4 havo hoofdstuk 3: reacties
Toetsvragen
1
Een stof bestaat uit geladen deeltjes en geleidt toch geen elektrische stroom. Hoe komt dat?
2
a Waarom geleidt een metaal altijd stroom?
b Waarom geleidt een moleculaire stof nooit stroom?
c Wat zijn de bouwstenen van een zout?
3
a Noem een overeenkomst en een verschil tussen een metaalrooster en een ionrooster.
b Waardoor wordt het verschil in hardheid van een metaal en een zout veroorzaakt?
4
a Hoe wordt een legering gemaakt?
b Staal breekt niet gemakkelijk, gietijzer wel. Leg aan de hand van het metaalrooster van staal en
gietijzer uit hoe dat komt.
5
Brons is een legering (alliage) van twee metalen die voornamelijk bestaat uit koper.
a Zoek in je Binas op welk ander metaal behalve koper, in brons aanwezig is.
Brons is minder buigzaam dan koper.
b Verklaar het verschil in buigzaamheid aan de hand van de metaalroosters van brons en koper.
6
Je kunt alle stoffen indelen in moleculaire stoffen, zouten en metalen.
Geef voor elke groep aan of de stoffen die ertoe behoren verbindingen en/of elementen zijn. Licht je
antwoord steeds toe met een voorbeeld.
7
Hieronder staan de namen en formules van een aantal stoffen.
1 koolstofdisulfide, CS2
2 calciumchloride, CaCl2
3 oliezuur, C18H34O2
4 koper, Cu
5 zwavel, S8
6 natriumfluoride, NaF
7 kalium, K
a Geef voor elke stof aan of het een moleculaire stof, een zout of een metaal is. Licht je antwoord
steeds toe.
b Geef voor elke stof aan of deze elektrische stroom geleidt en in welke fase dat gebeurt.
8
Freon is een stof met de formule CFCl3. Freon werd vroeger onder andere gebruikt als koelmiddel.
a Is freon een moleculaire stof? Licht je antwoord toe.
Het kookpunt van freon is 297 K. Het smeltpunt van freon is 163 K.
b In welke fase verkeert freon bij kamertemperatuur (20 C)?
c Verwacht je dat de temperatuur waarbij freon ontleedt hoger of lager zal zijn dan 297 K?
Motiveer je antwoord.
9
a Wat zijn bindingselektronen?
b Hoe komt een binding tussen twee atomen van een niet-metaal tot stand?
,Hieronder staan de formules van vier moleculen.
1 H2O2
2 N2.
3 CH4O
4 F2
c Hoe groot is de covalentie van elke atoomsoort uit deze moleculen?
d Laat aan de hand van de structuurformule van elk molecuul zien hoeveel bindingen erin
voorkomen.
e Geef per molecuul voor elke binding aan of het een gewone atoombinding of een polaire
atoombinding is. Licht je antwoord steeds toe.
f Geef per molecuul voor elke atoomsoort aan op welk edelgas het lijkt doordat het elektronen
deelt met één of meer andere atomen.
10
Hieronder staan vijf atomen.
1 Cl
2 Si
3 N
4 P
5 Se
a Leid de covalentie van deze vijf atomen af uit het periodiek systeem.
b Op welk edelgas lijkt elk van deze atomen als het gebonden is in een molecuul?
11
Hieronder staan niet-afgemaakte structuurformules van vier stoffen. Alleen de atoombindingen
(streepjes) ontbreken.
a Maak de structuurformules af.
b Geef de molecuulformule van elk van de vier verbindingen.
H H H H
H C O H Cl C C S C C Cl
O H H H H
methaanzuur mosterdgas
H H O H
H N C C O O C O
H
aminoethaanzuur koolstofdioxide
12
In sommige afbijtmiddelen zit de stof mesityloxide. Hieronder staat de onafgemaakte structuurformule
van mesityloxide.
a Neem de onafgemaakte structuurformule over en teken er de bindingen in.
b Hoe heten de bindingen die in een molecuul van de stof mesityloxide voorkomen?
H H H
H C C C C C H
H H C H O H
H
In een molecuul mesityloxide zijn twee polaire atoombinding aanwezig.
c Wanneer spreken we van een polaire atoombinding?
, d Geef in je structuurformule van vraag a aan welke twee bindingen polaire atoombindingen zijn.
Licht je antwoord toe.
13
Onder aan de opgave staat de structuurformule van cafeïne, maar niet alle bindingsstreepjes zijn erin
getekend.
a Neem de structuurformule over en maak deze af door op de juiste plaatsen één of meer
bindingsstreepjes erbij te tekenen.
b Geef de molecuulformule van cafeïne.
In een molecuul cafeïne zijn polaire atoombindingen aanwezig.
c Wanneer spreken we van een polaire atoombinding?
d Markeer in je structuurformule van vraag a elke polaire atoombinding. Licht je keuzes toe.
e Verwacht je dat cafeïne een elektrische stroom zal geleiden? Motiveer je antwoord.
Als je koffiezet, extraheer je een deel van de cafeïne uit de gemalen koffie.
f Worden de atoombindingen in cafeïne dan verbroken? Leg je antwoord goed uit.
14
Aspartaam is een zoetstof die als vervanger voor suiker wordt gebruikt.
a Onder aan de opgave staat de onvolledige structuurformule van aspartaam. Neem de
structuurformule over en teken de ontbrekende bindingen erbij.
b Geef de molecuulformule van aspartaam.
In een molecuul apartaam zijn polaire atoombindingen aanwezig.
c Wanneer spreken we van een polaire atoombinding?
d Markeer in je structuurformule van vraag a elke polaire atoombinding. Licht je keuzes toe.
e Verwacht je dat aspartaam een elektrische stroom zal geleiden? Motiveer je antwoord.
