AK 2.1
Het ontstaan van de aarde
1. Ontstaan aarde alles was gloeiend heet.
2. Aarde koelt af: aardkorst, aardkern en aardkorst word gevormd.
3. Gevolg van de vulkanische activiteit: waterdamp en CO2 ontstaan in de atmosfeer.
4. Een groot deel van de waterdamp veranderde in water.
5. Langzaam kon je op de aarde leven
6. 3 miljard jaar geleden ontstonden bacteriën; die namen CO2 uit de atmosfeer op en gaven
zuurstof af.
De geologische geschiedenis
Het leven ontstond eerst allen uit bacteriën. Toen zijn er nieuwe levensvormen ontstaan:
weekdieren, schelpdieren, vissen, landplanten, reptielen, zoogdieren.
Zo is er een tijdschaal gemaakt:
1. Het Precambrium: BACTERIEN continenten verschenen, en de aarde bevroor meerder
keren, landoppervlak is kaal, leven alleen onder water, aan het einde ontstonden de eerste
levensvormen.
2. Het Paleozoïcum: TRIOBIETEN continenten schoven uit elkaar; toen voegde ze elkaar weer
toe: Pangea
3. Het Mesozoïcum: de planten-dierenwereld veranderde. DINO’S en TRIOBIETEN; Pangea valt
hier uit elkaar; huidige continenten ontstaan.
4. Het Kenozoïcum: ZOOGDIEREN hierin leven we nu. DINO’S gaan dood.
Een komen en gaan van soorten
5x verdwijnt er een groot deel van al het leven (massa-extincties). Mogelijke redenen;
Het werd kouden; grote delen werden met landijs bedekt en zeespiegel daalde.
De hoeveelheid CO2 nam af dus voedselketen raakten verstoord
Big Bang; heel veel sof, geen zonlicht, planten gaan dood.
2.2 Het dagboek van de aarde
Gesteenten en fossielen
Men weet meer over de aarde door; fossielen. Een fossiel is een versteend overblijfsel van een skelet
of een afdruk van een dier of plant. Elk leven wezen kan een op een manier gefossiliseerd worden.
Als het maar snel onder modder en zand wordt begraven. Gesteenten en fossielen geven veel
informatie over de omstandigheden en het klimaat van vroeger. Als je een laag kalksteen tegenkomt
dan weet je dat daar vroeger kalksteen skeletjes van zeedieren naar de bodem gezakt zijn. Er heeft
dus een zee gelegen.
Als je in kalksteen dan een fossiel van een amoniet vind weet je dat daar 65 tot 250 miljoen een zee
lag. Amonieten zijn namelijk gidsfossielen. Zij leefden in een korte tijd in een groot gebied. Hoe
korter een bepaalde soort leefde, hoe preciezer een gesteentelaag gedateerd kan worden.
Het ontstaan van de aarde
1. Ontstaan aarde alles was gloeiend heet.
2. Aarde koelt af: aardkorst, aardkern en aardkorst word gevormd.
3. Gevolg van de vulkanische activiteit: waterdamp en CO2 ontstaan in de atmosfeer.
4. Een groot deel van de waterdamp veranderde in water.
5. Langzaam kon je op de aarde leven
6. 3 miljard jaar geleden ontstonden bacteriën; die namen CO2 uit de atmosfeer op en gaven
zuurstof af.
De geologische geschiedenis
Het leven ontstond eerst allen uit bacteriën. Toen zijn er nieuwe levensvormen ontstaan:
weekdieren, schelpdieren, vissen, landplanten, reptielen, zoogdieren.
Zo is er een tijdschaal gemaakt:
1. Het Precambrium: BACTERIEN continenten verschenen, en de aarde bevroor meerder
keren, landoppervlak is kaal, leven alleen onder water, aan het einde ontstonden de eerste
levensvormen.
2. Het Paleozoïcum: TRIOBIETEN continenten schoven uit elkaar; toen voegde ze elkaar weer
toe: Pangea
3. Het Mesozoïcum: de planten-dierenwereld veranderde. DINO’S en TRIOBIETEN; Pangea valt
hier uit elkaar; huidige continenten ontstaan.
4. Het Kenozoïcum: ZOOGDIEREN hierin leven we nu. DINO’S gaan dood.
Een komen en gaan van soorten
5x verdwijnt er een groot deel van al het leven (massa-extincties). Mogelijke redenen;
Het werd kouden; grote delen werden met landijs bedekt en zeespiegel daalde.
De hoeveelheid CO2 nam af dus voedselketen raakten verstoord
Big Bang; heel veel sof, geen zonlicht, planten gaan dood.
2.2 Het dagboek van de aarde
Gesteenten en fossielen
Men weet meer over de aarde door; fossielen. Een fossiel is een versteend overblijfsel van een skelet
of een afdruk van een dier of plant. Elk leven wezen kan een op een manier gefossiliseerd worden.
Als het maar snel onder modder en zand wordt begraven. Gesteenten en fossielen geven veel
informatie over de omstandigheden en het klimaat van vroeger. Als je een laag kalksteen tegenkomt
dan weet je dat daar vroeger kalksteen skeletjes van zeedieren naar de bodem gezakt zijn. Er heeft
dus een zee gelegen.
Als je in kalksteen dan een fossiel van een amoniet vind weet je dat daar 65 tot 250 miljoen een zee
lag. Amonieten zijn namelijk gidsfossielen. Zij leefden in een korte tijd in een groot gebied. Hoe
korter een bepaalde soort leefde, hoe preciezer een gesteentelaag gedateerd kan worden.