Nucleinezuren :
➢ Leveren ons geen energie
➢ Voornamelijk gebruikt als bouwsteen (DNA en RNA in ons lichaam)
➔ Hebben we wel super veel nodig
Nucleïnezuren (NZ) bestaat uit : DNA en RNA
DNA
Functie : drager van erfelijke informatie en bepaalt eigenschappen zoals oogkleur, bloedgroep
en geslacht
Rol : Codet de informatie die nodig is voor de opbouw van eiwitten, wat cruciaal is voor de
structuur en functie van cellen
RNA
Functie : Een kopie van een specifiek DNA-gedeelte.
Rol : Dient als de 'code' om eiwitten te maken
Processen :
1. Transcriptie : Het proces waarbij een kopie van een DNA deeltje wordt gemaakt in de
vorm van RNA
➢ "het overschrijven van informatie"
2. Translatie : Het proces waarbij het RNA wordt gebruikt om eiwitten te synthetiseren. Dit
is waar de echte eiwitproductie plaatsvindt
3. Centrale dogma : volledig proces = van DNA naae RNA naar eiwitten
DNA
transcriptie
RNA centrale dogma
translatie
Eiwitten
Schematje kennen :
, 3 structuren komen telkens terug
Hoofdcategorieën van stikstofbasen in nucleïnezuren :
Purinen :
1. Adenine (A)
2. Guanine (G)
Pyrimidines :
1. Cytosine (C)
, 2. Thymine (T)
3. Uracil (U)
➢ Adenine (A) koppelt altijd aan Thymine (T)
➢ Guanine (G) koppelt altijd aan Cytosine (C) complementaire baseparen
RNA → Ribonucleïnezuur
• Suiker in RNA = Ribose
• RNA bestaat uit een enkele streng
DNA → Desoxyribonucleïnezuur
• Suiker in DNA = Desoxyribose
• DNA heeft een dubbele helixstructuur
Nucleotiden
➢ Nucleotiden zijn de bouwstenen van nucleïnezuren en bestaan uit :
1. Een stikstofbase (A, T, C, G, of U)
2. Een suiker (ribose of desoxyribose)
3. Een fosfaatgroep
Nucleoside :
stikstofbase met suiker gekoppeld
Nucleotide :
stikstofbase en suiker aan fosfaatgroep gekoppeld
➢ Zit vast op 5 accent ofwel aan 3 accent
➢ Leveren ons geen energie
➢ Voornamelijk gebruikt als bouwsteen (DNA en RNA in ons lichaam)
➔ Hebben we wel super veel nodig
Nucleïnezuren (NZ) bestaat uit : DNA en RNA
DNA
Functie : drager van erfelijke informatie en bepaalt eigenschappen zoals oogkleur, bloedgroep
en geslacht
Rol : Codet de informatie die nodig is voor de opbouw van eiwitten, wat cruciaal is voor de
structuur en functie van cellen
RNA
Functie : Een kopie van een specifiek DNA-gedeelte.
Rol : Dient als de 'code' om eiwitten te maken
Processen :
1. Transcriptie : Het proces waarbij een kopie van een DNA deeltje wordt gemaakt in de
vorm van RNA
➢ "het overschrijven van informatie"
2. Translatie : Het proces waarbij het RNA wordt gebruikt om eiwitten te synthetiseren. Dit
is waar de echte eiwitproductie plaatsvindt
3. Centrale dogma : volledig proces = van DNA naae RNA naar eiwitten
DNA
transcriptie
RNA centrale dogma
translatie
Eiwitten
Schematje kennen :
, 3 structuren komen telkens terug
Hoofdcategorieën van stikstofbasen in nucleïnezuren :
Purinen :
1. Adenine (A)
2. Guanine (G)
Pyrimidines :
1. Cytosine (C)
, 2. Thymine (T)
3. Uracil (U)
➢ Adenine (A) koppelt altijd aan Thymine (T)
➢ Guanine (G) koppelt altijd aan Cytosine (C) complementaire baseparen
RNA → Ribonucleïnezuur
• Suiker in RNA = Ribose
• RNA bestaat uit een enkele streng
DNA → Desoxyribonucleïnezuur
• Suiker in DNA = Desoxyribose
• DNA heeft een dubbele helixstructuur
Nucleotiden
➢ Nucleotiden zijn de bouwstenen van nucleïnezuren en bestaan uit :
1. Een stikstofbase (A, T, C, G, of U)
2. Een suiker (ribose of desoxyribose)
3. Een fosfaatgroep
Nucleoside :
stikstofbase met suiker gekoppeld
Nucleotide :
stikstofbase en suiker aan fosfaatgroep gekoppeld
➢ Zit vast op 5 accent ofwel aan 3 accent