Toetsvragen
1
Een stof bestaat uit geladen deeltjes en geleidt toch geen elektrische stroom. Hoe komt dat?
2
a Waarom geleidt een metaal altijd stroom?
b Waarom geleidt een moleculaire stof nooit stroom?
c Wat zijn de bouwstenen van een zout?
3
a Noem een overeenkomst en een verschil tussen een metaalrooster en een ionrooster.
b Waardoor wordt het verschil in hardheid van een metaal en een zout veroorzaakt?
4
a Hoe wordt een legering gemaakt?
b Staal breekt niet gemakkelijk, gietijzer wel. Leg aan de hand van het metaalrooster van staal en
gietijzer uit hoe dat komt.
5
Brons is een legering (alliage) van twee metalen die voornamelijk bestaat uit koper.
a Zoek in je Binas op welk ander metaal behalve koper, in brons aanwezig is.
Brons is minder buigzaam dan koper.
b Verklaar het verschil in buigzaamheid aan de hand van de metaalroosters van brons en koper.
6
Je kunt alle stoffen indelen in moleculaire stoffen, zouten en metalen.
Geef voor elke groep aan of de stoffen die ertoe behoren verbindingen en/of elementen zijn. Licht je
antwoord steeds toe met een voorbeeld.
7
Hieronder staan de namen en formules van een aantal stoffen.
1 koolstofdisulfide, CS2
2 calciumchloride, CaCl2
3 oliezuur, C18H34O2
4 koper, Cu
5 zwavel, S8
6 natriumfluoride, NaF
7 kalium, K
a Geef voor elke stof aan of het een moleculaire stof, een zout of een metaal is. Licht je antwoord
steeds toe.
b Geef voor elke stof aan of deze elektrische stroom geleidt en in welke fase dat gebeurt.
8
Freon is een stof met de formule CFCl3. Freon werd vroeger onder andere gebruikt als koelmiddel.
a Is freon een moleculaire stof? Licht je antwoord toe.
Het kookpunt van freon is 297 K. Het smeltpunt van freon is 163 K.
b In welke fase verkeert freon bij kamertemperatuur (20 C)?
c Verwacht je dat de temperatuur waarbij freon ontleedt hoger of lager zal zijn dan 297 K?
Motiveer je antwoord.
9
a Wat zijn bindingselektronen?
b Hoe komt een binding tussen twee atomen van een niet-metaal tot stand?
,Hieronder staan de formules van vier moleculen.
1 H2O2
2 N2.
3 CH4O
4 F2
c Hoe groot is de covalentie van elke atoomsoort uit deze moleculen?
d Laat aan de hand van de structuurformule van elk molecuul zien hoeveel bindingen erin
voorkomen.
e Geef per molecuul voor elke binding aan of het een gewone atoombinding of een polaire
atoombinding is. Licht je antwoord steeds toe.
f Geef per molecuul voor elke atoomsoort aan op welk edelgas het lijkt doordat het elektronen
deelt met één of meer andere atomen.
10
Hieronder staan vijf atomen.
1 Cl
2 Si
3 N
4 P
5 Se
a Leid de covalentie van deze vijf atomen af uit het periodiek systeem.
b Op welk edelgas lijkt elk van deze atomen als het gebonden is in een molecuul?
11
Hieronder staan niet-afgemaakte structuurformules van vier stoffen. Alleen de atoombindingen
(streepjes) ontbreken.
a Maak de structuurformules af.
b Geef de molecuulformule van elk van de vier verbindingen.
H H H H
H C O H Cl C C S C C Cl
O H H H H
methaanzuur mosterdgas
H H O H
H N C C O O C O
H
aminoethaanzuur koolstofdioxide
12
In sommige afbijtmiddelen zit de stof mesityloxide. Hieronder staat de onafgemaakte structuurformule
van mesityloxide.
a Neem de onafgemaakte structuurformule over en teken er de bindingen in.
b Hoe heten de bindingen die in een molecuul van de stof mesityloxide voorkomen?
H H H
H C C C C C H
H H C H O H
H
In een molecuul mesityloxide zijn twee polaire atoombinding aanwezig.
c Wanneer spreken we van een polaire atoombinding?
, d Geef in je structuurformule van vraag a aan welke twee bindingen polaire atoombindingen zijn.
Licht je antwoord toe.
13
Onder aan de opgave staat de structuurformule van cafeïne, maar niet alle bindingsstreepjes zijn erin
getekend.
a Neem de structuurformule over en maak deze af door op de juiste plaatsen één of meer
bindingsstreepjes erbij te tekenen.
b Geef de molecuulformule van cafeïne.
In een molecuul cafeïne zijn polaire atoombindingen aanwezig.
c Wanneer spreken we van een polaire atoombinding?
d Markeer in je structuurformule van vraag a elke polaire atoombinding. Licht je keuzes toe.
e Verwacht je dat cafeïne een elektrische stroom zal geleiden? Motiveer je antwoord.
Als je koffiezet, extraheer je een deel van de cafeïne uit de gemalen koffie.
f Worden de atoombindingen in cafeïne dan verbroken? Leg je antwoord goed uit.
14
Aspartaam is een zoetstof die als vervanger voor suiker wordt gebruikt.
a Onder aan de opgave staat de onvolledige structuurformule van aspartaam. Neem de
structuurformule over en teken de ontbrekende bindingen erbij.
b Geef de molecuulformule van aspartaam.
In een molecuul apartaam zijn polaire atoombindingen aanwezig.
c Wanneer spreken we van een polaire atoombinding?
d Markeer in je structuurformule van vraag a elke polaire atoombinding. Licht je keuzes toe.
e Verwacht je dat aspartaam een elektrische stroom zal geleiden? Motiveer je antwoord.