Consumentengedrag
H6 Sociale context
6.1 Referentiegroepen
Een referentiegroep bestaat uit 2 of meer mensen die bepaalde opzichten van elkaar
afhankelijk zijn, bepaalde gemeenschappelijke uitgangspunten hebben en elkaar wederzijds
beïnvloeden. Een primaire groep is een groep waarmee een individu zich sterk persoonlijk
verbonden voelt en waarmee hij regelmatig contact heeft. Bij een secundaire groep is er
emotioneel gezien meer afstand.
In formele groepen weten de leden precies wat van hen wordt verwacht. Bij informele
groepen is dit niet het geval.
Consumenten worden het sterkst beïnvloed door kleine, primaire, informele groepen.
Normatieve referentiegroep: wanneer een individu zich globaal op alle normen en waarden
van een groep richt.
Comparatieve referentiegroep: een groep waarnaar een individu zich alleen voor specifieke
normen en waarden richt.
Dissociatieve groep: een groep waar negatieve invloed van uitgaat en waarvan de
consument zich graag wil onderscheiden.
Associatieve groep: een groep waar positieve invloed van uitgaat en waarvan de consument
zich er graag bij aan wil sluiten.
Aspiratiegroep: een groep waar de consument nog geen deel van uit maakt maar in de
toekomst wel graag deel van wil uitmaken.
Symbolische groep: een groep waar positieven invloed van uitgaat en waar de consument
bij wil horen maar de kans er ooit deel uit van gaat maken klein is, Nederlands
elftal/Koningshuis.
Consumenten maken gebruik van referentiegroepen om: informatie te krijgen, om te
worden beloond of om straf te vermijden en om hun zelfbeeld te bevestigen of te
verbeteren.
Bandwagoneffect: naarmate meer mensen een product bezitten, de druk op de niet-
bezitters groter wordt om het ook aan te schaffen. Mensen willen niet achterblijven.
Veblen-effect: door aanschaffen van bepaalde producten probeert de consument indruk te
maken op zijn sociale omgeving. Om zo waardering te krijgen van de groep.
Snobeffect: dat een consument door aanschaffen van schaarse goederen zich onderscheidt
van de rest.
Informationele invloed: is sterker naarmate de informatie meer wordt gezien als relevant en
betrouwbaar, en de referentiegroep als geloofwaardig wordt beschouwd. De
geloofwaardigheid is groter naarmate er meer ervaring is met het product.
Normatieve invloed: wanneer referentiegroepen druk uit oefenen op hun leden om zich aan
hun geldende normen en waarden te houden. De invloed die d.m.v. beloning of straf kan
worden uitgeoefend is afhankelijk van: de macht van de groep, de waarneembaarheid van
het betreffende gedrag en de mate van belangrijkheid van de groep. De groep betreft dus
de- door het individu waargenomen – druk om zich te conformeren aan de groep waarvan
men deel uitmaakt.
Waarden expressieve invloed: heeft betrekking op het zelfbeeld van consumenten. Groepen
met een uitstraling van waarden die overeenkomt met het gewenste zelfbeeld van de
consument.
1
H6 Sociale context
6.1 Referentiegroepen
Een referentiegroep bestaat uit 2 of meer mensen die bepaalde opzichten van elkaar
afhankelijk zijn, bepaalde gemeenschappelijke uitgangspunten hebben en elkaar wederzijds
beïnvloeden. Een primaire groep is een groep waarmee een individu zich sterk persoonlijk
verbonden voelt en waarmee hij regelmatig contact heeft. Bij een secundaire groep is er
emotioneel gezien meer afstand.
In formele groepen weten de leden precies wat van hen wordt verwacht. Bij informele
groepen is dit niet het geval.
Consumenten worden het sterkst beïnvloed door kleine, primaire, informele groepen.
Normatieve referentiegroep: wanneer een individu zich globaal op alle normen en waarden
van een groep richt.
Comparatieve referentiegroep: een groep waarnaar een individu zich alleen voor specifieke
normen en waarden richt.
Dissociatieve groep: een groep waar negatieve invloed van uitgaat en waarvan de
consument zich graag wil onderscheiden.
Associatieve groep: een groep waar positieve invloed van uitgaat en waarvan de consument
zich er graag bij aan wil sluiten.
Aspiratiegroep: een groep waar de consument nog geen deel van uit maakt maar in de
toekomst wel graag deel van wil uitmaken.
Symbolische groep: een groep waar positieven invloed van uitgaat en waar de consument
bij wil horen maar de kans er ooit deel uit van gaat maken klein is, Nederlands
elftal/Koningshuis.
Consumenten maken gebruik van referentiegroepen om: informatie te krijgen, om te
worden beloond of om straf te vermijden en om hun zelfbeeld te bevestigen of te
verbeteren.
Bandwagoneffect: naarmate meer mensen een product bezitten, de druk op de niet-
bezitters groter wordt om het ook aan te schaffen. Mensen willen niet achterblijven.
Veblen-effect: door aanschaffen van bepaalde producten probeert de consument indruk te
maken op zijn sociale omgeving. Om zo waardering te krijgen van de groep.
Snobeffect: dat een consument door aanschaffen van schaarse goederen zich onderscheidt
van de rest.
Informationele invloed: is sterker naarmate de informatie meer wordt gezien als relevant en
betrouwbaar, en de referentiegroep als geloofwaardig wordt beschouwd. De
geloofwaardigheid is groter naarmate er meer ervaring is met het product.
Normatieve invloed: wanneer referentiegroepen druk uit oefenen op hun leden om zich aan
hun geldende normen en waarden te houden. De invloed die d.m.v. beloning of straf kan
worden uitgeoefend is afhankelijk van: de macht van de groep, de waarneembaarheid van
het betreffende gedrag en de mate van belangrijkheid van de groep. De groep betreft dus
de- door het individu waargenomen – druk om zich te conformeren aan de groep waarvan
men deel uitmaakt.
Waarden expressieve invloed: heeft betrekking op het zelfbeeld van consumenten. Groepen
met een uitstraling van waarden die overeenkomt met het gewenste zelfbeeld van de
consument.
1