EXAMENVRAGEN
CELFYSIOLOGIE
2e bachelor BMW Universiteit Antwerpen
2018-2019
©Hanne De wael
1
,Chapter 2
Geef de algemene structuur van een fosfolipide en bespreek de asymmetrie in
lipide compositie van het celmembraan: hoe wordt dit gegenereerd en wat zijn
de implicaties.
Algemene structuur: amfipathisch met hydrofiele hoofd en hydrofobe vetzuurstaart, glycerol backbone
waarvan twee hydroxylgroepen vervangen zijn door vetzuren (staart) met een variabel aantal C-atomen
en dubbele bindingen en het derde hydroxylgroep vervangen is door een fosfaatgroep (hoofd).
Asymmetrie in lipide compositie van het celmembraan:
Kant van het membraan gericht naar het phosphatidylethanolamine en phosphatidylserine
cytoplasma (intracellulaire zijde)
Is vloeibaarder
Deels negatief geladen t.o.v. extracellulaire zijde
Extracellulaire zijde phosphatidylcholine en sfingomyeline
is minder vloeibaar
Ook zijn er locale concentraties van lipiden, cholesterol en proteïnen, genaamd lipid rafts. Deze
beïnvloeden de lokale vloeibaarheid, de membraanstijfheid en -rek en de concentraties van second
messengers op die plek in het membraan.
Hoe wordt dit gegenereerd: asymmetrie ontstaat door lipide separatie tijdens de biosynthese van
fosfolipiden in het ER en Golgi waarbij de verschillende soorten lipiden door de enzymen flippase en
floppase naar de juiste kant van het membraan getransloceerd worden (via flip-flop).
Implicaties:
-Asymmetrie beïnvloedt buiging en vloeibaarheid van het membraan (extracellulair stijver dan
intracellulaire zijde)
-intracellulaire zijde negatiever, reguleert juiste incorporatie van receptoren en andere membraan
proteïnen.
- Asymmetrie is nodig zodat de juiste fosfolipiden aan de intracellulaire zijde zitten voor interactie met
second messenger voor signaalcascades (=celrespons)
2
, Chapter 3
1) Bespreek de bimoleculaire reactie van ligand-receptor interactie, inclusief
concentratie-effect curve en betekenis/impact KD waarde en Hill nummer.
Voordat een molecule als een signaal kan dienen, moet het eerst binden aan een receptor. Er zijn 3
types van niet-covalente receptor-ligand interacties:
-ion binding
-vanderwaals binding
-waterstofbrug
Concentratie-effect curve is de relatie tussen de ligand concentratie [X] en het bijbehorende effect
(effect = hoeveel receptoren R er met het ligand X het complex RX vormen)
[X]
effect ~
[ X ]+ K D
Receptoren met een hoge affiniteit binden snel met een ligand tot een receptor-ligand-complex, en
hebben een trage ligand dissociatie => er is maar lage concentratie nodig om al groot effect te hebben;
Effect
[X] (mM)
Hill functie: logaritmische schaal van de concentratie-effect curve: geeft de K D waarde (of IC50 waarde)
weer
Effect RX
50% KD
[X] (mM)Log
schaal
KD = dissociatie constante = concentratie waarbij 50% van de receptoren gebonden zijn.
KD is representatief voor de affiniteit: hoe kleiner K D, hoe groter de affiniteit, hoe trager de
[ R ]∗[ X ]
dissociatiesnelheid, hoe langer complex RX blijft bestaan: K D =
[ RX]
Als de affiniteit van een receptor stijgt, wordt de concentratie bij K D-waarde lager en schuift de curve
naar links. (uitleg: er is bij hogere affiniteit maar een kleine concentratie [X] nodig om 50% van de RX
complexen te vormen, dit is snel voldaan)
Bij dalende affiniteit, grotere concentratie nodig en curve naar rechts.
3
CELFYSIOLOGIE
2e bachelor BMW Universiteit Antwerpen
2018-2019
©Hanne De wael
1
,Chapter 2
Geef de algemene structuur van een fosfolipide en bespreek de asymmetrie in
lipide compositie van het celmembraan: hoe wordt dit gegenereerd en wat zijn
de implicaties.
Algemene structuur: amfipathisch met hydrofiele hoofd en hydrofobe vetzuurstaart, glycerol backbone
waarvan twee hydroxylgroepen vervangen zijn door vetzuren (staart) met een variabel aantal C-atomen
en dubbele bindingen en het derde hydroxylgroep vervangen is door een fosfaatgroep (hoofd).
Asymmetrie in lipide compositie van het celmembraan:
Kant van het membraan gericht naar het phosphatidylethanolamine en phosphatidylserine
cytoplasma (intracellulaire zijde)
Is vloeibaarder
Deels negatief geladen t.o.v. extracellulaire zijde
Extracellulaire zijde phosphatidylcholine en sfingomyeline
is minder vloeibaar
Ook zijn er locale concentraties van lipiden, cholesterol en proteïnen, genaamd lipid rafts. Deze
beïnvloeden de lokale vloeibaarheid, de membraanstijfheid en -rek en de concentraties van second
messengers op die plek in het membraan.
Hoe wordt dit gegenereerd: asymmetrie ontstaat door lipide separatie tijdens de biosynthese van
fosfolipiden in het ER en Golgi waarbij de verschillende soorten lipiden door de enzymen flippase en
floppase naar de juiste kant van het membraan getransloceerd worden (via flip-flop).
Implicaties:
-Asymmetrie beïnvloedt buiging en vloeibaarheid van het membraan (extracellulair stijver dan
intracellulaire zijde)
-intracellulaire zijde negatiever, reguleert juiste incorporatie van receptoren en andere membraan
proteïnen.
- Asymmetrie is nodig zodat de juiste fosfolipiden aan de intracellulaire zijde zitten voor interactie met
second messenger voor signaalcascades (=celrespons)
2
, Chapter 3
1) Bespreek de bimoleculaire reactie van ligand-receptor interactie, inclusief
concentratie-effect curve en betekenis/impact KD waarde en Hill nummer.
Voordat een molecule als een signaal kan dienen, moet het eerst binden aan een receptor. Er zijn 3
types van niet-covalente receptor-ligand interacties:
-ion binding
-vanderwaals binding
-waterstofbrug
Concentratie-effect curve is de relatie tussen de ligand concentratie [X] en het bijbehorende effect
(effect = hoeveel receptoren R er met het ligand X het complex RX vormen)
[X]
effect ~
[ X ]+ K D
Receptoren met een hoge affiniteit binden snel met een ligand tot een receptor-ligand-complex, en
hebben een trage ligand dissociatie => er is maar lage concentratie nodig om al groot effect te hebben;
Effect
[X] (mM)
Hill functie: logaritmische schaal van de concentratie-effect curve: geeft de K D waarde (of IC50 waarde)
weer
Effect RX
50% KD
[X] (mM)Log
schaal
KD = dissociatie constante = concentratie waarbij 50% van de receptoren gebonden zijn.
KD is representatief voor de affiniteit: hoe kleiner K D, hoe groter de affiniteit, hoe trager de
[ R ]∗[ X ]
dissociatiesnelheid, hoe langer complex RX blijft bestaan: K D =
[ RX]
Als de affiniteit van een receptor stijgt, wordt de concentratie bij K D-waarde lager en schuift de curve
naar links. (uitleg: er is bij hogere affiniteit maar een kleine concentratie [X] nodig om 50% van de RX
complexen te vormen, dit is snel voldaan)
Bij dalende affiniteit, grotere concentratie nodig en curve naar rechts.
3
