100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Psychopathologie Kind en Jeugd $5.74   Add to cart

Class notes

Samenvatting Psychopathologie Kind en Jeugd

3 reviews
 135 views  9 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Duidelijke aantekeningen van de collegestof van Psychopathologie Kind en Jeugd. Docente: Batstra. Incl plaatjes uit de sheets, oefenvragen voor het tentamen & notities wat belangrijk is voor het tentamen / stof die sowieso gevraagd wordt!

Preview 4 out of 46  pages

  • February 10, 2020
  • 46
  • 2019/2020
  • Class notes
  • Unknown
  • All classes

3  reviews

review-writer-avatar

By: willekesikken70 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: lotteleemhuis • 4 year ago

review-writer-avatar

By: corriedehaas • 4 year ago

avatar-seller
College 1: Inleiding en ADHD
Tentamen:
- 50 MC vragen
- Boek Verhulst: opgegeven hoofdstukken (20)
- Boek Laura Batstra: geheel (12)
- Artikelen (4)
- Collegestof (14)
- Aantal overkoepelende vragen
Wat is psychopathologie? Abnormaliteit definiëren op basis van:
- Statistische afwijking




Symptoomlijstjes, infrequentie.
Nadelen: scoren van gedragingen laat je de context buiten beschouwing. Zeldzaam gedrag hoeft
geen probleem te zijn.
- Mate van impairment = Impairment criterium in de DSM  nooit spreken van een psychiatrische
stoornis als er geen sprake is van disfunctioneren in het dagelijks leven!
Impairment criterium is ingevoerd door Big Al, hij is de voorzitter van DSM 4.
Nadelen: Niet objectief, wanneer functioneert iemand slecht genoeg om te mogen spreken van
een stoornis?
Impairment is niet altijd zichtbaar.
- Psychologische distress / ongelukkigheid  somberheid, geagiteerd, piekeren etc.
Nadelen: kinderen kunnen distress niet altijd verwoorden.
Gedragsproblemen gaan niet altijd samen met ervaren distress (het kind ziet niet zelf het
probleem, maar omgeving heeft wel last van het gedrag).
- Culturele afwijkingen  afwijken van maatschappelijke normen en waarden.
Nadeel: normen en waarden variëren per cultuur, maar DSM is een internationaal handboek en
wordt wereldwijd gebruikt.
- Rigiditeit / inflexibiliteit  terugkerende inflexibele gedachten en gedragingen in bijna alle
situaties.
Nadelen: rigiditeit en inflexibiliteit zijn vage en moeilijk te operationaliseren termen.
Te flexibel zijn is ook niet gezond.


DSM is gebaseerd op het medische model. Houd dat in je achterhoofd tijdens deze cursus. Hier wordt nog
op teruggekomen.

,De definities in de DSM zijn rekbaar, je kan ze strenger toepassen of breder toepassen. In de afgelopen
decennia lijkt het alsof ze breder worden toegepast. We spreken nu van lichtere problematiek al van een
stoornis. Maar, er zijn ook steeds meer psychiatrische stoornissen bijgekomen.

Aantal Prevalentie
stoornissen

DSM-I 1952 106

DSM-II 1968 182

DSM-III 1980 265 32% -> 48%
DSM-III-TR 1987 292

DSM-IV 1994 ca 300 Volwassenen stabiliseerde
Kinderen nam toe



DSM-5 2013 ca 400



Voorbeelden nieuwe stoornissen in de DSM 5: zijn dit wel echt psychiatrische problemen? Of misschien
meer een maatschappelijk probleem? Op een moment in het leven voldoet 1 op de 2 mensen in
Nederland aan een stoornis uit de DSM.

driftbuien Disruptive Mood Disregulation Disorder (DMDD)

Verzamelwoede Hoarding Disorder

Ouderdom Mild Neurocognitive Disorder (MND)  mensen die ouder zijn last hebben van
vergeetachtigheid

Overeten Binge Eating Disorder (BED)  1 x in de week jezelf overeten en je het gevoel hebt
tijdens het eten de controle kwijt te raken.

Menstruatie moods Pre Menstrual Dysphoric Disorder (PMDD)  rondom menstruatie chagrijnig en
stemmingswisselingen.

Hoe ontstaan DSM classificaties?
- BOSGAT = Bunch Of Guys Sitting Around A Table  Amerikaanse psychiaters, voornamelijk
mannen, discussiëren en stemmen over welke gedragingen in de DSM moeten worden
opgenomen en voortaan als een stoornis zouden moeten worden beschouwd.
- Tot 1973 stond homoseksualiteit in de DSM als een stoornis. Door protesterende mensenmassa’s
is dit eruit gehaald.
- Je kan de DSM ook lezen als omgekeerde etiquette. Alle gedragingen die we liever niet zien
worden hierin namelijk opgesomd. En dus ook, hoe je je wel moet gedragen.
Voordelen DSM:
- Communicatie over categorieën mogelijk

