100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Uitgebreide samenvatting meten en observeren (UA schakelprogramma)

Rating
5.0
(1)
Sold
1
Pages
82
Uploaded on
11-09-2024
Written in
2023/2024

Met behulp van deze samenvatting behaalde ik 17/20

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
September 11, 2024
Number of pages
82
Written in
2023/2024
Type
Summary

Subjects

Content preview

METEN EN OBSERVEREN
Inhoudsopgave
1 operationaliseren.............................................................................................................................................................2
1.1 Concept → conceptuele definitie → operationele definitie........................................................................................2
1.2 Meten Van concept naar meten…..............................................................................................................................4
1.3 Wanneer meten we goed?.........................................................................................................................................4
1.4 Welke tools tot meten hebben we?...........................................................................................................................5
2 observeren.......................................................................................................................................................................6
2.1 Waarom observeren?................................................................................................................................................6
2.2 Vormen van observeren............................................................................................................................................6
2.3 Gestructureerde observatie: van observatie naar scores............................................................................................7
2.4 Betrouwbaarheid bij observatiestudies...................................................................................................................11
2.5 Validiteit..................................................................................................................................................................12
2.6 Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid nagaan............................................................................................................13
2.7 Voorbeelden uit les..................................................................................................................................................21
3 Toetsen..........................................................................................................................................................................22
3.1 Taxonomie van toetsen...........................................................................................................................................22
3.2 Gesloten toetsen.....................................................................................................................................................23
3.3 Parallelle toetsen.....................................................................................................................................................23
3.4 Testtheorie..............................................................................................................................................................24
3.5 Klassieke testtheorie (KTT).......................................................................................................................................25
3.6 Item Respons Theorie (IRT)......................................................................................................................................33
3.7 En wat met open vragen….......................................................................................................................................45
3.8 Extra….....................................................................................................................................................................46
4 Vragenlijsten..................................................................................................................................................................47
4.1 Van concepten naar items.......................................................................................................................................47
4.2 Vragenlijstontwikkeling: inductief versus deductief.................................................................................................50
4.3 Factoranalyse..........................................................................................................................................................51
4.4 Betrouwbaarheidsanalyse.......................................................................................................................................64
4.5 Het cognitief proces achter het invullen van ene vragenlijst....................................................................................69
5 Validiteit in een breder plaatje.......................................................................................................................................72
5.1 Validiteit van meetinstrumenten.............................................................................................................................72
5.2 Geschiedenis van validiteit......................................................................................................................................72
5.3 Hedendaagse kijk op validiteit: argument-gebaseerde benadering..........................................................................74
5.4 Vijf validatie-stappen ~ interpretatie gebruiksargument..........................................................................................76
5.5 Van interpretatie-gebruiksargument naar validiteitsargument................................................................................77
5.6 Definities.................................................................................................................................................................80
6 voorbeeldvragen............................................................................................................................................................81




1

,1 OPERATIONALISEREN
1.1 Concept → conceptuele definitie → operationele
definitie
Concepten
 Concept = algemeen aanvaarde collectie van betekenissen of karakteristieken van gebeurtenissen, objecten,
situaties en gedrag
 Conceptualiseren = beschrijven van concept a.d.h.v. karakteristieken/betekenissen (eventueel obv theorie)
 Gebruik concepten: om kennis te ontwikkelen en om info te communiceren;
nood aan gemeenschappelijke basis om op terug te vallen
 Ontstaan => als we gebeurtenissen, objecten, situaties en gedrag kunnen groeperen ontstaat een concept
 Gebruik: we hanteren van woorden om concepten te identificeren
 tastbaar
 bv: concept ‘tafel’. Tafels zijn er in allerlei vormen en kleuren, maar ze delen ook gemeenschappelijke kenmerken waardoor we erover
eens zijn dat het ‘tafels’ zijn (bv: oppervlak dat ondersteunt wordt)
 bv: concept ‘lerende’. We zouden het erover eens kunnen zijn dat we alle mensen die actief nieuwe informatie verwerken of
nieuwevaardigheden inoefenen als een ‘lerende’ beschouwen

Constructen
 constructen = abstracte concepten (concepten kunnen variëren in abstractieniveau)
 ze zijn immers abstract = concepten die we als onderzoeksgemeenschap construeren, maar die niet tastbaar zijn
; bestaan enkel in onze “verbeelding”
 bv abstractere concepten: motivatie, intelligentie, leiderschap of leeropvattingen => constructen
 bv ‘motivatie’ niet letterlijk vastpakken (wel een construct), een tafel/mens/trein of zelfs een lerende wel (geen construct)


