Fysiologie GI-stelsel
2. Mond en slokdarm
2.1 Kauwen
Doel:
o Verkleinen voedselcomponenten
o Mengen met speeksel
Vb cellulose moet mechanisch afgebroken w want kan niet verteren
Speeksel ≠ noodzakelijk voor voedselvertering
In rust: tonus ingesteld door kaaksluiters (tanden van elkaar en mond dicht)
Eten OO mucosa -> reflex hersenstam -> relaxatie kaaksluiters + contractie kaakopeners -> mond open -> druk
↓ -> reset van kaakopeners- en sluiters -> mond sluit
Inhibitie -> kauwen no voedsel, niet super hard bijten
o Als opeens harde brok -> pijn want niet op voorbereid
2.2 Slikken
2.2.1 Centra en effectoren
3 fasen:
o Orale fase:
Mond ->> keel, oiv wil
Spieren = dwarsgestreept
Corticaal slik centrum (nucl ambiguus, willekeurig deel n. vagus)
o Pharyngeale- / keelfase:
Keel ->> oesophagus
Onomkeerbaar, slikreflex wordt sws uitgelokt
V in keelholte ↓ -> druk in keelholte ↑ -> voortduwen spijsbal
Bulbair slikcentrum (nucl dorsalis)
->> motorneuronen -> activatie effectorspieren
->> ademhalingscentrum -> ademhaling inhiberen
o Oesofagiale-/ slokdarmfase:
Oesophagus ->> maag
Onomkeerbaar
Slikcentrum heeft vagale en niet-vagale nuclei
Vagaal kan willekeurig of niet-willekeurig zijn
2.2.2 Mechanismen van slikken
Orale fase
o Mond dicht + tong drukt tegen tanden -> voedsel ->> boven en achter
o Verhoogde orale druk door contractie mondbodemspieren + druk tong tegen palatum
Pharyngeale fase
o Samentrekken keelbogen -> zonder epiglottis niet meer verslikken dan met
o Strottenhoofd ->> boven en achter
o Neusholte afgesloten door zacht verhemelte en uvula
o Contractie stembandspieren
o Dichtslaan epiglottis
, o Relaxatie bovenste oesofagiale sfincter
Oesphagale fase
o Vagovagale reflex -> openen bovenste oesophagale sfincter nog voor voedsel toekomt
o Intrinsieke peristaltiek niet zo goed ontwikkeld als in darm
o Peristaltiek tijdens slikken: extrinsiek
Bulbair slikcentrum ->> dwarsgestreepte (prox 1/3) en longitudinale (dist 2/3 oesoph)
Relaxatie onderste oesophagale sfincter (bulbair centrum, vagale activatie of NANC, NO of VIP)
NANC = non-adrenerge non-cholinerge neuronen
Ftie bovenste slokdarmsfincter: lucht ->> maag
Ftie onderste slokdarmsfincter en hoek van His: reflux
Oesphagale manometrie: druk in slokdarm meten
o Tonus bovenste slokdarmsfincter w neurogeen geregeld (verdwijnt na denervatie)
No: rusttonus (voorkomt aerofagie)
Als beschadigd -> lagere tonus
o Intraoesophagale druk ≈ druk in thorax
o Tonus onderste slokdarsfincter is myogeen (verdwijnt niet na denervatie)
Transcient lower oesophageal sphincter relaxations (TLOSR)
o Geen reactie op slikken-> beetje reflux maag ->> oesophagus
o Slokdarm vangt dit op door secundaire contracties
o Bij veel voorkomen: oesophagus kan niet compenseren -> reflux
o Behandeling: maagzuurremmers (maagzuur onderdrukken)
Oesophagale contracties
o Primaire contracties
Deel van slikken
Sequentieel
Effect van transport hangt af van bolus en persoon
“Water proof” werkt ook bij handstand in de juiste richting
o Secundaire contracties
Reactie op prikkeling mucosa in slokdarm
Sequentieel
Cf supra
Niet door pharyngeale fase
o Tertiaire contracties
= ongewenste slokdarmcontracties, soort spasme reactie (vb drinken ijskoud water)
Niet door pharyngeale fase
Niet sequentieel
En bloc contractie van spieren
Achalasie
o Vaak verward met reflux
o Drukgolf te klein en onderste slokdarmsfincter opent moeilijk -> voedsel blijft in slokdarm zitten
o Primaire contracties verstoord door dysftionele myenterische plexus
o Behandelen: ballonnetje opent onderste slokdarmsfincter
Pt voor de rest van leven maagzuurremmers
2.2.3 Speekselproductie (salivation)
Secretoire cellen liggen rond lumen (= acinus) en w gemodificeerd door afvoerwegen
3 grote speekselklieren (parotis, submandibulaire en sublinguale) (95% speeksel)
o Parotis: sereus (waterig)
, o Sublinguale: muceus
o Submandibulaire: serieus en muceus
Salivon: secreterend deel
