Functionele Anatomie - extremiteiten
Module 1= Inleidende anatomie
1. Inleiding van de Anatomie=
- Inleiding=
• Definitie: De studie v/d vorm én de ruimtelijke structuur v/d verschillende onderdelen
v/h organisme
• Soorten Anatomie:
➢ Systematische anatomie= Het lichaam word beschreven volgens zijn systemen
of stelsels
➢ Topografische anatomie= Het lichaam wordt verdeelt in streken of regiones/
regios.
➢ Micro- VS macro-anatomie=
Cel → Weefsel/Kolonie →organen → stelsel
Micro Macro
- Afkortingen=
afkorting enkelvoud afkorting meervoud vertaling
a. Arteria aa. ar slagader
art. articulatio artt. articulationes gewricht
lig. Ligamentum ligg. Ligamenta band
m. Musculus mm. Musculi spier
n. Nervus nn. Nervi zenuw
r. ramus rr. Rami tak
v. vena vv. venae ader
- Uitsteeksels=
• condylus en caput: grote, ronde knobbels
• Crista: kam
• Linea: een minder duidelijke aftekening dan een crista
• Processus: algemene naam voor uitsteeksel
• Tuberculum: kleine rond uitsteeksel
• Tuberositas: ruwe verdikking
- Uithollingen=
• Foramen: opening
• Fossa: uitgehold vlak
• Sulcus: groeve
• Sinus: kanaal
,2. De anatomische nomencultuur=
- Belangrijke anatomische oriëntatietermen
• Mediaal: dichter bij het midden gelegen
• Lateraal: dichter bij de zijkant gelegen
• Craniaal: hoger gelegen, in de richting van de schedel (cranium=schedel
• Caudaal: lager gelegen, in de richting van de voeten (cauda=staart)
• Ventraal: aan de buikzijde gelegen (venter=buik)
• Dorsaal: aan de rugzijde gelegen (dorsum=rug)
• Anterior: vooraan gelegen
• Posterior: achteraan gelegen
• Superficialis: oppervlakkig gelegen
• Profundus: diep gelegen
• Proximaal: meer naar het centrum (romp) van het lichaam gelegen
• Distaal: verder van het centrum (romp) van het lichaam gelegen
• Inferior: onder
• Superior: boven, op
• Palmair: handpalmzijde
• Plantair: voetzoolzijde
• Internus: binnen
• Externus: buiten
• Radiaal: aan de zijde van het spaakbeen (radius)
• Ulnair: aan de zijde van de ellepijp (ulna)
• Tibiaal: aan de zijde van het scheenbeen (tibia)
• Fibulair: aan de zijde van het kuitbeen (fibula)
,- De anatomische houding=
• Rechtopstaande houding van het lichaam in vooraanzicht
• Handpalmen zijn naar voor gericht
• Voeten op schouderbreedte
- De anatomische vlakken & assen=
• De Vlakken=
➢ Sagittaal vlak: vlak dat van ventraal naar dorsaal loopt, snijdt het
lichaam in een linker en een rechter deel. (1)
➢ Frontaal vlak: vlak dat van schouder naar schouder loopt, snijdt het
lichaam in een anterior en posterior deel. (2)
➢ Horizontaal of transversaal vlak: vlak dat horizontaal door het
lichaam loopt, snijdt het lichaam in een inferior en superior deel. (3)
• De assen=
➢ De sagittale as: snijlijn van het horizontaal en sagittaal vlak.
Bewegingen rond deze as gebeuren in het frontale vlak. (1)
➢ De transversale as: snijlijn van het frontaal en transversaal vlak. Bewegingen rond deze
as gebeuren in het sagittaal vlak. (2)
➢ De verticale as: snijlijn van het frontaal en sagittaal vlak. Bewegingen rond deze as
gebeuren in het horizontaal vlak. (3)
➢ De longitudinale as: deze as heeft dezelfde richting als het bot (vb dijbeen of
opperarmbeen) in het bewegend lichaamsdeel. Afhankelijk van de stand van het
lidmaat kan deze as samenvallen met één van hoger
, 3. De bewegingen in he lichaam=
- De anatomische bewegingen=
• Abductie: afvoeren, beweging van de middenlijn weg
• Adductie: aanvoeren, beweging naar de middenlijn toe
• Extensie: strekken (ook retroflexie of dorsale flexie genoemd), gewrichtshoek
vergroot
• Flexie: buigen (ook anteflexie genoemd), gewrichtshoek verkleint
• Retroversie: naar achter kantelen
• Anteversie: naar voor kantelen
• Endorotatie: binnenwaarts draaien
• Exorotatie: buitenwaarts draaien
• Pronatie: handpalm naar onder of achter richten; buitenrand van de voet opheffen
• Supinatie: handpalm naar boven of voor richten; binnenrand van de voet opheffen
• Eversie: voetzool naar lateraal brengen (combinatie van pronatie, abductie en dorsale
flexie van de voet)
• Inversie: voetzool naar mediaal brengen (combinatie van supinatie, adductie en
plantaire flexie van de voet)
Module 1= Inleidende anatomie
1. Inleiding van de Anatomie=
- Inleiding=
• Definitie: De studie v/d vorm én de ruimtelijke structuur v/d verschillende onderdelen
v/h organisme
• Soorten Anatomie:
➢ Systematische anatomie= Het lichaam word beschreven volgens zijn systemen
of stelsels
➢ Topografische anatomie= Het lichaam wordt verdeelt in streken of regiones/
regios.