belang → onderzoekers moeten goed omschrijven/afbakenen wat ze precies wel/niet verstaan in hun onderzoek
onder een bepaald construct/concept (ernstige taak = helderheid scheppen!)
=> duidelijk maken hoe onderzoek al dan niet aansluit bij bestaand onderzoek (zodat men jouw werk
eventueel kan relateren aan voorhanden kennisbasis)
→ voor eenzelfde construct/concept kan een onderzoeker en verschillende conceptuele definities gebruiken
→ in wetenschappelijk werk vind je de conceptuele definities tegen in ‘conceptueel kader’ of ‘theoretisch kader’
bv twee verschillende conceptuele definities voor het concept ‘lerende’: Wat de ene onderzoeker als ‘lerende’ ziet, hoeft niet overeen te
stemmen met het beeld daarover van een andere onderzoeker. Voor de ene onderzoeker vallen daar misschien enkel en alleen mensen onder die
een formeel leertraject volgen, al dan niet in het leerplichtonderwijs of al dan niet op de werkplek. Een andere onderzoeker bekijkt het misschien
wat ruimer en vat onder het concept ‘lerende’ elke mens die op een bepaald moment (hoe kort of occasioneel het ook is) nieuwe informatie aan
het verwerven is en/of die een nieuwe vaardigheid inoefent.

Conceptuele definities vormen een eerste afbakening…
… daarmee nog niet duidelijk hoe je deze concepten of constructen in je onderzoek gaat meten
… ook operationele definitie nodig
operationele definitie = hierin leg je vast hoe je een bepaald concept/construct meetbaar maakt
operationaliseren = meetbaar maken van concept = vertalen van (abstract) concept in wijze waarop je het wenst te meten;
activiteit waarbij je een conceptuele definitie vertaalt naar bijvoorbeeld items op een vragenlijst

Bepaling soort concept: concreet versus abstract + enkelvoudig (unidimensioneel) versus meervoudig (meerdere dimensies)




2

,Opmerking: abstracte zaken met meerdere componenten zijn vaak moeilijkst te operationaliseren…
Vb: “onderpresteren van leerkrachten”
 Abstract: je kan heel veel verschillende antwoorden hierop krijgen (tafel is vb van concreet)
 Meervoudig: heeft meerdere subdimensies (bv geen lesvoorbereidingen, …) en is dus niet unidimensioneel

bv Gender:
1. Een conceptuele afbakening erin kan bestaan dat we in ons onderzoek enkel interesse hebben in de biologische betekenis van het
concept ‘gender’: mannen hebben een XY-chromosoom en vrouwen een XX-chromosoom
2. Vervolgens stelt zich de vraag hoe we dit gaan meten in ons onderzoek. Bevragen we de deelnemers aan de studie naar hun geslacht?
Doen we een geslachtstest voor elk van de deelnemers aan de hand van een DNA-onderzoek? Of, vertrouwen we blindelings op onze
eigen observatie en bepalen we zelf welk geslacht een deelnemer heeft? Dit zijn vragen naar hoe we het concept operationeel gaan
definiëren in het onderzoek
 Concept = gender
 Conceptuele definitie = biologische betekenis, mannen hebben een XY-chromosoom en vrouwen een XX-chromosoom
 Operationele definitie = DNA/vragenlijst/observatie

bv Expertise: veel onderzoek dat zich toelegt op hoe expertise zich ontwikkelt. Een van belangrijkste is Ericcson: definieert expertise als de mate
waarin een persoon systematisch goed/uitzonderlijk presteert in verschillende vergelijkbare situaties. Deze conceptuele definitie zet de bakens uit
om effectief over te gaan naar het meten van expertise. Door het opnemen van de zinssnede ‘de mate van’ geeft Ericcson aan dat expertise in
verschillende maten voor kan komen, gaande van een zeer beperkte mate tot hoge mate van expertise. Om expertise te meten is het bovendien
ook noodzakelijk om grip te krijgen op hoe systematisch iemand uitzonderlijk presteert

bv studiesucces:
 Concept = GPA, studierendement (aantal behaalde studiepunten na semester 1), drop-out
 Conceptuele definite = aantal behaalde studiepunten na eerste semester
 Operationele definitie = percentage, vragenlijst, zelfinschatting, studentennummers, cijfers
vragen aan faculteit

voorbeeld helpt om verder te duiden hoe we vanuit conceptuele definitie naar operationele definitie gaan…
Stel dat je wil meten of profvoetballers in meerdere of mindere mate expert zijn in strafschoppen nemen.
In feite wil je dan nagaan of een profvoetballer systematisch uitzonderlijk presteert in het nemen van
strafschoppen.
→ “expertise” drukt uit dat je ervan uitgaat dat een expert strafschopnemer zeer vaak succesvol een strafschop zal nemen.
→ Dit is nog geen operationele definitie => dienen dit nog verder te denken naar keuze in hoe we dit uiteindelijk gaan meten.
o We kunnen 25 keer naar een leeg doel laten schieten en tellen hoe vaak hij de bal in het doel trapt, je kan historische data
ontginnen en in allerlei archieven uitpluizen hoeveel van de strafschoppen die een
voetballer nam effectief binnen werden getrapt, tellen hoe vaak voetballer erin
slaagt een strafschop te scoren met een zeer goede doelman in het doel, ….
o Al deze keuzes leiden telkens tot een andere operationele definitie van het concept
‘expertise in strafschoppen nemen’
 Concept = expertise, bv. strafschoppen nemen
 Conceptuele definitie = de mate waarin een persoon systematisch goed (of zelfs uitzonderlijk)
presteert in verschillende vergelijkbare situaties
 Operationele definitie = 25 keer naar een leeg doel schieten en tellen / historische data van
aantal strafschoppen in carrière tellen en dan kijken hoeveel er effectief binnen zijn /




