Persoonlijkheidsleer
HC 1 introductie en leertheoretische benadering
Ieder mens beschikt over een eigen karakter, wat zo individueel is als een
vingerafdruk. Psychologie omvat een groot gebied met verschillende benaderingen
om dit te verklaren.
Verschillende benaderingen
- Leertheoretische benadering
- Cognitieve benadering
- Humanistische benadering
- Psychoanalytische benadering
- Systeembenadering
50 mc vragen. 10 vragen per benadering, 5 van ene boek, 5 van het ander.
Leertheorie
- De leertheorie is een psychologische theorie over de wijze waarop mensen
associaties leggen tussen stimuli
- Belangrijke leertheoretische concepten zijn klassieke en operante
conditionering.
Klassiek conditioneren
Voedsel in de mond van de hond (OCS) lokt automatisch een OCR uit, namelijk
kwijlen. Na systematisch koppelen van de bel (CS) aan het voedsel (OCS) kan ook
alleen de bel (CS) kwijlen oproepen. Het kwijlen wordt daarmee verder typen
Operant conditioneren
Leren van een verband tussen wat een organisme doet (gedrag) en wat er als
resultaat op volgt. Iets wat je zelf doet, wat heeft dat voor gevolg.
Instrumenteel conditioneren
Thorndike: wet van het effect
Gedrag dat tot aangename uitkomsten leidt zal in frequentie toe nemen, terwijl
gedrag dat tot onaangename uitkomsten leidt in frequentie af zal nemen
S= discriminatieve prikkel of situatie
R= respons
O= uitkomst (outcome)
Leren
Appetitief leren (conditioneren) – aangenaam leren (voedsel, geld, alcohol)
Aversief leren (conditioneren) – onaangenaam leren (little albert, bankoverval)
Positieve 1 en negatieve bekrachtiging 2 gedrag neemt toe
Positieve 3 en negatieve straf 4 gedrag neemt af
1 gedrag heeft aangename consequenties (honger, eten, geen honger)
, 2 gedrag leidt ertoe dat iets negatiefs uit blijft (vermijdingsgedrag) (niet naar school
gaan, ander vragen om aantekeningen door te sturen)
3 gedrag heeft negatieve consequenties (je leert niet voor een toets, en haalt een
onvoldoende)
4 gedrag leidt tot het verliezen van iets aangenaams (je gaat uit, maar je vriendin
vind dit niet leuk en je krijgt ruzie)
Bekrachtigingsschema’s
Het aanleren van nieuw gedrag wordt het snelst geleerd door veelvuldig te belonen.
Wanneer het gedrag er eenmaal in zit kan het beste zo ‘nu en dan’, op een
onvoorspelbare manier, beloond worden.
Twee factoren theorie
Combinatie van klassiek en operant conditioneren
Klassiek conditioneren ontstaan angst
Operant conditioneren voortbestaan van angst
HC 2 cognitieve benadering
Een belangrijke veronderstelling in cognitieve theorieën over persoonlijkheidsleer is
dat individuele verschillen voortkomen uit de wijze waarop mensen informatie
selecteren en verwerken
De cognitieve psychologie bestudeert psychische verschijnselen met modellen
waarin de informatieverwerking een centrale rol speelt. Het brein wordt daarbij soms
vergeleken met de computer
Daarnaast bestudeert de cognitieve psychologie ook emoties, motieven, gedrag en
lichamelijke gewaarwordingen
Behavioristen waren bang dat onderzoek naar mentale processen een terugval was
naar de tijd van Freud: onbewuste processen waren empirisch niet te toetsen
Albert Ellis (1913) en Aaron Beck (1921) stelden dat neurotische problemen, zoals
depressie, konden worden veroorzaakt door onlogische, irrationele opvattingen.
Ellis & Beck ontwikkelende in 1962 een cognitieve therapie waarbij Ellis vooral
aandacht had voor irrationele gedachtes. Beck formuleerde een theorie die
specifieke cognitieve karakteristieken van verschillende vormen van
psychopathologie veronderstelde.
Veel voorkomende irrationeel gedachten:
- Het is noodzakelijk dat iedereen mij aardig vindt
- Ik moet alles goed doen
- Ik heb geen invloed op mijn emoties
- Ik word bepaald door mijn verleden.
RET (rationeel-emotieve therapie)
Ellis ontwikkelde, binnen zijn RET het ABC schema om irrationele gedachten op te
sporen.
