Poëzieanalyse
Jasmijn Esser
V5A
,Oefeningen stijlmiddelen 1
Oefeningen met gedichten 4
Slotopdracht 8
Opdracht B 16
Analyse 19
Opdracht C 24
Oefeningen stijlmiddelen
A. Zoek vormen van beeldspraak in de volgende zinnen.
1. Het zonlicht verft de daken rood.
- Personificatie: het zonlicht wordt toegeschreven met menselijke handelingen.
2. Wil je nog een glas?
- Metonymia: een deel (het glas) staat voor het geheel (de drank in het glas).
3. Veel verzorgingsflats lijken bunkers.
- Vergelijking: er wordt een overeenkomst getrokken tussen flats en bunkers.
4. Wat een rund ben ik geweest!
- Vergelijking: de ik-persoon wordt vergeleken met een rund op basis van domheid.
5. De verveling hing als een dikke wolk om haar heen.
- Personificatie: verveling wordt beschreven als een fysieke entiteit.
6. Geld heeft de vervelende eigenschap dat het als sneeuw voor de zon verdwijnt.
- Vergelijking: geld en sneeuw verdwijnen snel en moeiteloos.
7. De hele bus ging in hetzelfde café.
- Metonymia: de bus verwijst naar de passagiers van de bus.
8. Iedere vakantie roept de plicht ons weer.
- Personificatie: de plicht wordt beschreven als een roepende entiteit.
9. De ezel van hiernaast heeft zijn hond geen eten gegeven.
- Metafoor: iemand wordt een ezel genoemd vanwege domheid.
10. De wolken dansen een duet met de zee.
- Personificatie: de wolken worden beschreven met menselijke handelingen.
11. Wij hebben thuis een echte Rembrandt hangen.
- Metonymia: een schilderij van Rembrandt wordt bedoeld.
12. Die nieuwe CD van Normaal is een juweel van een muziekstuk.
- Vergelijking: de CD wordt vergeleken met een juweel vanwege de kwaliteit.
13. De ober vroeg: "Lust u nog een kopje?"
- Metonymia: het kopje staat voor de drank erin.
14. Tijdens de voetbalwedstrijd werd het leer regelmatig in het doel geschoten.
- Metonymia: leer verwijst naar de bal vanwege het materiaal.
15. Zo snel als een haas spoedde zij zich naar huis.
- Vergelijking: de snelheid van de persoon wordt vergeleken met die van een haas.
1
, B. In de volgende zinnen is sprake van woordspeling, asymmetrie, antithese of paradox. In welke
zin is waarvan sprake?
1. De marine brengt vaart in je leven.
- Woordspeling: "vaart" heeft meerdere betekenissen.
2. De stoere zeiler had dik golvend haar, staalblauwe ogen, een wilskrachtige kin en een druppel aan
zijn neus.
- Asymmetrie: de druppel aan zijn neus vormt een contrast met de rest van de
beschrijving.Asymmetrie: het combineren van woorden zonder logisch verband, zoals hier een
druppel aan zijn neus.
3. In elke overwinnaar schuilt een verliezer.
- Antithese: overwinnaar en verliezer zijn tegengestelde begrippen.
4. Kent u mijn aanstaande ex-vrouw al?
- Paradox: een schijnbaar onlogische combinatie van begrippen die toch logisch is.
5. Geduld verlies je het gemakkelijkst als je het niet bezit.
- Paradox: het lijkt onlogisch, maar het klopt wel.
6. Hij was van top tot teen kletsnat.
- Woordspeling: het kan zowel letterlijk als figuurlijk worden opgevat.
C. Wijs in de volgende zinnen hyperbool, understatement en eufemisme aan.
1. Ik schaamde me dood toen ik dat zag.
- Hyperbool: overdreven uitdrukking, je kunt je niet letterlijk dood schamen.
2. "Oh, dat is een buitje tegen het stof," zei mijn moeder spottend, toen het al drie uur onafgebroken
regende.
- Understatement: een buitje is een te zwakke aanduiding voor langdurige regen.
3. De Nijmeegse wandelvierdaagse was zo vermoeiend, dat we al na twee dagen op ons tandvlees
liepen.
- Hyperbool: overdreven uitdrukking, je kunt niet letterlijk op je tandvlees lopen.
4. In de grote steden hebben speculanten met de handel in huizen wel een paar centen verdiend.
- Understatement: er is veel meer dan een paar centen verdiend.
5. Zij werkt in een winkel met kleding voor volslanke mensen.
- Eufemisme: een verzachtende term voor dikke mensen.
6. Hij vond dat zijn favoriete popgroep de sterren van de hemel speelde.
- Hyperbool: overdreven uitdrukking, je kunt niet letterlijk de sterren van de hemel spelen.
7. We hebben hem met de hele familie naar de laatste rustplaats gebracht.
- Eufemisme: een verzachtende term voor begraafplaats.
8. De minister besloot om gezondheidsredenen af te treden.
- Eufemisme: een verzachtende term voor ernstige ziekte.
9. De gemeente dringt er bij hondenbezitters op aan dat de dieren hun behoefte in de goot doen en
niet op de stoep.
- Eufemisme: een verzachtende term voor het doen van ontlasting.
10. We hebben ons een breuk gelachen.
- Hyperbool: overdreven uitdrukking, je kunt je niet letterlijk in een breuk lachen.
11. De zeventiende-eeuwse regenten lustten wel een hapje: maaltijden van zes gangen waren geen
uitzondering.
- Understatement: zesgangendiners zijn een grote luxe.