Stappenplan operationaliseren complexere concepten
 Stap 1: Conceptuele definitie
 Stap 2: Omschrijven van deelaspecten
 Stap 3: Keuze van de relevante aspecten
 Stap 4: Relevante aspecten vertalen in
observeerbare indicatoren
 Stap 5: Indicatoren omzetten in richtlijnen tot
registratie
 Stap 6: Operationaliseren

3

, Persoonlijkheid
 Concept = persoonlijkheid
 Conceptuele definitie = de persoonlijkheid van een persoon is de
omschrijving van persoon door middel van psychologische trekken, ...
 Operationele definitie = vragenlijst/observatie




1.2 Meten Van concept naar meten…..
Meten = breed begrip
= vanuit een vaststelling naar het toekennen van een waarde gaan
Meten van variabelen
=> één of andere wijze van een concept naar (een reeks van) variabelen zullen gaan (= operationaliseren)
=> na de operationalisering kan je zowel numerieke als categorische (nominaal/ordinale) variabele krijgen


1.3 Wanneer meten we goed?
Als onderzoeker ben je verantwoordelijk om:
1. voldoende helderheid te brengen in hoe je je concepten hebt gemeten
2. te onderbouwen waarom je denkt dat dit een goede wijze is van meetbaar maken gegeven de onderzoeksvraag
waarin je geïnteresseerd bent
wanneer is een concept goed gemeten?
 kwaliteitscriteria om uitspraken te doen over de operationalisatie van concepten
 validiteit en betrouwbaarheid = kader om keuzes te maken in het proces van operationaliseren en te evalueren
hoe goed we erin slagen om de bewuste concepten te meten
VALIDITEIT = weet wat je meet
 interpretatie en conclusies die we obv instrument/methode trekken kunnen in meer/mindere mate valide
DUS kenmerk van wat je als onderzoeker doet met de resultaten
 Validiteit is geen kenmerk van instrument/methode (“valide instrument” → gaat erover hoe je er mee omgaat)
 = argument-gebaseerdebenadering van Kane
o taak als onderzoeker om goed onderbouwde set argumenten te geven (=evidentie) waarom je als
onderzoeker vindt dat bepaalde beslissingen en conclusies valide zijn, gegeven het instrument dat je
hanteerde → link tussen meting en conclusie
bv: Welbevinden van leerkrachten
 duikt in literatuur en vind vragenlijst die precies vragen bevat die jij kan kaderen vanuit conceptuele afbakening ‘welbevinden van
leerkrachten’. Dit onderzoek is uitgevoerd in Zweden en onderzoekers geven aan dat dit een hoge mate van betrouwbaarheid vertoont
en dat hoge mate constructvaliditeit heeft. Je zou kunnen berusten en stellen dat instrument een goed instrument is om te hanteren en
schrijven “we hanteerden een gevalideerde vragenlijst”. Dit is een v van validiteit als kenmerk van het instrument opzich
 Echter Kane bepleit dat je als onderzoeker moet onderbouwen waarom het gebruik van die vragenlijst in jouw onderzoek leidt tot
terechte uitspraken. In deze laatste benadering moet jij als onderzoeker aantonen en evidentie verzamelen om je punt te maken.
o empirische evidentie (bewijs gebaseerd op feiten/vaststellingen), logische evidentie, evidentie uit eerder onderzoek
o Het feit dat in eerder onderzoek de vragenlijst z’n meerwaarde heeft getoond, is één stukje evidentie. Maar het is meer
overtuigend indien je meer evidentie verzamelt en dan voornamelijk over die aspecten die meest cruciaal zijn in je argumentatie.
o Zo zou je bijvoorbeeld zelf onderzoek kunnen uitzetten naar hoe respondenten de vertaalde vragenlijst interpreteren tijdens het
invullen. Is dit nog wel in lijn met hoe het bedoeld was?
4
$12.77
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached


Also available in package deal

Reviews from verified buyers

Showing all reviews
3 days ago

5.0

1 reviews

5
1
4
0
3
0
2
0
1
0
Trustworthy reviews on Stuvia

All reviews are made by real Stuvia users after verified purchases.

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
StudentUantwerpenOOW Universiteit Antwerpen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
95
Member since
1 year
Number of followers
2
Documents
20
Last sold
1 week ago

5.0

11 reviews

5
11
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions