Leerdoelen 3.5
Molaar incisief parodontitis
De gemiddelde pocketdiepte bij melkelementen in een gezond parodontium
De pocketdiepte bij melkelementen is gering en ligt tussen de 1-1,5 mm.
Welke gebitselementen bij gelokaliseerde pre-puberale parodontitis het meest zijn
aangedaan
Bij gelokaliseerd pre-puberale parodontitis worden zijn de melkmolaren het meest frequent
aangedaan.
Etiologie van pre- puberale parodontitis
Factoren die een mogelijke etiologische rol spelen bij pre-puberale parodontitis, zijn onder
andere:
- Paropathogenen bacteriën
- Defecten aan het wortelcement
- Functionele defecten aan het afweersysteem van de gastheer.
Paropathogenen bacteriën die met behulp van bacteriologische kweekmethoden zijn
aangetroffen bij pre-puberale parodontitis, zijn:
- Aggregatibacter actinomycetemcomitans
- Porphyromonas gingivalis
- Prevotella intermedia
- Capnocytophaga sputigena
- Eikenella corrodens
Hierbij moet worden aangetekend dat de prevalentie van P. intermedia waarschijnlijk het
hoogst is en die van P. gingivalis het laagst. Afweercellen die een uiterst belangrijke rol
spelen bij het gezond houden van het parodontium, zijn onder andere polymorfonucleaire
leukocyten (PMN’s) en monocyten/macrofagen. Een verminderde chemotaxis van deze
fagocyterende cellen is frequent aangetoond bij ernstige vormen van pre-puberale
parodontitis.
Welke paropathogenen bacteriën worden geassocieerd met pre-puberale parodontitis
Aggregatibacter actinomycetemcomitans, Porphyromonas gingivalis, Prevotella intermedia,
Capnocytophaga sputigena en Eikenella corrodens.
Hoogste prevalentie: P. Intemedia
Laagste prevalentie: P. Gingivalis
Welke verschillende ziekten geassocieerd worden met ernstige vormen van pre-puberale
parodontitis
Verscheidene ziekten worden geassocieerd met ernstige vormen van pre-puberale
parodontitis. Het merendeel van de kennis hierover is afkomstig van gevalsbeschrijvingen.
,De bekendste aandoeningen zijn onder andere:
- Hypofosfatasie
Hypofosfatasie is een aandoening die gekenmerkt wordt door een tekort aan het enzym
alkalische fosfatase, een enzym dat van cruciale betekenis is in de fosfaathuishouding en de
vorming van acellulair cement. Het is een erfelijke aandoening veroorzaakt door mutaties in
het niet-specifieke alkalische-fofatasgen.
De symptomen belangrijk voor deze casus: Vroegtijdig verlies van melkelementen
Bij milde vorm van hypofosfatasie zijn er geen duidelijke afwijkingen aan het skelet en is het
vroegtijdige verlies van melkelementen het enige klinische symptoom. Meestal betreft het de
incisieven, maat het komt ook voor bij de melkmolaren. Doorgans is de gingiva gezond en
zijn de symptomen van gingivitis normaal. Vorming van a-cellulaire wortelcement is ernstig
geremd, waardoor cementlaag onderontwikkeld is en vaak compleet afwezig.
- Het syndroom van Papillon-Lefevre
Dit is een aandoening die autosomaal recessief wordt overgenomen.
De aandoening wordt gekenmerkt door pre-puberale
parodontitis, meestal ernstig gegeneraliseerd.
Recentelijk is gebleken dat de aandoening wordt
veroorzaakt door een mutatie op chromosoom 11q14. Het
effect van deze mutatie is dat er geen werkzaam
cathepsine-C meer wordt geproduceerd. Dit is nodig voor
de activatie van de eiwitten die van groot belang zijn bij de
afbraak van bacteriën na opname door PMN’s.
