Samenvatting Micro-economie Midterm (per 1.1 2019/2020)
H1. Analyseren van economische problemen
1.1 Waarom micro-economie?
Economie is de wetenschap die zich bezig houdt met het inzetten van schaarse middelen zodat mensen in hun
behoeften kunnen voorzien.
Exogene variabelen komen van buiten het model (= inkomen) en endogene variabelen zijn de variabelen die
het model wil uitleggen (uitgaven aan eten)
1.2 Drie analytische tools
1. Optimaliseren onder nevenvoorwaarden
Belangrijkste techniek bij consumentenkeuze en producentenkeuze
Consument: “een consument kiest de beste beschikbare bundel”
beste bundels: wat wil je consumeren? (voorkeuren) = doelfunctie
beschikbare bundels: wat kan je consumeren (budget, tijd etc.) = nevenvoorwaarde
Marginale analyse
= “hoeveel” wordt bepaald door de waarde en kosten van de laatste (extra) eenheid
2. Evenwichtsanalyse
In een evenwicht is er voor individuen geen reden om een andere keuze te maken. In een markt komt
evenwicht tot stand door prijzen.
Als markten in evenwicht zijn dan kan het wenselijk zijn om in te grijpen (bijv. door de overheid)
Voorbeeld: - Externaliteiten (bijv. vervuiling)
- Ongelijkheid
- Marktmacht
Equilibrium = optimale situatie
3. Comparatieve statica
Vergelijken van cijfer voor en na een verandering; analyse gebruikt om te onderzoeken hoe een verandering in
een exogene variabele het niveau van een endogene variabele in een economisch systeem zal beïnvloeden.
1.3 Positieve en normatieve analyse
Positieve analyse: beschrijvend, verklaren van gedrag wat je ziet, voorspellingen doen o.b.v. waargenomen
gedrag, in principe is er een verifieerbaar juist antwoord
hoe hoog moet een co2heffing zijn om de co2uitstoot met 20% te reduceren?
Normatieve analyse: voorschrijvend, wat zouden individuen moeten doen? Wat is het beste om te doen en wat
beschouwen we als het ‘beste’? In deze vragen staat vaak het woord “best(e)”.
H2 VRAAG- EN AANBODCURVES
2.1 Vraag, aanbod en markt equilibrium
Vraag en aanbod
, Standaard model
Volledige mededinging: 1. Vrije toe- en uittreding
2. Homogeen product
3. Alle partijen volledig geïnformeerd (transparant)
4. Geen partij kan de prijs beïnvloeden
Vraagkant: Consumenten
- Direct, eindproduct (bijv. bier)
- Indirect, ingrediënt (bijv. hop)
Marktvraag hangt af van:
I Prijs van het goed
II Preferenties van consumenten
III Budget/inkomen van consumenten
IV Prijzen van andere/complementaire/substitutie goederen
Aanbodkant (Producenten) hangt af van:
- Prijs van het goed
- Productiemiddelen (technologie)
- Prijzen van productiefactoren
De (markt)vraagcurve geeft het verband weer tussen de vraag naar een goed (Qd, horizontale as) en
de prijs van het goed (P, verticale as). Alle andere factoren blijven constant (a.k.a ceteris paribus). Q=0
“choke price”
Vraag
De wet van de vraag: ceteris paribus is de gevraagde hoeveelheid van een product negatief afhankelijk van de
prijs van het product zelf. De vraagcurve verloopt dus dalend. Uitzonderingen: hele luxe kleren, medicijnen,
hele dure wijn, deze goederen kennen een positief verband tussen prijs en gevraagd hoeveelheid.
Prijsverandering verandering langs de curve
Verandering van een andere factor (= exogene variabele) dan de prijs van het goed verschuiving van de
curve. Dit kan door bijvoorbeeld bepaalde marketingactiviteiten, verandering van inkomen etc.
Substituten en complementen
Het effect een prijstoename van een ander goed kan zowel positief of negatief.
- Substituten: wanneer de prijs van het ene goed stijgt, stijgt de vraag naar het andere goed
(bier vs. Wijn)
- Complementair: wanneer de prijs van het ene goed stijgt, daalt de vraag naar het andere goed
(patat vs. mayo)
Aanbodcurve
De aanbodcurve geeft het verband weer tussen het aanbod (Qs) en de prijs (P) van het goed.
De wet van het aanbod: ceteris paribus is de aangeboden hoeveelheid van een product positief afhankelijk van
de prijs van het product. De aanbodcurve verloopt dus altijd stijgend.
Prijsverandering: verandering langs de curve
Verandering van een andere factor (exogene variabele) dan de prijs van het goed: verschuiving van de curve.
Als de prijs groter is dan de evenwichtsprijs, is er sprake van een aanbodoverschot > neerwaartse druk
Als de prijs lager is dan de evenwichtsprijs, is er sprake van een vraagoverschot
Verandering van de vraag- en/of aanbodcurve
Toename in de vraag vraagcurve verschuift naar recht
- Nieuw evenwicht
- Evenwichtsprijs stijgt
H1. Analyseren van economische problemen
1.1 Waarom micro-economie?
Economie is de wetenschap die zich bezig houdt met het inzetten van schaarse middelen zodat mensen in hun
behoeften kunnen voorzien.
