Het perifere apparaat
de weg die het aflegt:
1) hoofdbeweging
2) perifeer in het binnenoor
3) naar n. vestibulocochlearis
4) vestibulaire kernen in hersenstam
5) info gaat naar cerebellum voor controle
6) info wordt afgewogen en hersenen en er komt een reactie van blik stabiliteit en
posturale controle
→ beide zijn reflexmatig
meerderheid eindigt in de kernen in de basis van het 4e ventrikel, sommige lopen
door naar het cerebellum voor houdingen, locomotie, oriëntatie en blikstabilisatie.
in vestibulaire nuclei: samenkomst van vestibulaire, visuele en
somatosensorische info - info wordt gebruikt voor het kunnen aannemen en
handhaven van houdingen, locomotie, spatiale oriëntatie en blikstabilisatie
in os petrosum: vliezig vestibulair labyrint dat bestaat uit 5 structuren
- 3 semi- circulaire kanalen (horizontaal, anterieur, posterieur) = SCC
- 2 otolietorganen haarcellen: (de sacculus en utriculus)
● als de endolymfe stroom beweegt naar de kinocilium⇒ excitatie
● als de endolymfe stroom weg beweegt naar de kinocilium⇒ inhibitie
● utriculus= horizontaal bv in een auto zitten
● sacculus= verticaal bv in een lift staan
De kanalen staan loodrecht tegenover elkaar en worden opgedeeld in paren:
● Horizontaal L+ R → 30°
○ Anterieur L en posterieur R
○ Anterieur R en posterieur L
otolietorganen reageren op lineaire versnellingen en statische hoofd tilt
- otoconia (calciumcarbonaatkristallen)
→hierop zitten sensorische haarcellen verankerd
n. vestibularis superior innerveert anterieur en horizontaal SCC + de utriculus
n. vestibularis inferior innerveert posterieure SCC + sacculus
Centrale vestibulaire systeem
1
, - verbindingen binnen in de hersenstam:
● het RM
● cerebellum
● formatio reticularis
● thalamus
● cerebrale vestibulaire cortex
-afferente banen eindigen id vestibulaire nuclei id hersenstam en worden verbonden met 2
belangrijke banen:
1) de tractus vestibulospinalis medialis → hoofdpositie
2) de tractus vestibulospinalis lateralis → posturale stabiliteit en is verbonden
met n. oculomotorius (III), de n. trochlearis (IV) en de n. abducens (VI)
voor blikstabilisatie
Het cerebellum is het controleorgaan en zorgt voor: coördinatie
aanhouden van een houding aanpassing
van vestibulaire reflexen
Vestibulair systeem
functie: registreren angulaire versnellingen
SCC zijn gevuld met endolymfe: beweegt vrij in elk kanaal
als reactie op de richting van de angulaire hoofdrotatie
SCC eindigen in een ampulla
- bevat cupula (= gelatineuze massa die haarcellen bevat)
- haarcellen zijn geordend volgens grootte: grootste = kinocilium
werking: beweging → endolymfe doet haarcellen afbuigen met de
stroom mee
→ stroom in richting van kinocilium: excitatie (depolarisatie)
→ stroom weg van kinocilium (=deflectie): inhibitie (hyperpolarisatie)
elk SCC reageert het best op bewegingen in het eigen vlak ->
de paren vertonen een push and-pull mechanisme
- wanneer hoofd naar rechts draait, zullen haarcellen in het rechtse horizontale
SCC geëxciteerd worden, terwijl haarcellen in het linker HSCC geïnhibeerd
worden. !!
⇒ aansturen van oogbewegingen als reactie op hoofdbewegingen
Legende afkortingen/symbolen figuren: LVST = lateral vestibulo-spinal tracts; MVST = Medial vestibulo-spinal tracts; III, IV, VI,
VIII = nuclei overeenstemmende craniale zenuwen; VOR = Vestibulo-oculaire reflex; VSR = Vestibulospinale Reflex; VCR =
Vestibulo-collischereflex.
2
de weg die het aflegt:
1) hoofdbeweging
2) perifeer in het binnenoor
3) naar n. vestibulocochlearis
4) vestibulaire kernen in hersenstam
5) info gaat naar cerebellum voor controle
6) info wordt afgewogen en hersenen en er komt een reactie van blik stabiliteit en
posturale controle
→ beide zijn reflexmatig
meerderheid eindigt in de kernen in de basis van het 4e ventrikel, sommige lopen
door naar het cerebellum voor houdingen, locomotie, oriëntatie en blikstabilisatie.
in vestibulaire nuclei: samenkomst van vestibulaire, visuele en
somatosensorische info - info wordt gebruikt voor het kunnen aannemen en
handhaven van houdingen, locomotie, spatiale oriëntatie en blikstabilisatie
in os petrosum: vliezig vestibulair labyrint dat bestaat uit 5 structuren
- 3 semi- circulaire kanalen (horizontaal, anterieur, posterieur) = SCC
- 2 otolietorganen haarcellen: (de sacculus en utriculus)
● als de endolymfe stroom beweegt naar de kinocilium⇒ excitatie
● als de endolymfe stroom weg beweegt naar de kinocilium⇒ inhibitie
● utriculus= horizontaal bv in een auto zitten
● sacculus= verticaal bv in een lift staan
De kanalen staan loodrecht tegenover elkaar en worden opgedeeld in paren:
● Horizontaal L+ R → 30°
○ Anterieur L en posterieur R
○ Anterieur R en posterieur L
otolietorganen reageren op lineaire versnellingen en statische hoofd tilt
- otoconia (calciumcarbonaatkristallen)
→hierop zitten sensorische haarcellen verankerd
n. vestibularis superior innerveert anterieur en horizontaal SCC + de utriculus
n. vestibularis inferior innerveert posterieure SCC + sacculus
Centrale vestibulaire systeem
1
, - verbindingen binnen in de hersenstam:
● het RM
● cerebellum
● formatio reticularis
● thalamus
● cerebrale vestibulaire cortex
-afferente banen eindigen id vestibulaire nuclei id hersenstam en worden verbonden met 2
belangrijke banen:
1) de tractus vestibulospinalis medialis → hoofdpositie
2) de tractus vestibulospinalis lateralis → posturale stabiliteit en is verbonden
met n. oculomotorius (III), de n. trochlearis (IV) en de n. abducens (VI)
voor blikstabilisatie
Het cerebellum is het controleorgaan en zorgt voor: coördinatie
aanhouden van een houding aanpassing
van vestibulaire reflexen
Vestibulair systeem
functie: registreren angulaire versnellingen
SCC zijn gevuld met endolymfe: beweegt vrij in elk kanaal
als reactie op de richting van de angulaire hoofdrotatie
SCC eindigen in een ampulla
- bevat cupula (= gelatineuze massa die haarcellen bevat)
- haarcellen zijn geordend volgens grootte: grootste = kinocilium
werking: beweging → endolymfe doet haarcellen afbuigen met de
stroom mee
→ stroom in richting van kinocilium: excitatie (depolarisatie)
→ stroom weg van kinocilium (=deflectie): inhibitie (hyperpolarisatie)
elk SCC reageert het best op bewegingen in het eigen vlak ->
de paren vertonen een push and-pull mechanisme
- wanneer hoofd naar rechts draait, zullen haarcellen in het rechtse horizontale
SCC geëxciteerd worden, terwijl haarcellen in het linker HSCC geïnhibeerd
worden. !!
⇒ aansturen van oogbewegingen als reactie op hoofdbewegingen
Legende afkortingen/symbolen figuren: LVST = lateral vestibulo-spinal tracts; MVST = Medial vestibulo-spinal tracts; III, IV, VI,
VIII = nuclei overeenstemmende craniale zenuwen; VOR = Vestibulo-oculaire reflex; VSR = Vestibulospinale Reflex; VCR =
Vestibulo-collischereflex.
2