- Neutropenie
Dit wordt gedefinieerd als een afname in de aantal PMN’s in het perifere bloed
Neutropenische aandoeningen waarbij aandoeningen in de mondholte zijn beschreven,
betreffen onder andere agraulocytose, cyclische neutropenie en chronische benigne
neutropenie.
In geval van agranulocytose zijn de PMN’s bijna compleet afwezig, wat gepaard gaat met
koorts, algehele uitputting en ulceraties en necrose van de slijmvliezen van de mondholte,
keel en anus. Het is vaak een gevolg van medicijngebruik, zoals barbituraten en
chlooramfenicol. Cyclische neutropenie is een aandoening waarbij een periodieke daling
optreedt van de aantallen PMN’s in het circulerende bloed. Deze daling in PMN’s heeft
meestal een driewekelijkse cyclus. De oorzaak van de aandoening is onbekend.
Patiënten met cyclische neutropenie lijden aan zeer ernstige vormen van gingivitis, vaak met
necrose, ernstige gegeneraliseerde pre-puberale parodontitis met vroegtijdig verlies van de
melkelementen en recidiverende infecties, zoals otitis media, en infecties van de bovenste
luchtwegen.
Chronische benigne neutropenie is een aandoening waarbij de reductie in PMN’s uiteindelijk
vaak spontaan overgaat. De kinderen met deze aandoening
vertonen ernstige gingivitis en ernstige gegeneraliseerde
pre-puberale parodontitis met vroegtijdig verlies van de
melk- en blijvende gebitselementen. Ook is bij deze
patiënten het voorkomen van A. actinomycetemcomitans
beschreven.
- Leukocytadhesiedeficientie
Leukocytadhesiedeficientie (LAD) is een autosomaal recessieve aandoening waarbij de
expressie van adhesiemoleculen op de leukocyten is verminderd. Dit heeft tot gevolg dat
migratie van PMN’s door de wand van de bloedvaten minder goed mogelijk is, waardoor
deze patiënten lijden aan steeds terugkerende bacteriële infecties, gestoorde wondgenezing,
,ernstige gingivitis en ernstige gegeneraliseerde pre- puberale parodontitis met vroegtijdig
verlies van de melk- en blijvende gebitselementen.
- Histiocytose-X
Histiocytose-X is een aandoening van het reticuloendotheliale systeem. Het is waarschijnlijk
het resultaat van proliferatie en verspreiding van pathologische langerhanscellen.
Van langerhanscellen is bekend dat ze in het epitheel gelegen zijn en betrokken zijn bij de
antigeenpresentatie. In een klein percentage van de gevallen waarbij histiocytose-X is
gediagnosticeerd, wordt ook parodontitis aangetroffen. Dit betreft dan gelokaliseerde matige
pre-puberale parodontitis.
- Het syndroom van Chediak-Higashi
Het syndroom van Chediak-Higashi is een zeer zeldzame autosomaal recessieve
aandoening, die gepaard gaat met gelokaliseerde ernstige pre-puberale parodontitis.
De oorzaak is gelegen in het defect functioneren van de PMN’s. Meestal overlijden deze
patiënten op jeugdige leeftijd aan ernstige infectieziekten.
- Leukemie
- Juveniele diabetes
Behalve bij de genoemde aandoeningen kan pre-puberale parodontitis onder andere worden
aangetroffen bij patiënten die lijden aan het downsyndroom, juveniele diabetes, leukemie en
aids, maar ook bij kinderen die, voor zover bekend, niet aan een of andere (ernstige) ziekte
lijden.
De etiologie en predisponerende factoren van juveniele parodontitis
Zoals eerder vermeld, is gebleken dat patiënten met juveniele parodontitis in een eerder
stadium van hun leven geleden hebben aan pre-puberale parodontitis.
Uit een onderzoek bij adolescenten in de leeftijd van 13 tot 19 jaar, bij wie op de
röntgenfoto’s botafbraak was geconstateerd, bleek dat bij 40% ook botafbraak aanwezig was
in het melkgebit.