Exogene variabelen komen van buiten het model (= inkomen) en endogene variabelen zijn de variabelen die
het model wil uitleggen (uitgaven aan eten)
1.2 Drie analytische tools
1. Optimaliseren onder nevenvoorwaarden
Belangrijkste techniek bij consumentenkeuze en producentenkeuze
Consument: “een consument kiest de beste beschikbare bundel”
beste bundels: wat wil je consumeren? (voorkeuren) = doelfunctie
beschikbare bundels: wat kan je consumeren (budget, tijd etc.) = nevenvoorwaarde
Marginale analyse
= “hoeveel” wordt bepaald door de waarde en kosten van de laatste (extra) eenheid
2. Evenwichtsanalyse
In een evenwicht is er voor individuen geen reden om een andere keuze te maken. In een markt komt
evenwicht tot stand door prijzen.
Als markten in evenwicht zijn dan kan het wenselijk zijn om in te grijpen (bijv. door de overheid)
Voorbeeld: - Externaliteiten (bijv. vervuiling)
- Ongelijkheid
- Marktmacht
Equilibrium = optimale situatie
3. Comparatieve statica
Vergelijken van cijfer voor en na een verandering; analyse gebruikt om te onderzoeken hoe een verandering in
een exogene variabele het niveau van een endogene variabele in een economisch systeem zal beïnvloeden.
1.3 Positieve en normatieve analyse
Positieve analyse: beschrijvend, verklaren van gedrag wat je ziet, voorspellingen doen o.b.v. waargenomen
gedrag, in principe is er een verifieerbaar juist antwoord
hoe hoog moet een co2heffing zijn om de co2uitstoot met 20% te reduceren?
Normatieve analyse: voorschrijvend, wat zouden individuen moeten doen? Wat is het beste om te doen en wat
beschouwen we als het ‘beste’? In deze vragen staat vaak het woord “best(e)”.
H2 VRAAG- EN AANBODCURVES
2.1 Vraag, aanbod en markt equilibrium
Vraag en aanbod
, Standaard model
Volledige mededinging: 1. Vrije toe- en uittreding
2. Homogeen product
3. Alle partijen volledig geïnformeerd (transparant)
4. Geen partij kan de prijs beïnvloeden
Vraagkant: Consumenten
- Direct, eindproduct (bijv. bier)
- Indirect, ingrediënt (bijv. hop)
Marktvraag hangt af van:
I Prijs van het goed
II Preferenties van consumenten
III Budget/inkomen van consumenten
IV Prijzen van andere/complementaire/substitutie goederen
Aanbodkant (Producenten) hangt af van:
- Prijs van het goed
- Productiemiddelen (technologie)
- Prijzen van productiefactoren
De (markt)vraagcurve geeft het verband weer tussen de vraag naar een goed (Qd, horizontale as) en
de prijs van het goed (P, verticale as). Alle andere factoren blijven constant (a.k.a ceteris paribus). Q=0
“choke price”
Vraag
De wet van de vraag: ceteris paribus is de gevraagde hoeveelheid van een product negatief afhankelijk van de
prijs van het product zelf. De vraagcurve verloopt dus dalend. Uitzonderingen: hele luxe kleren, medicijnen,
hele dure wijn, deze goederen kennen een positief verband tussen prijs en gevraagd hoeveelheid.
Prijsverandering verandering langs de curve
Verandering van een andere factor (= exogene variabele) dan de prijs van het goed verschuiving van de
curve. Dit kan door bijvoorbeeld bepaalde marketingactiviteiten, verandering van inkomen etc.
Substituten en complementen
Het effect een prijstoename van een ander goed kan zowel positief of negatief.
- Substituten: wanneer de prijs van het ene goed stijgt, stijgt de vraag naar het andere goed
(bier vs. Wijn)
- Complementair: wanneer de prijs van het ene goed stijgt, daalt de vraag naar het andere goed
(patat vs. mayo)
Aanbodcurve
De aanbodcurve geeft het verband weer tussen het aanbod (Qs) en de prijs (P) van het goed.
De wet van het aanbod: ceteris paribus is de aangeboden hoeveelheid van een product positief afhankelijk van
de prijs van het product. De aanbodcurve verloopt dus altijd stijgend.
Prijsverandering: verandering langs de curve
Verandering van een andere factor (exogene variabele) dan de prijs van het goed: verschuiving van de curve.
Als de prijs groter is dan de evenwichtsprijs, is er sprake van een aanbodoverschot > neerwaartse druk
Als de prijs lager is dan de evenwichtsprijs, is er sprake van een vraagoverschot
Verandering van de vraag- en/of aanbodcurve
Toename in de vraag vraagcurve verschuift naar recht
- Nieuw evenwicht
- Evenwichtsprijs stijgt