van de wolken is niet constant.
De vorm van de wolken verandert in de loop van de tijd.
Er ontstaan nieuwe wolken en er verdwijnen wolken.
Opgave 4
In een goede onderzoeksvraag staan de grootheden die voor het onderzoek van belang zijn. Volgens de
wet van Ohm bereken je de weerstand van een lamp met de spanning over en de stroomsterkte door de
lamp.
Voorbeelden van goede onderzoeksvragen zijn:
Voldoet het verband tussen de spanning over en de stroomsterkte door de lamp aan de wet van Ohm?
Is er een recht evenredig verband tussen de spanning over en de stroomsterkte door de lamp?
Opgave 5
Een onderzoeksvraag moet je met behulp van metingen kunnen beantwoorden. Een hypothese is een
voorspelling van de uitkomst.
a Onderzoeksvraag: Is de veerconstante van een veer afhankelijk van de lengte van de veer?
Hypothese: De veerconstante van een lange veer is kleiner dan de veerconstante van een korte
veer.
b Onderzoeksvraag: Wat gebeurt er met de totale stroomsterkte wanneer je meerdere apparaten op
één stekkerdoos aansluit?
Hypothese: Hoe meer apparaten parallel aangesloten zijn, des te groter is de totale stroomsterkte.
c Onderzoeksvraag: Neemt de wrijvingskracht op een fietser toe met de frontale oppervlakte van de
fietser? Zo ja, hoe verandert de wrijvingskracht als de frontale oppervlakte groter wordt?
Hypothese: Er is een recht evenredig verband tussen de wrijvingskracht en de frontale oppervlakte.
Opgave 6
a Vloeistoffen zetten meer uit dan vaste stoffen als ze worden verwarmd.
b Tijdens een faseovergang van een zuivere stof verandert de temperatuur niet. Het smeltpunt van ijs
en het kookpunt van water zijn bekend.
c De afstand tussen twee maatstreepjes bij een temperatuurverschil van 5 °C bereken je met behulp
van een verhoudingstabel van temperatuurverschil en afstand.
tijs = 0 °C
tkokend water = 100 °C
Δt = 100 °C
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 1 van 11
, Vwo 4 Hoofdstuk 6 Uitwerkingen
Δt (°C) 100 5
Δx (cm) 15,0 x
Tabel 6.1
x = 0,75 cm
d Het meten van de vloeistofhoogte tijdens het smelten en koken hoort bij het onderzoeken. Het
bedenken van de schaal en het zetten van de streepjes hoort bij het ontwerpen, want het doel is het
maken van een product.
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 2 van 11
6.1 Onderzoeken en ontwerpen
Opgave 1
Bij een onderzoek is het doel nieuwe kennis en bij een ontwerp is het doel een nieuw product.
a ontwerp
b onderzoek
c onderzoek
d onderzoek
Opgave 2
Als een modelstudie wordt gebruikt om een product te testen, dan hoort het bij een ontwerp. Wordt de
modelstudie gebruikt om erachter te komen hoe iets gebeurt of wat het verband is tussen grootheden,
dan is het een deel van een onderzoek.
a ontwerp
b onderzoek
c ontwerp
d onderzoek
Opgave 3
a s=v∙t
b De snelheid van de wolken is niet constant.
De vorm van de wolken verandert in de loop van de tijd.
Er ontstaan nieuwe wolken en er verdwijnen wolken.
Opgave 4
In een goede onderzoeksvraag staan de grootheden die voor het onderzoek van belang zijn. Volgens de
wet van Ohm bereken je de weerstand van een lamp met de spanning over en de stroomsterkte door de
lamp.
Voorbeelden van goede onderzoeksvragen zijn:
Voldoet het verband tussen de spanning over en de stroomsterkte door de lamp aan de wet van Ohm?
Is er een recht evenredig verband tussen de spanning over en de stroomsterkte door de lamp?
Opgave 5
Een onderzoeksvraag moet je met behulp van metingen kunnen beantwoorden. Een hypothese is een
voorspelling van de uitkomst.
a Onderzoeksvraag: Is de veerconstante van een veer afhankelijk van de lengte van de veer?
Hypothese: De veerconstante van een lange veer is kleiner dan de veerconstante van een korte
veer.
b Onderzoeksvraag: Wat gebeurt er met de totale stroomsterkte wanneer je meerdere apparaten op
één stekkerdoos aansluit?
Hypothese: Hoe meer apparaten parallel aangesloten zijn, des te groter is de totale stroomsterkte.
c Onderzoeksvraag: Neemt de wrijvingskracht op een fietser toe met de frontale oppervlakte van de
fietser? Zo ja, hoe verandert de wrijvingskracht als de frontale oppervlakte groter wordt?
Hypothese: Er is een recht evenredig verband tussen de wrijvingskracht en de frontale oppervlakte.
Opgave 6
a Vloeistoffen zetten meer uit dan vaste stoffen als ze worden verwarmd.
b Tijdens een faseovergang van een zuivere stof verandert de temperatuur niet. Het smeltpunt van ijs
en het kookpunt van water zijn bekend.
c De afstand tussen twee maatstreepjes bij een temperatuurverschil van 5 °C bereken je met behulp
van een verhoudingstabel van temperatuurverschil en afstand.
tijs = 0 °C
tkokend water = 100 °C
Δt = 100 °C
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 1 van 11
, Vwo 4 Hoofdstuk 6 Uitwerkingen
Δt (°C) 100 5
Δx (cm) 15,0 x
Tabel 6.1
x = 0,75 cm
d Het meten van de vloeistofhoogte tijdens het smelten en koken hoort bij het onderzoeken. Het
bedenken van de schaal en het zetten van de streepjes hoort bij het ontwerpen, want het doel is het
maken van een product.
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 2 van 11