, - Onderzoek naar oorzakelijke factoren van omschreven stoornissen mogelijk
- Onderzoek naar effecten van verschillende behandelmethoden mogelijk
Nadelen DSM:
- Onduidelijk onderscheid tussen verschillende categorieën: veel co morbiditeit
- Onduidelijk onderscheid normaal vs. gestoord
- Niet iedereen past in een hokje
- Niet onafhankelijk  verstrengeling tussen kennis en macht. 70% van de taakgroep van de DSM-
5 heeft banden met de farmaceutische industrie. (zie hieronder)
- Reïficatie (zie hieronder)
Farmaceutische bedrijven:
- (jaarlijks inkomen ca 500 miljard  veel geld naar het onder de aandacht brengen van
stoornissen)
- Brengen websites in de lucht en sponsoren websites
- Sponsoren patiëntenverenigingen
- Sponsoren expert meetings
- Sponsoren experts die aan de DSM werken
- Sponsoren experts die aan richtlijnen werken
- Sponsoren wetenschappers voor onderzoek
- Betalen wetenschappers voor “voorlichting”
- Publiceren zelf onderzoek naar hun producten
- Betalen veel geld voor advertenties in wetenschappelijke tijdschriften en op websites
Reïficatie: filosofie en psychiatrie:
- Realisme / essentialisme: DSM classificaties komen overeen met een in de natuur bestaande
ordening  we hebben de stoornissen ontdekt
- Nominalisme: DSM classificaties zijn mensenwerk en dus arbitrair en kunstmatig  we hebben
de stoornissen gemaakt
- Pragmatisme: ‘Waar is wat werkt’  we hebben de stoornissen gemaakt op basis van wat we
zien
- Er was altijd een meer realisme benadering, maar nu is er steeds meer aandacht voor de
nominalisme benadering.
Reïficatie in de psychiatrie =
- Iets abstracts wordt iets concreets
- Een kunstmatige soort wordt een natuurlijke soort
- =
- Kunstmatige door mensen bedachte DSM categorieën worden gezien als door de natuur gegeven
ziektebeelden
Gevolgen van reïficatie in de psychiatrie:
- Overwaardering DSM-classificaties  Schijnverklaring, DBC, PGB, rugzakje
- Neiging tot cirkelredeneringen  Kinderen met ASS hebben meer sociale problemen
- Namen van categorieën aanzien voor oorzaken van ongewenste emoties/gedragingen
Misvatting 1: ADHD veroorzaakt hyperactiviteit, impulsiviteit en concentratieproblemen
- Naming versus explaining
- Hij is druk en ongeconcentreerd en dat noemen we ADHD
- Hij is druk en ongeconcentreerd door zijn ADHD

, - ADHD = een naam, een definitie.
Misvatting 2: Mensen met ADHD hebben afwijkende hersenen (kleinere hersendelen, minder
dopamine)




- Pas nádat de BOSGAT heeft besloten bepaald gedrag op te nemen in de DSM, worden deze
mensen in de hersenscan gelegd.
- Op groepsniveau kleine statistische verschillen, maar zo klein dat zij over het individu niets
zeggen. Dus wanneer je het omgekeerd zou doen, een kind onder de hersenscan leggen en op
basis daarvan beoordelen of het kind adhd zou hebben, de kans dat dit correct zou zijn, ligt 2
procent boven de gokkans. Verwaarloosbaar dus! Maar toch volledig in de media gepresenteerd!
Misvatting 3: ADHD zit voor 70-80% in de genen.
Zijn altijd gebasseerd op tweelingsstudies en adoptie studies. Maar daar mankeert nog wel eens wat aan,
want je kan de context nooit loskoppelen.
(uitleg van het boek: In voorlichtingsmateriaal wordt ADHD vaak omschreven als een zeer erfelijke
stoornis 70-80% erfelijk. Deze websites noemen alleen de uitkomsten van gezins-, tweeling- en
adoptiestudies. Een beperking van dit type studies is dat ze de invloed van genen en omgeving niet kunnen
scheiden. Moleculaire genetische studies kunnen dat wel, en uit deze onderzoeken blijkt dat alle
onderzochte genen die bij ADHD betrokken lijken te zijn samen minder dan 10% van het gedrag verklaren.
Eeneiige tweelingen vaker allebei ADHD dan twee-eiige tweelingen. Maar eeneiige tweelingen gemiddeld
een hechtere relatie, en worden door ouders gelijker behandeld dan twee-eiige tweelingen. Dit kan als
verklaring dienen waarom eeneiige tweelingen meer overeenkomstig gedrag vertonen. Bij adoptiestudies
geldt ook dat er geen onderscheid gemaakt is tussen erfelijke factoren en omgevingsinvloeden. In deze
studies kijkt men hoe vaak biologische ouders en adoptieouders van kinderen met ADHD ook aan de
criteria van ADHD voldoen. Het blijkt dat ADHD vaker voorkomt bij de biologische ouders dan
adoptieouders met ADHD. Een bevinding die niet verrast. Adoptieouders mogen pas na een strenge
selectie adopteren, terwijl biologische ouders van adoptiekinderen vaak juist kampen met problemen.
Opmerkelijk is dat dit lage percentage studies die het onderscheid tussen aanleg en omgeving veel beter
kunnen maken, in voorlichtingsmateriaal nauwelijks genoemd wordt. Dit leidt tot een wijdverbreide
overschatting van de rol van erfelijkheid bij ADHD met als mogelijk nadeel dat kinderen en de volwassenen
om hen heen de eigen invloed op het gedrag onderschatten.
- Moleculaire studies kunnen wel kijken naar het DNA, vaak enkel een paar procent.
- Vaak worden eerst de hoge percentages uit tweelingstudies genoemd, waarna een
indrukwekkende opsomming van bij ADHD betrokken genen volgt: TPH-2, SLC6A4, CHRNA4 and
GRIN2A. Dit wekt de suggestie dat bekend is dat deze genen ADHD verklaren, terwijl ze in
werkelijkheid heel zwak geassocieerd zijn met ADHD.

Misvatting 4: ADHD-medicatie biedt het kind op lange termijn voordeel.
- Medicatie effectief op de korte, niet op lange termijn (hooguit 2 jaar)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller murth_1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.74. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73091 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.74  9x  sold
  • (3)
  Add to cart