2
Jasmijn Esser
V5A
,Oefeningen stijlmiddelen 1
Oefeningen met gedichten 4
Slotopdracht 8
Opdracht B 16
Analyse 19
Opdracht C 24
Oefeningen stijlmiddelen
A. Zoek vormen van beeldspraak in de volgende zinnen.
1. Het zonlicht verft de daken rood.
- Personificatie: het zonlicht wordt toegeschreven met menselijke handelingen.
2. Wil je nog een glas?
- Metonymia: een deel (het glas) staat voor het geheel (de drank in het glas).
3. Veel verzorgingsflats lijken bunkers.
- Vergelijking: er wordt een overeenkomst getrokken tussen flats en bunkers.
4. Wat een rund ben ik geweest!
- Vergelijking: de ik-persoon wordt vergeleken met een rund op basis van domheid.
5. De verveling hing als een dikke wolk om haar heen.
- Personificatie: verveling wordt beschreven als een fysieke entiteit.
6. Geld heeft de vervelende eigenschap dat het als sneeuw voor de zon verdwijnt.
- Vergelijking: geld en sneeuw verdwijnen snel en moeiteloos.
7. De hele bus ging in hetzelfde café.
- Metonymia: de bus verwijst naar de passagiers van de bus.
8. Iedere vakantie roept de plicht ons weer.
- Personificatie: de plicht wordt beschreven als een roepende entiteit.
9. De ezel van hiernaast heeft zijn hond geen eten gegeven.
- Metafoor: iemand wordt een ezel genoemd vanwege domheid.
10. De wolken dansen een duet met de zee.
- Personificatie: de wolken worden beschreven met menselijke handelingen.
11. Wij hebben thuis een echte Rembrandt hangen.
- Metonymia: een schilderij van Rembrandt wordt bedoeld.
12. Die nieuwe CD van Normaal is een juweel van een muziekstuk.
- Vergelijking: de CD wordt vergeleken met een juweel vanwege de kwaliteit.
13. De ober vroeg: "Lust u nog een kopje?"
- Metonymia: het kopje staat voor de drank erin.
14. Tijdens de voetbalwedstrijd werd het leer regelmatig in het doel geschoten.
- Metonymia: leer verwijst naar de bal vanwege het materiaal.
15. Zo snel als een haas spoedde zij zich naar huis.
- Vergelijking: de snelheid van de persoon wordt vergeleken met die van een haas.
1
, B. In de volgende zinnen is sprake van woordspeling, asymmetrie, antithese of paradox. In welke
zin is waarvan sprake?
1. De marine brengt vaart in je leven.
- Woordspeling: "vaart" heeft meerdere betekenissen.
2. De stoere zeiler had dik golvend haar, staalblauwe ogen, een wilskrachtige kin en een druppel aan
zijn neus.
- Asymmetrie: de druppel aan zijn neus vormt een contrast met de rest van de
beschrijving.Asymmetrie: het combineren van woorden zonder logisch verband, zoals hier een
druppel aan zijn neus.
3. In elke overwinnaar schuilt een verliezer.
- Antithese: overwinnaar en verliezer zijn tegengestelde begrippen.
4. Kent u mijn aanstaande ex-vrouw al?
- Paradox: een schijnbaar onlogische combinatie van begrippen die toch logisch is.
5. Geduld verlies je het gemakkelijkst als je het niet bezit.
- Paradox: het lijkt onlogisch, maar het klopt wel.
6. Hij was van top tot teen kletsnat.
- Woordspeling: het kan zowel letterlijk als figuurlijk worden opgevat.
C. Wijs in de volgende zinnen hyperbool, understatement en eufemisme aan.
1. Ik schaamde me dood toen ik dat zag.
- Hyperbool: overdreven uitdrukking, je kunt je niet letterlijk dood schamen.
2. "Oh, dat is een buitje tegen het stof," zei mijn moeder spottend, toen het al drie uur onafgebroken
regende.
- Understatement: een buitje is een te zwakke aanduiding voor langdurige regen.
3. De Nijmeegse wandelvierdaagse was zo vermoeiend, dat we al na twee dagen op ons tandvlees
liepen.
- Hyperbool: overdreven uitdrukking, je kunt niet letterlijk op je tandvlees lopen.
4. In de grote steden hebben speculanten met de handel in huizen wel een paar centen verdiend.
- Understatement: er is veel meer dan een paar centen verdiend.
5. Zij werkt in een winkel met kleding voor volslanke mensen.
- Eufemisme: een verzachtende term voor dikke mensen.
6. Hij vond dat zijn favoriete popgroep de sterren van de hemel speelde.
- Hyperbool: overdreven uitdrukking, je kunt niet letterlijk de sterren van de hemel spelen.
7. We hebben hem met de hele familie naar de laatste rustplaats gebracht.
- Eufemisme: een verzachtende term voor begraafplaats.
8. De minister besloot om gezondheidsredenen af te treden.
- Eufemisme: een verzachtende term voor ernstige ziekte.
9. De gemeente dringt er bij hondenbezitters op aan dat de dieren hun behoefte in de goot doen en
niet op de stoep.
- Eufemisme: een verzachtende term voor het doen van ontlasting.
10. We hebben ons een breuk gelachen.
- Hyperbool: overdreven uitdrukking, je kunt je niet letterlijk in een breuk lachen.
11. De zeventiende-eeuwse regenten lustten wel een hapje: maaltijden van zes gangen waren geen
uitzondering.
- Understatement: zesgangendiners zijn een grote luxe.
2