Het bleek dat naarmate de ernst en de uitgebreidheid van de parodontitis in het blijvende
gebit groter waren, de prevalentie van botafbraak in het melkgebit zichtbaar op de vroeger
gemaakte röntgenfoto’s toenam.
Uit een eerder onderzoek met patiënten met ernstige LJP was al gebleken dat bij deze
kinderen vrijwel altijd botafbraak in het melkgebit aanwezig is. Dit betekent dat de factoren
die behandeld zijn bij de etiologie van pre-puberale parodontitis, waarschijnlijk ook bijdragen
tot het ontstaan van juveniele parodontitis.
Een van de belangrijkste van deze factoren is de microbiologie. In de jaren zeventig bleek
dat de bacteriële flora van diepe pockets van LJP patiënten voor twee derde bestond uit
gramnegatieve micro-organismen, terwijl dit slechts een derde was bij ondiepe pockets.
De belangrijkste organismen waren:
- Aggregatibacter actinomycetemcomitans
- Capnocytophaga spp
- Eikenella corrodens
- Prevotella intermedia
- Campylobacter rectus.
Grampositieve isolaten waren voornamelijk streptokokken, actinomyceten en
peptostreptokokken. Van deze bacteriën wordt A. actinomycetemcomitans gezien als het
belangrijkste micro-organisme in relatie tot het ontstaan van LJP.
, Welke paropathogene bacterien worden geassocieerd met lokale juveniele parodontitis
De belangrijkste organismen waren:
- Aggregatibacter actinomycetemcomitans
- Capnocytophaga spp
- Eikenella corrodens
- Prevotella intermedia
- Campylobacter rectus.
Grampositieve isolaten waren voornamelijk streptokokken, actinomyceten en
peptostreptokokken. Van deze bacteriën wordt A. actinomycetemcomitans gezien als het
belangrijkste micro-organisme in relatie tot het ontstaan van LJP.
Molaar incisief parodontitis
De gemiddelde pocketdiepte bij melkelementen in een gezond parodontium
De pocketdiepte bij melkelementen is gering en ligt tussen de 1-1,5 mm.
Welke gebitselementen bij gelokaliseerde pre-puberale parodontitis het meest zijn
aangedaan
Bij gelokaliseerd pre-puberale parodontitis worden zijn de melkmolaren het meest frequent
aangedaan.
Etiologie van pre- puberale parodontitis
Factoren die een mogelijke etiologische rol spelen bij pre-puberale parodontitis, zijn onder
andere:
- Paropathogenen bacteriën
- Defecten aan het wortelcement
- Functionele defecten aan het afweersysteem van de gastheer.
Paropathogenen bacteriën die met behulp van bacteriologische kweekmethoden zijn
aangetroffen bij pre-puberale parodontitis, zijn:
- Aggregatibacter actinomycetemcomitans
- Porphyromonas gingivalis
- Prevotella intermedia
- Capnocytophaga sputigena
- Eikenella corrodens
Hierbij moet worden aangetekend dat de prevalentie van P. intermedia waarschijnlijk het
hoogst is en die van P. gingivalis het laagst. Afweercellen die een uiterst belangrijke rol
spelen bij het gezond houden van het parodontium, zijn onder andere polymorfonucleaire
leukocyten (PMN’s) en monocyten/macrofagen. Een verminderde chemotaxis van deze
fagocyterende cellen is frequent aangetoond bij ernstige vormen van pre-puberale
parodontitis.
Welke paropathogenen bacteriën worden geassocieerd met pre-puberale parodontitis
Aggregatibacter actinomycetemcomitans, Porphyromonas gingivalis, Prevotella intermedia,
Capnocytophaga sputigena en Eikenella corrodens.
Hoogste prevalentie: P. Intemedia
Laagste prevalentie: P. Gingivalis
Welke verschillende ziekten geassocieerd worden met ernstige vormen van pre-puberale
parodontitis
Verscheidene ziekten worden geassocieerd met ernstige vormen van pre-puberale
parodontitis. Het merendeel van de kennis hierover is afkomstig van gevalsbeschrijvingen.
,De bekendste aandoeningen zijn onder andere:
- Hypofosfatasie
Hypofosfatasie is een aandoening die gekenmerkt wordt door een tekort aan het enzym
alkalische fosfatase, een enzym dat van cruciale betekenis is in de fosfaathuishouding en de
vorming van acellulair cement. Het is een erfelijke aandoening veroorzaakt door mutaties in
het niet-specifieke alkalische-fofatasgen.
De symptomen belangrijk voor deze casus: Vroegtijdig verlies van melkelementen
Bij milde vorm van hypofosfatasie zijn er geen duidelijke afwijkingen aan het skelet en is het
vroegtijdige verlies van melkelementen het enige klinische symptoom. Meestal betreft het de
incisieven, maat het komt ook voor bij de melkmolaren. Doorgans is de gingiva gezond en
zijn de symptomen van gingivitis normaal. Vorming van a-cellulaire wortelcement is ernstig
geremd, waardoor cementlaag onderontwikkeld is en vaak compleet afwezig.
- Het syndroom van Papillon-Lefevre
Dit is een aandoening die autosomaal recessief wordt overgenomen.
De aandoening wordt gekenmerkt door pre-puberale
parodontitis, meestal ernstig gegeneraliseerd.
Recentelijk is gebleken dat de aandoening wordt
veroorzaakt door een mutatie op chromosoom 11q14. Het
effect van deze mutatie is dat er geen werkzaam
cathepsine-C meer wordt geproduceerd. Dit is nodig voor
de activatie van de eiwitten die van groot belang zijn bij de
afbraak van bacteriën na opname door PMN’s.
- Neutropenie
Dit wordt gedefinieerd als een afname in de aantal PMN’s in het perifere bloed
Neutropenische aandoeningen waarbij aandoeningen in de mondholte zijn beschreven,
betreffen onder andere agraulocytose, cyclische neutropenie en chronische benigne
neutropenie.
In geval van agranulocytose zijn de PMN’s bijna compleet afwezig, wat gepaard gaat met
koorts, algehele uitputting en ulceraties en necrose van de slijmvliezen van de mondholte,
keel en anus. Het is vaak een gevolg van medicijngebruik, zoals barbituraten en
chlooramfenicol. Cyclische neutropenie is een aandoening waarbij een periodieke daling
optreedt van de aantallen PMN’s in het circulerende bloed. Deze daling in PMN’s heeft
meestal een driewekelijkse cyclus. De oorzaak van de aandoening is onbekend.
Patiënten met cyclische neutropenie lijden aan zeer ernstige vormen van gingivitis, vaak met
necrose, ernstige gegeneraliseerde pre-puberale parodontitis met vroegtijdig verlies van de
melkelementen en recidiverende infecties, zoals otitis media, en infecties van de bovenste
luchtwegen.
Chronische benigne neutropenie is een aandoening waarbij de reductie in PMN’s uiteindelijk
vaak spontaan overgaat. De kinderen met deze aandoening
vertonen ernstige gingivitis en ernstige gegeneraliseerde
pre-puberale parodontitis met vroegtijdig verlies van de
melk- en blijvende gebitselementen. Ook is bij deze
patiënten het voorkomen van A. actinomycetemcomitans
beschreven.
- Leukocytadhesiedeficientie
Leukocytadhesiedeficientie (LAD) is een autosomaal recessieve aandoening waarbij de
expressie van adhesiemoleculen op de leukocyten is verminderd. Dit heeft tot gevolg dat
migratie van PMN’s door de wand van de bloedvaten minder goed mogelijk is, waardoor
deze patiënten lijden aan steeds terugkerende bacteriële infecties, gestoorde wondgenezing,
,ernstige gingivitis en ernstige gegeneraliseerde pre- puberale parodontitis met vroegtijdig
verlies van de melk- en blijvende gebitselementen.