➢ Micro- VS macro-anatomie=
Cel → Weefsel/Kolonie →organen → stelsel
Micro Macro
- Afkortingen=
afkorting enkelvoud afkorting meervoud vertaling
a. Arteria aa. ar slagader
art. articulatio artt. articulationes gewricht
lig. Ligamentum ligg. Ligamenta band
m. Musculus mm. Musculi spier
n. Nervus nn. Nervi zenuw
r. ramus rr. Rami tak
v. vena vv. venae ader
- Uitsteeksels=
• condylus en caput: grote, ronde knobbels
• Crista: kam
• Linea: een minder duidelijke aftekening dan een crista
• Processus: algemene naam voor uitsteeksel
• Tuberculum: kleine rond uitsteeksel
• Tuberositas: ruwe verdikking
- Uithollingen=
• Foramen: opening
• Fossa: uitgehold vlak
• Sulcus: groeve
• Sinus: kanaal
,2. De anatomische nomencultuur=
- Belangrijke anatomische oriëntatietermen
• Mediaal: dichter bij het midden gelegen
• Lateraal: dichter bij de zijkant gelegen
• Craniaal: hoger gelegen, in de richting van de schedel (cranium=schedel
• Caudaal: lager gelegen, in de richting van de voeten (cauda=staart)
• Ventraal: aan de buikzijde gelegen (venter=buik)
• Dorsaal: aan de rugzijde gelegen (dorsum=rug)
• Anterior: vooraan gelegen
• Posterior: achteraan gelegen
• Superficialis: oppervlakkig gelegen
• Profundus: diep gelegen
• Proximaal: meer naar het centrum (romp) van het lichaam gelegen
• Distaal: verder van het centrum (romp) van het lichaam gelegen
• Inferior: onder
• Superior: boven, op
• Palmair: handpalmzijde
• Plantair: voetzoolzijde
• Internus: binnen
• Externus: buiten
• Radiaal: aan de zijde van het spaakbeen (radius)
• Ulnair: aan de zijde van de ellepijp (ulna)
• Tibiaal: aan de zijde van het scheenbeen (tibia)
• Fibulair: aan de zijde van het kuitbeen (fibula)
,- De anatomische houding=
• Rechtopstaande houding van het lichaam in vooraanzicht
• Handpalmen zijn naar voor gericht
• Voeten op schouderbreedte
- De anatomische vlakken & assen=
• De Vlakken=
➢ Sagittaal vlak: vlak dat van ventraal naar dorsaal loopt, snijdt het
lichaam in een linker en een rechter deel. (1)
➢ Frontaal vlak: vlak dat van schouder naar schouder loopt, snijdt het
lichaam in een anterior en posterior deel. (2)
➢ Horizontaal of transversaal vlak: vlak dat horizontaal door het
lichaam loopt, snijdt het lichaam in een inferior en superior deel. (3)
• De assen=
➢ De sagittale as: snijlijn van het horizontaal en sagittaal vlak.
Bewegingen rond deze as gebeuren in het frontale vlak. (1)
➢ De transversale as: snijlijn van het frontaal en transversaal vlak. Bewegingen rond deze
as gebeuren in het sagittaal vlak. (2)
➢ De verticale as: snijlijn van het frontaal en sagittaal vlak. Bewegingen rond deze as
gebeuren in het horizontaal vlak. (3)
➢ De longitudinale as: deze as heeft dezelfde richting als het bot (vb dijbeen of
opperarmbeen) in het bewegend lichaamsdeel. Afhankelijk van de stand van het
lidmaat kan deze as samenvallen met één van hoger
, 3. De bewegingen in he lichaam=
- De anatomische bewegingen=
• Abductie: afvoeren, beweging van de middenlijn weg
• Adductie: aanvoeren, beweging naar de middenlijn toe
• Extensie: strekken (ook retroflexie of dorsale flexie genoemd), gewrichtshoek
vergroot
• Flexie: buigen (ook anteflexie genoemd), gewrichtshoek verkleint
• Retroversie: naar achter kantelen
• Anteversie: naar voor kantelen
• Endorotatie: binnenwaarts draaien
• Exorotatie: buitenwaarts draaien
• Pronatie: handpalm naar onder of achter richten; buitenrand van de voet opheffen
• Supinatie: handpalm naar boven of voor richten; binnenrand van de voet opheffen
• Eversie: voetzool naar lateraal brengen (combinatie van pronatie, abductie en dorsale
flexie van de voet)
• Inversie: voetzool naar mediaal brengen (combinatie van supinatie, adductie en
plantaire flexie van de voet)