Acinus: afvoerend deel (ductus) en productie ew’en
o Mucine glycoproteïnen (glijmiddel), amylase, lipase en kallikreïne
(vasodilatatie van speekselklieren) antimicrobiële activiteit
Muceuze klier: afgeplatte kern
Sereuze klier: ronde kern
Contractie myo-epitheliale cellen -> secreet in lumen geduwd
2.2.3.1 Samenstelling van speeksel
Basale speekselsecretie: H₂O en NaCl (hypotoon, tijdens niet-eten)
o H₂O en NaCl w terug opgenomen
Gestimuleerde speekselsecretie (bij voedsel zien of ruiken -> speekselprod ↑)
o Onvoldoende tijd voor reabsorptie H₂O en NaCl
o Isotoon, verhoogde pH door HCO₃⁻ secretie
Enzymen pancreas = noodzakelijk voor vertering
Kallikreïne (deel van speeksel) ->> interstitium bij ↑ speekselsecretie -> omzetting globuline w-> bradikinine (=
bel vasodilatator) -> ↑ speekselsecretie
Speeksel bevat ook inflammatoire componenten (zie gebruik bij testen ziekte)
2.2.3.2 Functie van speeksel
Enzymen (verwaarloosbare ftie bij vertering)
o Amylase (α1,4bindingen) (kan eventueel klein beetje helpen bij vertering zetmeel)
o Lipase
Muceuze glycoproteïnen: lubrificatie -> gemakkelijker slikproces
Hygiëne >>>>
o Preventie van tandbederf
o Behoud bacteriële flora in mond (bact infecties id mond kan -> uitstellen operatie)
o Doorspoelen van achtergebleven voedsel
o HCO₃⁻ buffer tegen organische zuren
Stemvorming en vochtbalans
Smaakvorming
Xerostomie (= droge mond) -> chronische infecties slijmvlies en tandbederf
Onvoldoende vochtinname: snel droge mond -> hypothalamus dorstgevoel
2.2.3.3 Regulatie van speekselvorming
Door autonoom zst
PS
o Stimuleert speekselvorming (en kallikreïne)
o Inn ook bv’en van speekselklieren via ACh en VIP (enige bv’en die PS Inn zijn)
o Patho PS -> ↓ speekselsecretie -> droge mond
Beh door muscarine agonisten of cholinergica
Anticholinergica -> droge mond
OS
o Kleine stimulatie speekselsecretie
o Geen invloed als deze wegvalt
o Stimulatie acinus (β-recept)
o Stimulatie bloedvaten (α-recept) -> VC
2. Mond en slokdarm
2.1 Kauwen
Doel:
o Verkleinen voedselcomponenten
o Mengen met speeksel
Vb cellulose moet mechanisch afgebroken w want kan niet verteren
Speeksel ≠ noodzakelijk voor voedselvertering
In rust: tonus ingesteld door kaaksluiters (tanden van elkaar en mond dicht)
Eten OO mucosa -> reflex hersenstam -> relaxatie kaaksluiters + contractie kaakopeners -> mond open -> druk
↓ -> reset van kaakopeners- en sluiters -> mond sluit
Inhibitie -> kauwen no voedsel, niet super hard bijten
o Als opeens harde brok -> pijn want niet op voorbereid
2.2 Slikken
2.2.1 Centra en effectoren
3 fasen:
o Orale fase:
Mond ->> keel, oiv wil
Spieren = dwarsgestreept
Corticaal slik centrum (nucl ambiguus, willekeurig deel n. vagus)
o Pharyngeale- / keelfase:
Keel ->> oesophagus
Onomkeerbaar, slikreflex wordt sws uitgelokt
V in keelholte ↓ -> druk in keelholte ↑ -> voortduwen spijsbal
Bulbair slikcentrum (nucl dorsalis)
->> motorneuronen -> activatie effectorspieren
->> ademhalingscentrum -> ademhaling inhiberen
o Oesofagiale-/ slokdarmfase:
Oesophagus ->> maag
Onomkeerbaar
Slikcentrum heeft vagale en niet-vagale nuclei
Vagaal kan willekeurig of niet-willekeurig zijn
2.2.2 Mechanismen van slikken
Orale fase
o Mond dicht + tong drukt tegen tanden -> voedsel ->> boven en achter
o Verhoogde orale druk door contractie mondbodemspieren + druk tong tegen palatum
Pharyngeale fase
o Samentrekken keelbogen -> zonder epiglottis niet meer verslikken dan met
o Strottenhoofd ->> boven en achter
o Neusholte afgesloten door zacht verhemelte en uvula
o Contractie stembandspieren
o Dichtslaan epiglottis
, o Relaxatie bovenste oesofagiale sfincter
Oesphagale fase
o Vagovagale reflex -> openen bovenste oesophagale sfincter nog voor voedsel toekomt
o Intrinsieke peristaltiek niet zo goed ontwikkeld als in darm
o Peristaltiek tijdens slikken: extrinsiek
Bulbair slikcentrum ->> dwarsgestreepte (prox 1/3) en longitudinale (dist 2/3 oesoph)
