Anatomie van de pols en hand
Gewrichtsanatomie
Distale Radio-Ulnaire gewricht (DRU-gewricht)
- Samen met proximale radio-ulnaire gewricht (PRU-gewricht) maakt dit gewricht pronatie en
supinatie van de onderarm mogelijk
- Radius concaaf, ulna convex
- Stabilisatie gewricht door
o Palmaire en dorsale ligamenten
o Triangulair Fibro-Cartilagineuze Complex (TFCC)
Grootste gewrichtscongruentie in neutraal
- Pijn in ruststand gewricht: probleem in gewricht
- Pijn in eindstand gewricht: ligamentair letsel
TFCC
- Ulnocarpale discus
- Homologe ulnocarpale meniscus
- Lig. Collaterale ulnare
- 6de extensorcompartiment (ECU)
o Peesschede en spier remmen supinatie af
- Ulnocarpale ligamenten
o Dorsale & palmaire radioulnaire ligamenten
▪ Ligamenten remmen pronatie af
o Lig. ulnolunate
o Lig. ulnotriquetrae
Art. Radiocarpea
= polsgewricht
Art. ellipsoidea
- Radius concaaf
, - Proximale rij van carpalia (scaphoid en lunatum) convex
Kracht doorgeven
- 80% door de radius
- 20% door de ulna
Variatie in ulna lengte
- Aangeboren of posttraumatisch
- Ulna - of ulna +
- Heeft invloed op de hoeveelheid krachten die er op radius en ulna werken
- Kan op lange termijn tot klachten van oa het TFCC leiden
Midcarpale gewricht
- Complexe geometrie
Radiaal: scaphoid – trapezium – trapezoideum
- Scaphoid licht convex
- Trapezium en trapezoideum licht concaaf
Midden: lunatum – capitatum
- Lunatum concaaf
- Capitatum convex
- Ball-and-socket joint
Ulnair: triquetrum – hamatum
- Triquetrum en hamatum hebben zowel concave als convexe stukken
- Helicoid-gevormd gewricht
,Hand
19 botstukken
- 14 phalangen en 5 metacarpalia
- Elk metacarpaal maakt verbinding met 3 phalangen (uitz duim: maar 2 phalangen)
- Enkele kleine sesamoid botjes in pezen van intrinsieke duimspieren
Carpometacarpale gewrichten (CMC): verbinding pols met hand
- Allen synoviale gewrichten
- CMC 1: aanzienlijke en complexe beweging mogelijk
- Ander CMC-gewrichten: nauwelijks beweging mogelijk
CMC 1: basis metacarpaal I – trapezium
- Gewrichtsoppervlak zadelvormig
- Coronale vlak: flexie en extensie
- Sagittale vlak: adductie en abductie
- Axiale rotatie: opponeren en reponeren
o Opponeren: palmaire abductie + flexie + pronatie
o Reponeren: palmaire adductie + extensie + supinatie
Metacarpophalangeale gewrichten (MCP)
- Caput van metacarpalia: biconvex
- Phalanx: biconcaaf
Actief: flexie-extensie en abductie-adductie
Passief: axiale rotatie
Gewrichtskapsel
- Volaire plaat (sterke fibrocartilagene plaat)
o Aanhechtingsplaats voor de A1-pulley (eerste annulaire pulley)
- Collaterale ligamenten (driehoekig): lig. collaterale proprius en lig. collaterale accessorius
o Lig. collaterale proprius komt op spanning in flexie
- Dorsale strekapparaat
PIP en DIP-gewrichten
Gewrichtskapsel
- Volaire plaat
o Aanhechtingsplaats voor de 3de en 5de annulaire pulley
- Collaterale ligamenten: lig. annulare proprius en accessorius
o Proprius: stabiliseert gewricht
o Accessorius: stabiliseert volaire plaat
, Musculatuur
Intrinsieke spieren: oorsprong en aanhechting in de hand
Extrinsieke spieren: oorsprong buiten de hand
Intrinsieke spieren
mm. lumbricales
- MCP-flexie
Nodig bij grijpen van voorwerpen
- PIP en DIP-extensie
- Oorsprong: m. flexor digitorum profundus
- Aanhechting op dorsale apparaat
- Lumbricales 1 en 2: unipenaat, bezenuwd door n. medianus
- Lumbricales 3 en 4: bipenaat, bezenuwd door n. ulnaris
mm. interossei dorsales en palmares
- 4 dorsale interossei: abductie metacarpalen, flexie MCP en extensie PIP en DIP
- 3 palmaire interossei: adductie, flexie MCP en extensie PIP en DIP
- Oorsprong tussen de metacarpalen
- Aanhechting op dorsale apparaat
- Bezenuwd door n. ulnaris