Artikel Cladder (2009)
Leerprincipes, symbolen en terminologie
In de loop van tijd zijn er steeds weer nieuwe symbolen en weergaveschema’s in omloop om
dezelfde leerprincipes, die door nieuwe onderzoeksresultaten verder werden gedifferentieerd, te
verduidelijken.
Operante (instrumentele) conditionering
Voor ouders en zeker pubers en jonge kinderen kan eerst gewerkt worden met het model:
G (gebeurtenis) G (gedrag) G (gevolg, positief of negatief)
Operante conditionering is het leren van gedrag op grond van te bereiken gevolgen: het kennis
verwerven over de relaties tussen gedrag en de beloning in een bepaalde situatie. Middels die
kennis in het geheugen kan men kiezen voor gedrag in soortgelijke situaties: dit is een cognitief
proces (voor op operante conditionering gebaseerde behandelprincipes).
Het operante model, vaktermen en symbolische notatiewijzen van dezelfde begrippen
Gebeurtenis Gedrag Gevolg
Stimulus Respons Consequent(ie)
S (Sd of S∆) R C
(C-=negatief gevolg, Sneg
C+=positief gevolg, Spos,
bekrachtiger, reinforcer, Sr)
Antecedant Behavior Consequence
A B C
De volgende stimuli worden onderscheiden:
Sd: een ‘discriminante stimulus’: dit signaal of deze situatie voorspelt dat op dit moment
met het te stellen gedrag een positief gevolg bereikt kan worden
S∆: dit voorspelt dat nu met het gedrag geen positief gevolg te bereiken valt
Voor specificering kan een positieve stimuli(S+) of een negatieve stimuli (S-) verkregen worden
(+), uitblijven (o) of verdwijnen (-). Het plus of minteken achter de S zegt iets over de stimulus en
de plus/min of nul voor de S zegt iets over het verschijnen/verdwijnen of uitblijven. In schema ziet
dit er als volgt uit:
Positieve gevolgen: (Bekrachtigers Sr) +S Iets positiefs verschijnt
+
-S- Iets negatiefs verdwijnt
SR oS- Iets negatiefs blijft uit
Negatieve gevolgen: +S- Iets negatiefs verschijnt
-S+ Iets positiefs verdwijnt
oS+ Iets positiefs blijft uit
Bij operante conditionering gaat het om bewust, zelf te kiezen gedrag.
Leerprincipes, symbolen en terminologie
In de loop van tijd zijn er steeds weer nieuwe symbolen en weergaveschema’s in omloop om
dezelfde leerprincipes, die door nieuwe onderzoeksresultaten verder werden gedifferentieerd, te
verduidelijken.
Operante (instrumentele) conditionering
Voor ouders en zeker pubers en jonge kinderen kan eerst gewerkt worden met het model:
G (gebeurtenis) G (gedrag) G (gevolg, positief of negatief)
Operante conditionering is het leren van gedrag op grond van te bereiken gevolgen: het kennis
verwerven over de relaties tussen gedrag en de beloning in een bepaalde situatie. Middels die
kennis in het geheugen kan men kiezen voor gedrag in soortgelijke situaties: dit is een cognitief
proces (voor op operante conditionering gebaseerde behandelprincipes).
Het operante model, vaktermen en symbolische notatiewijzen van dezelfde begrippen
Gebeurtenis Gedrag Gevolg
Stimulus Respons Consequent(ie)
S (Sd of S∆) R C
(C-=negatief gevolg, Sneg
C+=positief gevolg, Spos,
bekrachtiger, reinforcer, Sr)
Antecedant Behavior Consequence
A B C
De volgende stimuli worden onderscheiden:
Sd: een ‘discriminante stimulus’: dit signaal of deze situatie voorspelt dat op dit moment
met het te stellen gedrag een positief gevolg bereikt kan worden
S∆: dit voorspelt dat nu met het gedrag geen positief gevolg te bereiken valt
Voor specificering kan een positieve stimuli(S+) of een negatieve stimuli (S-) verkregen worden
(+), uitblijven (o) of verdwijnen (-). Het plus of minteken achter de S zegt iets over de stimulus en
de plus/min of nul voor de S zegt iets over het verschijnen/verdwijnen of uitblijven. In schema ziet
dit er als volgt uit:
Positieve gevolgen: (Bekrachtigers Sr) +S Iets positiefs verschijnt
+
-S- Iets negatiefs verdwijnt
SR oS- Iets negatiefs blijft uit
Negatieve gevolgen: +S- Iets negatiefs verschijnt
-S+ Iets positiefs verdwijnt
oS+ Iets positiefs blijft uit
Bij operante conditionering gaat het om bewust, zelf te kiezen gedrag.