HC 1 introductie en leertheoretische benadering
Ieder mens beschikt over een eigen karakter, wat zo individueel is als een
vingerafdruk. Psychologie omvat een groot gebied met verschillende benaderingen
om dit te verklaren.
Verschillende benaderingen
- Leertheoretische benadering
- Cognitieve benadering
- Humanistische benadering
- Psychoanalytische benadering
- Systeembenadering
50 mc vragen. 10 vragen per benadering, 5 van ene boek, 5 van het ander.
Leertheorie
- De leertheorie is een psychologische theorie over de wijze waarop mensen
associaties leggen tussen stimuli
- Belangrijke leertheoretische concepten zijn klassieke en operante
conditionering.
Klassiek conditioneren
Voedsel in de mond van de hond (OCS) lokt automatisch een OCR uit, namelijk
kwijlen. Na systematisch koppelen van de bel (CS) aan het voedsel (OCS) kan ook
alleen de bel (CS) kwijlen oproepen. Het kwijlen wordt daarmee verder typen
Operant conditioneren
Leren van een verband tussen wat een organisme doet (gedrag) en wat er als
resultaat op volgt. Iets wat je zelf doet, wat heeft dat voor gevolg.
Instrumenteel conditioneren
Thorndike: wet van het effect
Gedrag dat tot aangename uitkomsten leidt zal in frequentie toe nemen, terwijl
gedrag dat tot onaangename uitkomsten leidt in frequentie af zal nemen
S= discriminatieve prikkel of situatie
R= respons
O= uitkomst (outcome)
Leren
Appetitief leren (conditioneren) – aangenaam leren (voedsel, geld, alcohol)
Aversief leren (conditioneren) – onaangenaam leren (little albert, bankoverval)
Positieve 1 en negatieve bekrachtiging 2 gedrag neemt toe
Positieve 3 en negatieve straf 4 gedrag neemt af
1 gedrag heeft aangename consequenties (honger, eten, geen honger)
, 2 gedrag leidt ertoe dat iets negatiefs uit blijft (vermijdingsgedrag) (niet naar school
gaan, ander vragen om aantekeningen door te sturen)
3 gedrag heeft negatieve consequenties (je leert niet voor een toets, en haalt een
onvoldoende)
4 gedrag leidt tot het verliezen van iets aangenaams (je gaat uit, maar je vriendin
vind dit niet leuk en je krijgt ruzie)
Bekrachtigingsschema’s
Het aanleren van nieuw gedrag wordt het snelst geleerd door veelvuldig te belonen.
Wanneer het gedrag er eenmaal in zit kan het beste zo ‘nu en dan’, op een
onvoorspelbare manier, beloond worden.
Twee factoren theorie
Combinatie van klassiek en operant conditioneren
Klassiek conditioneren ontstaan angst
Operant conditioneren voortbestaan van angst
HC 2 cognitieve benadering
Een belangrijke veronderstelling in cognitieve theorieën over persoonlijkheidsleer is
dat individuele verschillen voortkomen uit de wijze waarop mensen informatie
selecteren en verwerken
De cognitieve psychologie bestudeert psychische verschijnselen met modellen
waarin de informatieverwerking een centrale rol speelt. Het brein wordt daarbij soms
vergeleken met de computer
Daarnaast bestudeert de cognitieve psychologie ook emoties, motieven, gedrag en
lichamelijke gewaarwordingen
Behavioristen waren bang dat onderzoek naar mentale processen een terugval was
naar de tijd van Freud: onbewuste processen waren empirisch niet te toetsen
Albert Ellis (1913) en Aaron Beck (1921) stelden dat neurotische problemen, zoals
depressie, konden worden veroorzaakt door onlogische, irrationele opvattingen.
Ellis & Beck ontwikkelende in 1962 een cognitieve therapie waarbij Ellis vooral
aandacht had voor irrationele gedachtes. Beck formuleerde een theorie die
specifieke cognitieve karakteristieken van verschillende vormen van
psychopathologie veronderstelde.
Veel voorkomende irrationeel gedachten:
- Het is noodzakelijk dat iedereen mij aardig vindt
- Ik moet alles goed doen
- Ik heb geen invloed op mijn emoties
- Ik word bepaald door mijn verleden.
RET (rationeel-emotieve therapie)
Ellis ontwikkelde, binnen zijn RET het ABC schema om irrationele gedachten op te
sporen.