- Histiocytose-X
Histiocytose-X is een aandoening van het reticuloendotheliale systeem. Het is waarschijnlijk
het resultaat van proliferatie en verspreiding van pathologische langerhanscellen.
Van langerhanscellen is bekend dat ze in het epitheel gelegen zijn en betrokken zijn bij de
antigeenpresentatie. In een klein percentage van de gevallen waarbij histiocytose-X is
gediagnosticeerd, wordt ook parodontitis aangetroffen. Dit betreft dan gelokaliseerde matige
pre-puberale parodontitis.
- Het syndroom van Chediak-Higashi
Het syndroom van Chediak-Higashi is een zeer zeldzame autosomaal recessieve
aandoening, die gepaard gaat met gelokaliseerde ernstige pre-puberale parodontitis.
De oorzaak is gelegen in het defect functioneren van de PMN’s. Meestal overlijden deze
patiënten op jeugdige leeftijd aan ernstige infectieziekten.
- Leukemie
- Juveniele diabetes
Behalve bij de genoemde aandoeningen kan pre-puberale parodontitis onder andere worden
aangetroffen bij patiënten die lijden aan het downsyndroom, juveniele diabetes, leukemie en
aids, maar ook bij kinderen die, voor zover bekend, niet aan een of andere (ernstige) ziekte
lijden.
De etiologie en predisponerende factoren van juveniele parodontitis
Zoals eerder vermeld, is gebleken dat patiënten met juveniele parodontitis in een eerder
stadium van hun leven geleden hebben aan pre-puberale parodontitis.
Uit een onderzoek bij adolescenten in de leeftijd van 13 tot 19 jaar, bij wie op de
röntgenfoto’s botafbraak was geconstateerd, bleek dat bij 40% ook botafbraak aanwezig was
in het melkgebit.
Het bleek dat naarmate de ernst en de uitgebreidheid van de parodontitis in het blijvende
gebit groter waren, de prevalentie van botafbraak in het melkgebit zichtbaar op de vroeger
gemaakte röntgenfoto’s toenam.
Uit een eerder onderzoek met patiënten met ernstige LJP was al gebleken dat bij deze
kinderen vrijwel altijd botafbraak in het melkgebit aanwezig is. Dit betekent dat de factoren
die behandeld zijn bij de etiologie van pre-puberale parodontitis, waarschijnlijk ook bijdragen
tot het ontstaan van juveniele parodontitis.
Een van de belangrijkste van deze factoren is de microbiologie. In de jaren zeventig bleek
dat de bacteriële flora van diepe pockets van LJP patiënten voor twee derde bestond uit
gramnegatieve micro-organismen, terwijl dit slechts een derde was bij ondiepe pockets.
De belangrijkste organismen waren:
- Aggregatibacter actinomycetemcomitans
- Capnocytophaga spp
- Eikenella corrodens
- Prevotella intermedia
- Campylobacter rectus.
Grampositieve isolaten waren voornamelijk streptokokken, actinomyceten en
peptostreptokokken. Van deze bacteriën wordt A. actinomycetemcomitans gezien als het
belangrijkste micro-organisme in relatie tot het ontstaan van LJP.
, Welke paropathogene bacterien worden geassocieerd met lokale juveniele parodontitis
De belangrijkste organismen waren:
- Aggregatibacter actinomycetemcomitans
- Capnocytophaga spp
- Eikenella corrodens
- Prevotella intermedia
- Campylobacter rectus.
Grampositieve isolaten waren voornamelijk streptokokken, actinomyceten en
peptostreptokokken. Van deze bacteriën wordt A. actinomycetemcomitans gezien als het
belangrijkste micro-organisme in relatie tot het ontstaan van LJP.