Deze samenvatting gaat over:
De taalniveaus zoals morfologisch niveau, fonologisch niveau enz.
De taalprincipes zoals: Morfologisch principe, etymologisch principe
De taal strategieën.
Taalniveaus: Taal is opgebouwd uit verschillende elementen:
• Klanken
• Woorden
• Zinnen
• Teksten
Dit noemen we taalniveaus, je kunt op elk taalniveau kijken naar regels en
bijzonderheden
Morfologisch niveau: opbouw van woorden.
Morfeem = Het kleinste betekenisdragende element van een taal nog een
eigen betekenis
Vrije morfemen= paard, huis, klein
Gebonden morfemen= ig, heid. Woorden die altijd gekoppeld zijn aan
ander woord.
Achtervoegsels= gebonden morfemen achter aan het woord.
• Taalkunde, Sinterklaaslied, kampeerauto = samenstelling
• Liedje, talen = verbuiging
• Talig, onzeker= afleiding (vrij morfeem met gebonden morfeem)
• Loopt, fietste= vervoeging
• hapering = haper (vrij) + ing (gebonden)
• taalverwerving = taal (vrij) + ver (gebonden) + werv (vrij) +
ing (gebonden)
• duidelijk = duid (vrij) + e (overgangsklank) + lijk
(gebonden)
• gouden = goud (vrij) + en (gebonden)
• kelder = kelder (vrij)
• wervelend = wervel (vrij) + en (gebonden) + d (gebonden)
• handenbindertje = hand (vrij) + en (gebonden) + bind (vrij) + er
(gebonden) + tje (gebonden)
• uitdrukkingen = uit (vrij) + druk(k) (vrij) + ing (gebonden) +
en (gebonden)
• beïnvloedde = be (gebonden) + in (gebonden) + vloed (vrij)
+ de (gebonden)
Fonologisch niveau: uitspraak. (sch)
• Alliteratie = beginrijm. Zijn zeven zonen zongen..
, • Foneem = spraakklank. alle klanken bij de b van bak. Het heeft allemaal
dezelfde betekenis maar is waarschijnlijk een andere taal.
• Assimilatie = spraakklanken die elkaar beïnvloeden als ze na elkaar
worden uitgesproken.
Nestje nesju postzegel posegel maar ook
asbakazbak
Ik koop morgen een cadeautje voor haar.
, Syntactisch niveau: volgorde van woorden
• Op dit niveau beschrijven we de regels voor het combineren van woorden.
• Zin kan zijn: mededeling, vraag of bevel.
• Je kunt letten op woorden, woordgroepen, zinsdelen en zinstypen.
Homonieme zin = een zin met twee betekenissen
Eric zag het meisje met een nieuwe bril.
Ik zal dat haarfijn uitleggen.
Passieve zin: de handelende persoon word niet genoemd. Maar er staat door
Directe rede= zin met aanhalingstekens. Hij zei: ‘het sneeuwt buiten’
Indirecte rede= zin zonder aanhalingstekend en de zin word omschreven. hij zei
dat het buiten snee
Semantisch niveau: betekenis
• Fonemen, morfemen en zinnen zijn de bouwstenen van een taal.
• Semantisch niveau gaat over de betekenis van taal.
• Lexicale betekenis van een woord: te vinden in het woordenboek met
duidelijke omschrijving.
• Grammaticale betekenis van een woord: de functie die het woord heeft in
een zin, woord geeft een relatie aan. (omdat, want, van)
- Antoniemen: woorden met een tegengestelde betekenis (lang-kort). Vraag-
antwoord
- Synoniemen: twee woorden hebben dezelfde betekenis (bank – sofa) fiets-
rijwiel
- Eufemismen: bijzonder soort synoniemen: verzachtend….transpireren ipv
zweten.
- Hyponiemen: categorieën en subcategorieën: een bloemkool is een soort
groente
- Polysemie: een woord heeft meer betekenissen waar wel een relatie tussen
bestaat (kop)
- Homonymie: een woord heeft meer betekenissen, geen relatie (bank)
Pragmatisch niveau: gebruik
• Gaat niet over taalregels, maar over omgangsregels en sociale normen.
• Cultuurbepaald
• Nog weinig onderzoek naar gedaan
• Heel bepalend voor de communicatie
Orthografisch niveau: spelling
Homofonen= woorden met dezelfde uitspraak maar andere spelling. (paartje –
paardje)
Homografen= spelling van woorden gelijk maar andere uitspraak
Taalvariatie
- Regionale taalvariatie = zeeuws of brabants
- Sociale taalvariatie= sociolect voetbaltaal of jongerentaal
- Allochtone taalvariatie