1. Suïcidaliteit - Suïcide
Prevalentie: In Vlaanderen overlijden gemiddeld drie personen per
dag door suïcide, wat 1,5 keer hoger ligt dan het EU-gemiddelde. Er
zijn naar schatting 28 suïcidepogingen per dag.
Definities:
o Suïcide: Een daad met dodelijke afloop, geïnitieerd en
uitgevoerd door de overledene met de verwachting van een
dodelijke afloop.
o Suïcidepoging: Niet-habitueel gedrag zonder dodelijke
afloop, geïnitieerd met de verwachting of het risico om te
overlijden of lichamelijke schade te veroorzaken.
o Suïcidaal gedrag: Gedachten, voorbereidende handelingen
en suïcidepogingen.
2. Suïcidaal Proces
Het proces begint met vage suïcidegedachten, evolueert naar een
suïcidewens, en kan leiden tot een suïcideplan en uiteindelijk een
suïcidepoging.
Sterke vernauwing: Suïcidale personen ervaren vooral negatieve
emoties, trekken zich terug uit het sociale leven en zien suïcide als
de enige uitweg.
Motieven: Suïcide wordt vaak gezien als een oplossing voor
ondraaglijke problemen, niet als een doel op zich.
3. Verklarend Model Suïcidaal Gedrag
Bio-psycho-sociaal model: Suïcidaliteit ontstaat door een
wisselwerking tussen voorbeschikkende kwetsbaarheid en
uitlokkende factoren.
o Voorbeschikkende factoren: Genetische en vroegere
levenservaringen.
o Uitlokkende factoren: Sociale variabelen en psychiatrische
factoren.
o Beschermende factoren: Positief zelfbeeld, veerkracht,
goede probleemoplossende vaardigheden, sociale
ondersteuning.
,4. Uitgangspunten van Suïcidepreventie
Omkeerbaarheid: Het suïcideproces is op elk moment omkeerbaar.
Specifieke problematiek: Suïcidaal gedrag is geen psychiatrische
stoornis, maar vaak een symptoom van een onderliggende
aandoening.
5. Omgaan met Suïcidale Personen: Basisprincipes
Contact maken: Een positieve therapeutische relatie is essentieel.
Veiligheid bevorderen: Maatregelen nemen om toekomstig
suïcidaal gedrag te beperken.
Naasten betrekken: Naasten kunnen een positieve rol spelen in de
hulpverlening.
Follow-up en zorgcontinuïteit: Regelmatig onderzoek naar de
suïcidale toestand en goede informatieoverdracht bij
zorgveranderingen.
6. Systematisch Onderzoek van de Suïcidaliteit
Signalen herkennen: Dreigingen om zichzelf te doden, methoden
zoeken om zelfmoord te plegen, praten over de dood.
Suïcidaliteit bespreekbaar maken: Actief bevragen van
zelfmoordgedachten.
Acuut suïciderisico inschatten: Openlijke dreigingen vereisen
onmiddellijke actie.
7. Interventies
Behandelplan: Opstellen in samenspraak met de suïcidale persoon.
Behandelsetting: Voordelen en nadelen van opname afwegen.
Evidence-based interventies:
o Safety plan: Een plan om een suïcidaal proces te herkennen
en een crisis te beheersen.
o Neurobiologische interventies: Medicatie zoals
antidepressiva en lithium.
o Psychotherapeutische interventies: Cognitieve
gedragstherapie, dialectische gedragstherapie,
probleemoplossingtherapie, mindfulness.
8. Na een Suïcide
, Nazorg: Gesprekken met naasten en alertheid voor imitatie-effecten
op afdelingen.
Therapeutisch Milieu
1. Historiek
Ontstaan: Het concept van een therapeutisch milieu ontstond
tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.
Belangrijke instellingen:
o Tavistock Clinic in Londen: Bekend om het werken met een
therapeutische gemeenschap, waarbij groepsrelaties,
voorlichting en opvoeding van psychiatrische patiënten
centraal stonden.
o Cassel Hospital: Ontwikkelde een milieu ondergeschikt aan
psychoanalytische psychotherapie. Tom Main, directeur,
introduceerde de term "therapeutische gemeenschap".
o Maudsley Hospital in Londen: Maxwell Jones droeg bij aan de
oprichting van nieuwe therapeutische gemeenschappen in
Engeland en de VS.
2. Ideeëngoed: Therapeutische Gemeenschap
Maxwell Jones' principes:
o Transparante communicatie: Iedereen moet geïnformeerd
zijn over wat er gaande is in de gemeenschap.
o Democratische besluitvorming: Besluitvorming kan op elk
niveau plaatsvinden, wat de betrokkenheid bevordert.
o Consensus: Beslissingen worden alleen genomen als iedereen
akkoord gaat.
o Sociaal leren: Terugkoppeling op interacties in de hier-en-nu
situatie.
o Mini-maatschappij: De gemeenschap fungeert als een mini-
maatschappij waar patiënten kunnen experimenteren met
sociale rollen.