Hoofdstuk 3: Aangrijpingspunten van geneesmiddelen
INLEIDING
Alle systemen in het lichaam zijn in evenwicht (bij een gezond persoon), dit evenwicht wordt
in stand gehouden door homeostase (=huishouding). Bv. het evenwicht tussen opbouw en
afbraak
Bij ziekte gaat dit evenwicht verstoord worden (=onevenwicht) -> corrigeren met
geneesmiddelen (genezen)
Verschillende bindingen tussen receptor en farmacon:
♦ Elektrostatische interacties
♦ Waterstofbruggen
♦ Van der Waals interacties
♦ Hydrofobe interacties
♦ Aromatische interacties
➔ hierdoor komt er een sterke en specifieke binding aan het doelwit
Geneesmiddelen kunnen op verschillende manieren interageren met doelwitten in de cel:
♦ Receptoren: steken door de cellulaire membraan (extracellulaire/intracellulaire
delen) -> moleculen communiceren met de binnenkant van de cel
♦ Ionkanalen: opgebouwd uit 1 of meerdere eiwitten en laat selectief ionen door
♦ Enzymen
♦ Carrier moleculen: moleculen kunnen de functie van vele cellulaire componenten, in
het cytosol en op het membraanoppervlak, beïnvloeden
INDELING OP BASIS VAN WERKINGSMECHANISME (MOA)
MOA = Mode Of Action - Hoe werkt het molecule of geneesmiddel?
1. Receptor-gemedieerde mechanisme
Receptoren kunnen:
♦ Membraangebonden proteïne zijn
♦ Intracellulaire proteïne zijn
♦ Geneesmiddelen of endogene (lichaamseigen) stoffen kunnen erop binden
(=liganden)
, Na binding ontstaat een geneesmiddel-receptorcomplex: D + R ⇌ DR (evenwicht)
Doorgeven van informatie via boodschappermoleculen
1) Neurotransmitters (vb. dopamine) -> snelle communicatie
De neurotransmitters worden vrijgegeven uit het presynaptisch gedeelte en komen
terecht in de synaptische spleet waarna ze met receptoren binden die zich bevinden
op het postsynaptische gedeelte
Eigenschappen:
● Plaatselijk vrijgesteld en kunnen niet ontsnappen
● Speciale bouw: synaps
● Werkt op korte afstand
Informatiestroom onderbreken na doorgave van informatie:
● Heropname van de neurotransmitter in het presynaptische gedeelte
(serotonine) -> remming door SSRI (selectieve serotonine reuptake inhibitor)
● Afbraak van de neurotransmitter (acetylcholine = ester van azijnzuur en
choline) -> inhibitie door het AChE-inhibitoren (acetylcholinesterase) zorgt
voor de hydrolyse van acetylcholine met vorming van choline en azijnzuur
2) Hormonen (vb. insuline) -> trage communicatie
Eigenschappen:
● Werken dikwijls op lange afstand maar ook korte
● Hormonen werken in op specifieke receptoren dus niet alles wat ze
‘aanraken’
● Ze worden vervoerd door de bloedbaan
INLEIDING
Alle systemen in het lichaam zijn in evenwicht (bij een gezond persoon), dit evenwicht wordt
in stand gehouden door homeostase (=huishouding). Bv. het evenwicht tussen opbouw en
afbraak
Bij ziekte gaat dit evenwicht verstoord worden (=onevenwicht) -> corrigeren met
geneesmiddelen (genezen)
Verschillende bindingen tussen receptor en farmacon:
♦ Elektrostatische interacties
♦ Waterstofbruggen
♦ Van der Waals interacties
♦ Hydrofobe interacties
♦ Aromatische interacties
➔ hierdoor komt er een sterke en specifieke binding aan het doelwit
Geneesmiddelen kunnen op verschillende manieren interageren met doelwitten in de cel:
♦ Receptoren: steken door de cellulaire membraan (extracellulaire/intracellulaire
delen) -> moleculen communiceren met de binnenkant van de cel
♦ Ionkanalen: opgebouwd uit 1 of meerdere eiwitten en laat selectief ionen door
♦ Enzymen
♦ Carrier moleculen: moleculen kunnen de functie van vele cellulaire componenten, in
het cytosol en op het membraanoppervlak, beïnvloeden
INDELING OP BASIS VAN WERKINGSMECHANISME (MOA)
MOA = Mode Of Action - Hoe werkt het molecule of geneesmiddel?
1. Receptor-gemedieerde mechanisme
Receptoren kunnen:
♦ Membraangebonden proteïne zijn
♦ Intracellulaire proteïne zijn
♦ Geneesmiddelen of endogene (lichaamseigen) stoffen kunnen erop binden
(=liganden)
, Na binding ontstaat een geneesmiddel-receptorcomplex: D + R ⇌ DR (evenwicht)
Doorgeven van informatie via boodschappermoleculen
1) Neurotransmitters (vb. dopamine) -> snelle communicatie
De neurotransmitters worden vrijgegeven uit het presynaptisch gedeelte en komen
terecht in de synaptische spleet waarna ze met receptoren binden die zich bevinden
op het postsynaptische gedeelte
Eigenschappen:
● Plaatselijk vrijgesteld en kunnen niet ontsnappen
● Speciale bouw: synaps
● Werkt op korte afstand
Informatiestroom onderbreken na doorgave van informatie:
● Heropname van de neurotransmitter in het presynaptische gedeelte
(serotonine) -> remming door SSRI (selectieve serotonine reuptake inhibitor)
● Afbraak van de neurotransmitter (acetylcholine = ester van azijnzuur en
choline) -> inhibitie door het AChE-inhibitoren (acetylcholinesterase) zorgt
voor de hydrolyse van acetylcholine met vorming van choline en azijnzuur
2) Hormonen (vb. insuline) -> trage communicatie
Eigenschappen:
● Werken dikwijls op lange afstand maar ook korte
● Hormonen werken in op specifieke receptoren dus niet alles wat ze
‘aanraken’
● Ze worden vervoerd door de bloedbaan