Renale & pulmonale fysiologie
Hoofdstuk 1= De nieren
1. Inleiding=
- Hyponatriëmie=
• Wat= te weinig Na/zout in je bloed
• 2 mogelijkheden=
➢ Absoluut tekort aan zout
➢ Water te veel (meestal dit)
• Factoren=
➢ Gewichtstoename
➢ Vloeistofinname > 3 liter
➢ Vloeistofinname elke mijl
➢ Race tijd >4 uur
➢ Vrouwelijk geslacht
➢ Lage BMI
- Hypothese=
• Wat= teveel inname hypotonie vloeistoffen
• HypoNa+ = Na+ <135 mmol/L.
➢ Ernstige hypoNa+ = Na+ <130 mmol/L.
➢ Kritische hypoNa+ = Na+ <120 mmol/L
- Water=
• Heeft 3 compartimenten
➢ Intracellulair
➢ Interstitieel
➢ In bloedbaan
1
,- Osmotische krachten=
• Begrippen=
➢ Osmotische druk= de hydrostatische druk die nodig is om de beweging van
watermoleculen over de semipermeabele membraan tegen te gaan.
➔ Is constant in de bloedvaten
➢ Oncotische druk= de osmotische druk, in de bloedsomloop, uitgeoefend door eiwitten
en andere stoffen die het endotheel niet kunnen passeren
• Werking Osmotische druk=
➢ Wanneer je aan beide kanten niks in het water doet, blijft de druk gelijk.
➢ Wanneer je aan 1 kant iets indoet (bv: zout), gaat je water stijgen aan deze kant.
➔ De druk die nodig is om deze molecule tegen te gaan, is de osmotische druk.
• Werking osmol=
➢ Molariteit= het aantal mol in 1 liter oplossing= mol/L
➢ Molaliteit= het aantal mol voor 1 kg oplosmiddel= mol/kg
➢ Osmolariteit= aantal osmol in 1 liter oplossing= osmol/L
➢ Osmolaliteit= aantal osmol voor 1 kg oplosmiddel= osmol/kg
2
,- De intra-& extracellulaire onderdelen=
• Celwand =
➢ Kan wel door lipid bilayer (= dubbele lipidenlaag)
➔ Gassen = snel
➔ Water = meestal snel
➔ Kleine moleculen zonder handig (ureum) = traag
➢ Kan niet door laag =
➔ Geladen molecules = niet, enkel via transport mechanismen
Passief transport = kanaal = bewegen volgens concentratie of elektrische
gradiënt
Actief transport= transporter (of ‘pomp’)= beweging van partikels tegen
concentratie/elektrische gradiënt. Dit kost energie!
➔ Grote moleculen = niet
• Proteïne=
➢ Zowel positief als negatief geladen
➢ GIBBS-DONNAN effect=
➔ Wat= een negatief geladen eiwit creëert een dubbel effect=
Een osmotische & een elektrochemische gradiënt over het celmembraan
➔ Werking=
= Je pakt een negatief geladen eiwit & je intra- en extracellulaire compartimenten
Gevolg 1= Oncotische kracht ontstaat= het water wordt naar binnen in de cel
getrokken
Gevolg 2= alle positief geladen stoffen worden naar binnen getrokken (Bv: Na+)
Gevolg 3= alle negatief geladen stoffen gaan afgestoten worden buiten (Bv: Cl-)
→Dit ga je tegengaan, anders zou altijd Cl- afstoten → celzwelling/celdood
= dit doe je met de Na+/K+ ATPase
3
, - Het intra-extravaculaire onderdeel=
• Endotheel=
➢ Wat= een laag cellen aan de binnenkant va onze bloedvaten
➢ Functie= functie bij bloedstolling & bij het vormen van nieuwe bloedvaten.
➢ 4 stralingskrachten=
➔ Pc= hydrostatische druk in het capillair = arteriële bloeddruk of veneuze druk:
hartpomp en vasculaire wand
➔ Pi= hydrostatische druk in het interstitium = normaal bijna 0
➔ π c= oncotische druk in capillair = vooral intramusculaire proteïnes
➔ π i= oncotische druk in interstitium = vooral de interstitiële proteïnes
➔ Kf = filtratie coëfficiënt = de doorlaatbaarheid
➔ Rho (σ) = reflectiecoëfficiënt
MAAR geen volledig evenwicht door aanwezigheid lymfevaten => netto
uitwaartse is groter
• Spierlaag=
➢ Bestaan uit gladde spiercellen
• Buitenlaag=
➢ Wat= de tunica adventitia
➢ Bestaat uit bindweefsel
4
Hoofdstuk 1= De nieren
1. Inleiding=
- Hyponatriëmie=
• Wat= te weinig Na/zout in je bloed
• 2 mogelijkheden=
➢ Absoluut tekort aan zout
➢ Water te veel (meestal dit)
• Factoren=
➢ Gewichtstoename
➢ Vloeistofinname > 3 liter
➢ Vloeistofinname elke mijl
➢ Race tijd >4 uur
➢ Vrouwelijk geslacht
➢ Lage BMI
- Hypothese=
• Wat= teveel inname hypotonie vloeistoffen
• HypoNa+ = Na+ <135 mmol/L.