Relaxatie onderste oesophagale sfincter (bulbair centrum, vagale activatie of NANC, NO of VIP)
NANC = non-adrenerge non-cholinerge neuronen
Ftie bovenste slokdarmsfincter: lucht ->> maag
Ftie onderste slokdarmsfincter en hoek van His: reflux
Oesphagale manometrie: druk in slokdarm meten
o Tonus bovenste slokdarmsfincter w neurogeen geregeld (verdwijnt na denervatie)
No: rusttonus (voorkomt aerofagie)
Als beschadigd -> lagere tonus
o Intraoesophagale druk ≈ druk in thorax
o Tonus onderste slokdarsfincter is myogeen (verdwijnt niet na denervatie)
Transcient lower oesophageal sphincter relaxations (TLOSR)
o Geen reactie op slikken-> beetje reflux maag ->> oesophagus
o Slokdarm vangt dit op door secundaire contracties
o Bij veel voorkomen: oesophagus kan niet compenseren -> reflux
o Behandeling: maagzuurremmers (maagzuur onderdrukken)
Oesophagale contracties
o Primaire contracties
Deel van slikken
Sequentieel
Effect van transport hangt af van bolus en persoon
“Water proof” werkt ook bij handstand in de juiste richting
o Secundaire contracties
Reactie op prikkeling mucosa in slokdarm
Sequentieel
Cf supra
Niet door pharyngeale fase
o Tertiaire contracties
= ongewenste slokdarmcontracties, soort spasme reactie (vb drinken ijskoud water)
Niet door pharyngeale fase
Niet sequentieel
En bloc contractie van spieren
Achalasie
o Vaak verward met reflux
o Drukgolf te klein en onderste slokdarmsfincter opent moeilijk -> voedsel blijft in slokdarm zitten
o Primaire contracties verstoord door dysftionele myenterische plexus
o Behandelen: ballonnetje opent onderste slokdarmsfincter
Pt voor de rest van leven maagzuurremmers
2.2.3 Speekselproductie (salivation)
Secretoire cellen liggen rond lumen (= acinus) en w gemodificeerd door afvoerwegen
3 grote speekselklieren (parotis, submandibulaire en sublinguale) (95% speeksel)
o Parotis: sereus (waterig)
, o Sublinguale: muceus
o Submandibulaire: serieus en muceus
Salivon: secreterend deel
Acinus: afvoerend deel (ductus) en productie ew’en
o Mucine glycoproteïnen (glijmiddel), amylase, lipase en kallikreïne
(vasodilatatie van speekselklieren) antimicrobiële activiteit
Muceuze klier: afgeplatte kern
Sereuze klier: ronde kern
Contractie myo-epitheliale cellen -> secreet in lumen geduwd
2.2.3.1 Samenstelling van speeksel
Basale speekselsecretie: H₂O en NaCl (hypotoon, tijdens niet-eten)
o H₂O en NaCl w terug opgenomen
Gestimuleerde speekselsecretie (bij voedsel zien of ruiken -> speekselprod ↑)
o Onvoldoende tijd voor reabsorptie H₂O en NaCl
o Isotoon, verhoogde pH door HCO₃⁻ secretie
Enzymen pancreas = noodzakelijk voor vertering
Kallikreïne (deel van speeksel) ->> interstitium bij ↑ speekselsecretie -> omzetting globuline w-> bradikinine (=
bel vasodilatator) -> ↑ speekselsecretie
Speeksel bevat ook inflammatoire componenten (zie gebruik bij testen ziekte)
2.2.3.2 Functie van speeksel
Enzymen (verwaarloosbare ftie bij vertering)
o Amylase (α1,4bindingen) (kan eventueel klein beetje helpen bij vertering zetmeel)
o Lipase
Muceuze glycoproteïnen: lubrificatie -> gemakkelijker slikproces
Hygiëne >>>>
o Preventie van tandbederf
o Behoud bacteriële flora in mond (bact infecties id mond kan -> uitstellen operatie)
o Doorspoelen van achtergebleven voedsel
o HCO₃⁻ buffer tegen organische zuren
Stemvorming en vochtbalans
Smaakvorming
Xerostomie (= droge mond) -> chronische infecties slijmvlies en tandbederf
Onvoldoende vochtinname: snel droge mond -> hypothalamus dorstgevoel
2.2.3.3 Regulatie van speekselvorming
Door autonoom zst
PS
o Stimuleert speekselvorming (en kallikreïne)
o Inn ook bv’en van speekselklieren via ACh en VIP (enige bv’en die PS Inn zijn)
o Patho PS -> ↓ speekselsecretie -> droge mond
Beh door muscarine agonisten of cholinergica
Anticholinergica -> droge mond
OS
o Kleine stimulatie speekselsecretie
o Geen invloed als deze wegvalt
o Stimulatie acinus (β-recept)
o Stimulatie bloedvaten (α-recept) -> VC