➢ Ernstige hypoNa+ = Na+ <130 mmol/L.
➢ Kritische hypoNa+ = Na+ <120 mmol/L
- Water=
• Heeft 3 compartimenten
➢ Intracellulair
➢ Interstitieel
➢ In bloedbaan
1
,- Osmotische krachten=
• Begrippen=
➢ Osmotische druk= de hydrostatische druk die nodig is om de beweging van
watermoleculen over de semipermeabele membraan tegen te gaan.
➔ Is constant in de bloedvaten
➢ Oncotische druk= de osmotische druk, in de bloedsomloop, uitgeoefend door eiwitten
en andere stoffen die het endotheel niet kunnen passeren
• Werking Osmotische druk=
➢ Wanneer je aan beide kanten niks in het water doet, blijft de druk gelijk.
➢ Wanneer je aan 1 kant iets indoet (bv: zout), gaat je water stijgen aan deze kant.
➔ De druk die nodig is om deze molecule tegen te gaan, is de osmotische druk.
• Werking osmol=
➢ Molariteit= het aantal mol in 1 liter oplossing= mol/L
➢ Molaliteit= het aantal mol voor 1 kg oplosmiddel= mol/kg
➢ Osmolariteit= aantal osmol in 1 liter oplossing= osmol/L
➢ Osmolaliteit= aantal osmol voor 1 kg oplosmiddel= osmol/kg
2
,- De intra-& extracellulaire onderdelen=
• Celwand =
➢ Kan wel door lipid bilayer (= dubbele lipidenlaag)
➔ Gassen = snel
➔ Water = meestal snel
➔ Kleine moleculen zonder handig (ureum) = traag
➢ Kan niet door laag =
➔ Geladen molecules = niet, enkel via transport mechanismen
Passief transport = kanaal = bewegen volgens concentratie of elektrische
gradiënt
Actief transport= transporter (of ‘pomp’)= beweging van partikels tegen
concentratie/elektrische gradiënt. Dit kost energie!
➔ Grote moleculen = niet
• Proteïne=
➢ Zowel positief als negatief geladen
➢ GIBBS-DONNAN effect=
➔ Wat= een negatief geladen eiwit creëert een dubbel effect=
Een osmotische & een elektrochemische gradiënt over het celmembraan
➔ Werking=
= Je pakt een negatief geladen eiwit & je intra- en extracellulaire compartimenten
Gevolg 1= Oncotische kracht ontstaat= het water wordt naar binnen in de cel
getrokken
Gevolg 2= alle positief geladen stoffen worden naar binnen getrokken (Bv: Na+)
Gevolg 3= alle negatief geladen stoffen gaan afgestoten worden buiten (Bv: Cl-)
→Dit ga je tegengaan, anders zou altijd Cl- afstoten → celzwelling/celdood
= dit doe je met de Na+/K+ ATPase
3
, - Het intra-extravaculaire onderdeel=
• Endotheel=
➢ Wat= een laag cellen aan de binnenkant va onze bloedvaten
➢ Functie= functie bij bloedstolling & bij het vormen van nieuwe bloedvaten.
➢ 4 stralingskrachten=
➔ Pc= hydrostatische druk in het capillair = arteriële bloeddruk of veneuze druk:
hartpomp en vasculaire wand
➔ Pi= hydrostatische druk in het interstitium = normaal bijna 0
➔ π c= oncotische druk in capillair = vooral intramusculaire proteïnes
➔ π i= oncotische druk in interstitium = vooral de interstitiële proteïnes
➔ Kf = filtratie coëfficiënt = de doorlaatbaarheid
➔ Rho (σ) = reflectiecoëfficiënt
MAAR geen volledig evenwicht door aanwezigheid lymfevaten => netto
uitwaartse is groter
• Spierlaag=
➢ Bestaan uit gladde spiercellen
• Buitenlaag=
➢ Wat= de tunica adventitia
➢ Bestaat uit bindweefsel
4